ECLI:NL:RBOVE:2023:2998

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
C/08/288214 / HA ZA 22-394
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen eigenaren van chalets en vereniging over besluiten betreffende gebruiksregels en beperkingen op recreatiepark

In deze zaak hebben drie eigenaren van chalets op een recreatiepark een rechtszaak aangespannen tegen de vereniging van het park. De eisers betwisten verschillende besluiten die door de vereniging zijn genomen, waaronder een verbod op het stoken van hout en beperkingen op het aantal huisdieren. De eisers stellen dat deze besluiten nietig zijn omdat ze in strijd zijn met de wet en de statuten van de vereniging, of dat ze vernietigbaar zijn op grond van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank heeft op 19 juli 2023 uitspraak gedaan en de vorderingen van de eisers grotendeels afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de meeste besluiten van de vereniging binnen de doelstellingen van de vereniging vallen en dat de vereniging in redelijkheid tot deze besluiten heeft kunnen komen. Echter, het besluit dat één eigenaar niet meer dan twee chalets in eigendom mag hebben, werd nietig verklaard, omdat dit in strijd is met de statuten van de vereniging. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/288214 / HA ZA 22-394
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
eisende partijen,
hierna te noemen: [eisers] , als ook samen te noemen [eisers] ,
advocaat: mr. G.J. Hollema te Almelo
tegen
de vereniging
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de vereniging,
advocaat: mr. L.A.M. [naam 2] te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, tevens houdende vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, uitgebracht op 3 november 2022,
- de conclusie van antwoord,
- de brief van de rechtbank van 2 januari 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte met nadere producties 7 tot en met 13 aan de kant van [eisers] ,
- de akte met nadere producties 11 tot en met 20 aan de kant van de vereniging,
- de mondelinge behandeling van 27 maart 2023, waarbij partijen zijn verschenen en waarvan aantekeningen zijn gemaakt door de griffier,
- spreekaantekeningen van beide kanten,
- de akte van de vereniging,
- de akte van [eisers]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Inleiding en korte samenvatting
2.1.
[eisers] zijn eigenaar van chalets op het recreatiepark [gedaagde] . In deze procedure komen zij op tegen besluiten van de vereniging. Volgens [eisers] zijn bepaalde besluiten, bijvoorbeeld een verbod om hout te stoken en om meer dan één huisdier te hebben, nietig vanwege strijd met de statuten van de vereniging of met de wet, dan wel vernietigbaar vanwege strijd met de redelijkheid en billijkheid.
2.2.
De rechtbank wijst de vorderingen van [eisers] grotendeels af. Kort gezegd is naar het oordeel van de rechtbank één van de door [eisers] bestreden besluiten van de vereniging in strijd met de statuten van de vereniging, de overige niet. Evenmin zijn die overige besluiten in strijd met de wet. Die besluiten vallen naar het oordeel van de rechtbank namelijk binnen het doel van de vereniging zoals dat in de statuten is opgenomen en omdat de besluiten daarnaast zien op de interne verhouding binnen de vereniging, is er geen sprake van met de wet strijdige besluiten. De rechtbank is verder van oordeel dat de vereniging in redelijkheid tot (drie van de acht) genomen besluiten heeft kunnen komen, zodat evenmin sprake is van vernietigbare besluiten.
2.3.
Dit verkort weergegeven oordeel zal hierna worden gemotiveerd.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] aan de [adres] is een recreatiepark van [nummer 5] kavels met daarop [nummer 6] chalets. De chalets zijn bij de eigenaren in volle eigendom. De wegen, de visvijver, het zwembad, de tennisbaan, het hoofdgebouw, de poorten, de slagboominstallatie, de parkeerplaats en de groenvoorziening zijn in mandelige eigendom van alle eigenaren tezamen. Het beheer van de mandelige zaken is opgedragen aan de vereniging.
3.2.
In de statuten van de vereniging staat onder meer de volgende bepaling:
Artikel 1
(…)
3. in de statuten wordt bedoeld met:
(…)
c. eigenaar: een natuurlijk persoon, de natuurlijke personen of rechtspersoon, die één of meer kavels in volle eigendom heeft/hebben of van één of meer kavels krachtens een ander zakelijk recht het genot heeft.
