Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij A 1],
[partij A 2],
advocaat: mr. M. van Lith te ’s-Hertogenbosch,
[partij A 3],
te [woonplaats 3], hierna te noemen [partij A 3],
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de producties 1 tot en met 4 van mr. Wolfs;
- de producties 5 tot en met 13 van mr. Van Lith;
- de conclusie van antwoord in kort geding, tevens houdende conclusie van eis in reconventie met producties 1 tot en met 10;
- de mondelinge behandeling van 21 juli 2023 en de op die zitting door partijen voorgedragen pleitnota’s.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
5.4. Hiermee wordt toegekomen aan de vraag of aanleiding bestaat tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest. [partij A] leggen aan die vordering samengevat het volgende ten grondslag. Het arrest bevat meerdere juridische misslagen, nu het hof onder meer heeft miskend dat [partij A 2] beschikkingsbevoegd was ten aanzien van haar onverdeelde aandeel in de woning, dat de pauliana slechts een relatieve nietigheid betreft jegens [partij B] en dat een retro-overdracht geen rechtsgevolg is van een vernietiging op grond van pauliana. Het hof heeft ook geen acht geslagen op de tussen [partij A 3], [partij A 2] en [partij A 1] gesloten huurovereenkomst en heeft de devolutieve werking miskend door te stellen dat onvoldoende is bestreden dat de woning onder de marktwaarde is verkocht. [partij A] zouden ook in een noodsituatie terecht komen indien zij aan het arrest zouden moeten voldoen, omdat dit zou betekenen dat zij € 36.000,00 aan overdrachtsbelasting dienen te betalen en zij dat geld niet hebben. De belangen van [partij A] bij schorsing van de executie van het arrest wegen bovendien zwaarder dan het belang van [partij B] bij voortzetting van die executie, aangezien [partij B] beslag op de woning heeft gelegd en dus geen nadeel zal lijden indien de executie niet wordt voortgezet. Voortzetting van de executie heeft daarentegen grote onomkeerbare gevolgen voor [partij A], nu [partij B] zich wil verhalen op de woning en [partij A 3] en [partij A 2] samen met hun eenjarige dochter in die woning wonen en andere woonruimte schaars is. Aangezien [partij B] zich enkel op het onverdeelde aandeel van [partij A 3] in de woning kan verhalen, is het bovendien praktisch onmogelijk om tot daadwerkelijke executie over te gaan, zeker ook gelet op de met betrekking tot de woning bestaande huurovereenkomst.