DOEL
Artikel 2
1. Het doel van de vereniging is het bevorderen van de gemeenschappelijke belangen van de leden/eigenaren en gebruikers van in het recreatiepark gelegen kavels.
2. De vereniging tracht haar doel onder meer te bereiken door:
a. het beheren, onderhouden en zo nodig vernieuwen van de voor gemeenschappelijk gebruik bestemde zaken, leidingen, rioleringen en andere voorzieningen op, in en aan het recreatiepark (…)
b. het beheren van de zich in het recreatiepark bevindende mandelige zaken;
c. het leggen en bevorderen van onderlinge en persoonlijke contacten;
d. het leggen en bevorderen van een aangenaam en met de omgeving harmoniërend leefklimaat in het recreatiepark’
e. het opstellen van gedragsregels.”
LEDEN EN LIDMAATSCHAP
Artikel 3
1.
leden van de vereniging zijn uitsluitend de eigenaren van één of meer van de in het recreatiepark gelegen kavels. (…)
(…)
5. De eigenaar van een of meer kavels (…)
HET HUISHOUDELIJK REGLEMENT
Artikel 17
de algemene ledenvergadering kan een huishoudelijk reglement en andere reglementen vaststellen.
De reglementen mogen niet in strijd zijn met de wet, ook waar die geen dwingend recht bevat, noch met gemeentelijke verordeningen, noch met de statuten.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 18
Bij overtreding van een der bepalingen van deze statuten (…) zal het bestuur de betrokkene (…) aanspreken op de betreffende overtreding. In het geval het lid en/of gebruiker deze aanzegging niet honoreert. Dan krijgt hij/zij een schriftelijke waarschuwing (…)
Indien de betrokkene geen gevolg geeft aan de waarschuwing kan het bestuur hem een boete opleggen (…)”
3.3.
[eiser 1] en [eiseres] zijn eigenaar van de chalets met nummer [nummer 1] en [nummer 2] . Chalet nummer [nummer 2] wordt door [eiser 1] en [eiseres] verhuurd. Tot voor kort hadden [eiser 1] en [eiseres] ook het chalet met nummer [nummer 3] in eigendom, maar dat chalet hebben zij onlangs verkocht. [eiser 2] is eigenaar van het chalet met nummer [nummer 4] .
3.4.
In het huishoudelijk reglement van de vereniging is opgenomen dat in geval van verhuur van een chalet de huurder een gebruikersverklaring dient in te vullen en in te leveren bij het bestuur van de vereniging. In die gebruikersverklaring worden enkele persoonsgegevens van de huurder opgevraagd. Verder zijn in het huishoudelijk reglement onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“Er is 1 huisdier per chalet toegestaan.
Het zwembad is toegankelijk voor de leden (met hun familie) en voor huurders, mits deze aangemeld zijn bij het bestuur middels de gebruikersverklaring.
Maximaal 4 personen per chalet toegestaan (…)
Eén eigenaar mag niet meer dan twee chalets in zijn/haar bezit hebben.
Het bestuur heeft het recht om na één of twee waarschuwing(en), al naar gelang de ernst van de overtreding, de slagboom- en/of zwembadpas voor een week te blokkeren van het betreffende chalet. (…)
3.5.
De algemene ledenvergadering van de vereniging (hierna: de alv) heeft op 4 juni 2022 besloten de volgende bepaling in het huishoudelijk reglement op te nemen:
“Op dit park is het niet toegestaan handel te drijven of een bedrijf in te schrijven bij de Kamer van Koophandel, verkoopaffiches of reclame uitingen aan te plakken. Onder handel drijven wordt onder meer verstaan het vestigen van een bedrijf op het park en het aanbieden van diensten.”
3.6.
Op 4 juni 2022 heeft de alv van de vereniging eveneens besloten tot een stookverbod op alle op hout gestookte kachels, zoals pelletkachels, houtkachels, open haarden en allesbranders. Daarbij is een overgangstermijn in acht genomen tot 5 november 2022 om de eigenaren de mogelijkheid te geven de voorraad brandstof op te maken.
3.7.
Bij brief van 13 oktober 2022 aan het bestuur van de vereniging heeft [eiser 1] , althans zijn advocaat, het bestuur gesommeerd af te zien van het blokkeren van de slagboompas van [eiser 1] als van een van zijn huurders. Daarnaast geeft [eiser 1] in deze brief te kennen dat hij een procedure tegen de vereniging zal starten om verschillende door het bestuur genomen besluiten aan te vechten.
3.8.
Bij e-mail van 17 oktober 2022 heeft (de advocaat van) het bestuur van de vereniging gereageerd op de brief van [eiser 1] . Hierin geeft het bestuur onder meer aan dat hij de incasso van eventueel verbeurde boetes zal opschorten tot na een uitspraak van de rechter

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vorderen bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv – samengevat – schorsing van het besluit van de vereniging van 4 juni 2022 over het inschrijvingsverbod totdat de bodemrechter onherroepelijk heeft beslist over de rechtsgeldigheid daarvan, althans dat de vereniging tot die tijd geen boetes kan opleggen voor overtreding van dat verbod.
4.2.
In de hoofdzaak vorderen [eisers] – kort samengevat en na wijziging van eis – een verklaring voor recht dat de besluiten van de vereniging met betrekking tot het inschrijvingsverbod, de gebruikersverklaring en het verbod om hout te stoken nietig zijn, dan wel vernietiging van deze besluiten. Daarnaast vorderen [eisers] een verklaring voor recht dat een vijftal door de vereniging genomen besluiten nietig zijn vanwege strijd met de wet of de statuten. Ten slotte vorderen [eisers] veroordeling van de vereniging in de proceskosten.
4.3.
De vereniging voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Het verzoek om een voorlopige voorziening
5.1.
Gelet op het feit dat de vereniging iedere vorm van handhaving in verband met overtreding van het inschrijvingsverbod heeft opgeschort totdat in deze procedure eindvonnis is gewezen, is het belang van [eisers] bij de door hen gevraagde voorlopige voorziening komen te vervallen. De rechtbank wijst de gevraagde voorziening om die reden af. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
In de hoofdzaak
5.2.
In de hoofdzaak vorderen [eisers] een verklaring voor recht dat een achttal door de vereniging genomen besluiten nietig zijn, en ook vernietiging van drie van die acht besluiten. De rechtbank zal hierna de vorderingen ten aanzien van de betreffende besluiten individueel boordelen.
Het inschrijvingsverbod (het verbod om handel te drijven)
5.3.
[eisers] hebben zich op het standpunt gesteld dat het besluit van de vereniging tot het opnemen van het inschrijvingsverbod in het huishoudelijk reglement nietig is vanwege strijd met de wet en de statuten van de vereniging. Daartoe hebben [eisers] aangevoerd dat de vereniging enkel en alleen gaat over het gebruik en beheer van de mandelige zaak, en niet over wat er op de erven, de kavels met chalets, gebeurt. Daarnaast hebben [eisers] zich op het standpunt gesteld dat het besluit vernietigbaar is op grond van de redelijkheid en billijkheid, omdat het inschrijven van een onderneming van een eigenaar of huurder van een chalet op het park geen nadelig effect heeft op het park.
5.4.
De vereniging heeft betwist dat het besluit van de vereniging tot het opnemen van het inschrijvingsverbod nietig is, en daartoe kort gezegd aangevoerd dat de vereniging een veel breder doel heeft dan alleen het beheer van de mandelige zaken. Ten aanzien van de gevorderde vernietiging heeft de vereniging ten eerste aangevoerd dat de vervaltermijn voor het instellen van die vordering is verstreken. Daarnaast heeft de vereniging betwist dat het besluit vernietigbaar is omdat, kort gezegd, de vereniging wel degelijk overlast ondervindt van het ingeschreven staan van bedrijven op het park.
5.5.
Wat betreft de nietigheid overweegt de rechtbank als volgt. [eisers] worden niet gevolgd in hun stelling dat de vereniging enkel en alleen gaat over het gebruik en beheer van de mandelige zaak, en niet over wat er op de erven, de kavels met chalets, gebeurt. Uit de statuten van de vereniging blijkt namelijk dat de vereniging ook het bevorderen van een aangenaam leefklimaat op het park als doel heeft. De vereniging heeft aangevoerd dat het inschrijven van een bedrijf op een adres op het park bijvoorbeeld invloed kan hebben op het aantal mensen dat op het park komt en op het aantal auto’s dat er op het park geparkeerd staan. Naar het oordeel van de rechtbank valt het inschrijvingsverbod daarmee binnen de doelstelling van de vereniging. Van nietigheid vanwege strijd met de statuten van de vereniging is dan ook geen sprake.
5.6.
[eisers] hebben daarnaast aangevoerd dat het inschrijvingsverbod in strijd is met de wet, namelijk met artikel 10 van de Grondwet, artikel 5:1 BW en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Doordat het besluit met die bepalingen in strijd is moet het besluit geacht worden in strijd te zijn met de goede zeden en openbare orde als bedoeld in artikel 3:40 lid 1 BW, aldus [eisers] De vereniging heeft betwist dat het besluit in strijd is met de wet, en daartoe gesteld dat strijd met de wet ziet op wettelijke bepalingen met betrekking tot het vennootschapsrecht. Van strijd met de openbare orde en goede zeden is volgens de vereniging zelden sprake en is dit door [eisers] bovendien niet onderbouwd.
5.7.
De rechtbank overweegt als volgt. In beginsel ziet artikel 2:14 BW niet op wettelijke bepalingen buiten het rechtspersonenrecht. Een besluit van een rechtspersoon kan evenwel nietig zijn vanwege strijd met wettelijke bepalingen buiten het rechtspersonenrecht, maar dan op grond van artikel 3:40 BW. Dat wetsartikel hebben [eisers] aan hun vordering ten grondslag gelegd, in samenhang met artikel 10 Grondwet, artikel 5:1 BW en artikel 8 EVRM. De rechtbank volgt [eisers] daarin echter niet. De hiervoor genoemde wettelijke normen waarop [eisers] zich beroepen, zien namelijk op het externe rechtsverkeer, terwijl het inschrijvingsverbod slechts ziet op de rechtsverhouding tussen de leden van de vereniging van het park onderling. Met andere woorden raakt dit besluit niet de openbare orde, zodat er ook geen sprake kan zijn van een besluit dat in strijd is daarmee. Gelet daarop is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een besluit dat in strijd is met wet.
5.8.
Wat betreft de vordering tot vernietiging van het besluit overweegt de rechtbank als volgt. Als meest verstrekkende verweer heeft de vereniging aangevoerd dat het recht om deze vordering in te stellen is vervallen op grond van artikel 2:15 lid 5 BW. Daar gaat de rechtbank niet in mee. De vereniging heeft weliswaar aangevoerd dat het verbod om handel te drijven op het park al vanaf 1999 in het huishoudelijk reglement is opgenomen, maar waar het [eisers] in deze procedure om te doen is, namelijk het inschrijvingsverbod, is pas op 4 juni 2022 in het huishoudelijk reglement opgenomen. Sindsdien zijn nog geen twee jaren verstreken, zodat het recht van [eisers] om vernietiging van dit besluit te vorderen nog niet is vervallen.
5.9.
Wat betreft de inhoudelijke beoordeling overweegt de rechtbank als volgt. Vooropgesteld wordt dat de rechter op grond van vaste jurisprudentie terughoudend moet beoordelen of de vereniging bij het nemen van het besluit alle in aanmerking komende belangen naar redelijkheid en billijkheid heeft afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen (zie het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9145). De achtergrond van deze terughoudende (ook wel genoemd: marginale) toets is dat rechtspersonen als uitgangspunt beleidsvrijheid hebben. Er mag daarom niet te snel worden aangenomen dat een orgaan van een rechtspersoon een besluit ten onrechte heeft genomen.
5.10.
Met de hiervoor genoemde maatstaf in gedachten is de rechtbank van oordeel dat het inschrijvingsverbod niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Voor dit oordeel is het volgende van belang. De vereniging heeft toegelicht waarom zij het inschrijvingsverbod in het leven heeft geroepen. Zo heeft de vereniging uitgelegd dat de huurder van chalet nummer [nummer 2] op het park staat ingeschreven als autohandelaar, en dat de overige leden als gevolg daarvan overlast ervaren van een groot aantal geparkeerde auto’s op het park. Ook heeft de vereniging uitgelegd dat er in het verleden een escortbureau op het park ingeschreven heeft gestaan. De vereniging heeft het bestaande handelsverbod daarom verder willen inkleuren met het inschrijvingsverbod. Hierover is vervolgens gestemd tijdens de alv en het inschrijvingsverbod is met een meerderheid van stemmen tot stand gekomen. Het is de rechtbank, gelet hierop, niet gebleken dat de vereniging in redelijkheid niet tot dit besluit heeft kunnen komen. Dit geldt te meer nu is gebleken dat [eisers] niet bij de vergadering van 4 juni 2022 aanwezig zijn geweest, dan wel dat zij de vergadering voortijdig hebben verlaten en niet aan de stemming hebben deelgenomen. Dat de vergadering volgens [eisers] een ‘heksenketel’ is waar het niet vriendelijke aan toe gaat, maakt dit niet anders. De vereniging heeft namelijk onweersproken gesteld dat leden voorafgaand aan de vergadering, naar aanleiding van de agenda, een tegenvoorstel kunnen doen en ook dat iedereen tijdens de vergadering de kans krijgt zijn of haar zegje te doen.
5.11.
Dat de vereniging heeft erkend dat van het hebben van een postadres op het park geen hinder wordt ondervonden, maakt het oordeel van de rechtbank ten slotte niet anders. Het gaat erom of het besluit in redelijkheid genomen kon worden, en dat is zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen het geval. De terughoudende toets van de rechtbank leidt er ook toe dat de omstandigheid dat een ander besluit wellicht beter zou zijn geweest, wat bijvoorbeeld voor de mogelijkheid van het hebben van een postadres op het recreatieparkgezegd kan worden, maakt niet dat het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
5.12.
Gelet op het voorgaande worden de vorderingen met betrekking tot het inschrijvingsverbod afgewezen.
De verplichte gebruikersverklaring
5.13.
[eisers] hebben zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat het besluit van de vereniging tot het verplichten van een gebruiksverklaring in het geval van verhuur van een chalet nietig is omdat het in strijd is met de Algemene Verordening Persoonsgegevens (AVG). De vereniging heeft dit betwist door kort gezegd te stellen dat zij de gebruiksverklaring in samenspraak met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft opgesteld .
5.14.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [eisers] onvoldoende onderbouwd dat dit besluit in strijd is met de AVG, en dus nietig is. Hiervoor is het volgende van belang. [eisers] hebben aangevoerd dat de gebruikersverklaring in strijd is met artikel 6 lid 1 sub a van de AVG. Deze specifieke bepaling van de AVG noemt echter een voorwaarde waaronder verwerking van persoonsgegevens rechtmatig zou kunnen zijn, namelijk kort gezegd indien de betrokkene daarvoor toestemming heeft gegeven. De rechtbank begrijpt het standpunt van [eisers] aldus dat de vereniging geen toestemming heeft gevraagd voor de gebruikersverklaring, en dat de gebruikersverklaring om die reden in strijd is met de AVG. Hoewel door de vereniging niet betwist is dat er geen toestemming is gevraagd voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de gebruikersverklaring, heeft zij aangevoerd dat er voor de verwerking van persoonsgegevens een gerechtvaardigd belang is. Daartoe heeft de vereniging aangevoerd dat zij de persoonsgegevens van huurders nodig heeft in het geval van calamiteiten, voor postbezorging en voor het goed kunnen beheren van de mandelige eigendommen. [eisers] hebben dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende weersproken. [eisers] hebben weliswaar aangevoerd dat in het geval van een calamiteit er ook bij een chalet kan worden aangebeld, maar dat is geen betwisting van het door de vereniging aangevoerde rechtmatig belang. [eisers] verwijzen daarnaast weliswaar naar de e-mailcorrespondentie tussen mr. [naam 1] en mr. [naam 2] , waarin door mr. [naam 1] namens leden van de vereniging kort gezegd het standpunt is ingenomen dat het rechtmatig belang door de vereniging niet is aangetoond, maar dit maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. In deze procedure zijn [eisers] de eisende partijen. Zij dienen te stellen, en zo nodig te bewijzen, waarom voor wat deze vordering betreft er sprake is van een besluit dat in strijd is met de AVG. Het lag dan ook op de weg van [eisers] om te stellen dat er geen rechtmatig belang is, of dat de belangen van diegene wiens persoonsgegevens worden verwerkt zwaarder wegen dan het rechtmatig belang. Dit hebben [eisers] niet gedaan. Zij hebben enkel verwezen naar een e-mailwisseling waarin het rechtmatig belang betwist wordt en waarin de vereniging wordt verzocht het rechtmatig belang aan te tonen. Dat is onvoldoende. Dat het besluit in strijd is met de AVG is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende door [eisers] onderbouwd.
5.15.
Voor wat betreft de vordering tot vernietiging van het besluit overweegt de rechtbank als volgt. Als meest verstrekkende verweer heeft de vereniging aangevoerd dat het recht om deze vordering in te stellen is vervallen op grond van artikel 2:15 lid 5 BW, omdat de gebruikersverklaring volgens de vereniging al in het huishoudelijk reglement van 2010 opgenomen stond. De rechtbank volgt de vereniging hierin niet. Vaststaat namelijk dat de gebruikersverklaring qua inhoud aanzienlijk is gewijzigd tijdens de vergadering van 4 juni 2022. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden gezegd dat het om hetzelfde besluit gaat, zodat het beroep van de vereniging op de vervaltermijn wordt verworpen.
5.16.
Dan de inhoudelijke beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank, waarbij zoals hiervoor is overwogen terughoudendheid in acht moet worden genomen, is er geen sprake van een besluit dat in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Voor dit oordeel is van belang dat de vereniging heeft toegelicht waarom zij een gebruikersverklaring voor huurders hanteert. Daarnaast blijkt uit het feit dat de vereniging hierover contact heeft gezocht met de Autoriteit Persoonsgegevens en dat zij suggesties van die autoriteit ter harte heef te genomen door de nodige aanpassingen te doen, dat de vereniging zorgvuldig te werk is gegaan. Verder is voor dit oordeel van belang dat niet gesteld of gebleken is dat de besluitvorming niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Gelet hierop is er geen sprake van een besluit dat in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
5.17.
Gelet op het voorgaande worden de vorderingen met betrekking tot de gebruikersverklaring afgewezen.
Toegang tot het zwembad
5.18.
[eisers] vorderen een verklaring voor recht dat het besluit van de vereniging op grond waarvan de toegang tot het zwembad afhankelijk is gesteld van de gebruikersverklaring nietig is. Aangezien [eisers] hetzelfde aan deze vordering ten grondslag hebben gelegd als bij hun vordering ten aanzien van de gebruikersverklaring wijst de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ook deze vordering af.
Eén huisdier per chalet
5.19.
Wat betreft de nietigheid vanwege strijd met de statuten is de rechtbank van oordeel dat ook dit besluit binnen het doel van de vereniging valt. De vereniging heeft namelijk aangevoerd dat chaleteigenaren overlast hebben ervaren van katten, honden, kippen en een haan. Dat ziet op de leefbaarheid op het park. Van nietigheid vanwege strijd met de statuten van de vereniging is dan ook geen sprake.
5.20.
Wat betreft nietigheid vanwege strijd met de wet overweegt de rechtbank dat ook voor dit besluit geldt dat het ziet op de rechtsverhouding tussen de leden van de vereniging, en dus niet op het externe rechtsverkeer. Er is om die reden naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van strijd met de openbare orde of goede zeden vanwege strijd met de door [eisers] in dit kader genoemde wettelijke bepalingen.
5.21.
Gelet op het voorgaande zal de gevraagde verklaring voor recht met betrekking tot dit besluit worden afgewezen.
Eén eigenaar mag niet meer dan twee chalets in bezit hebben
5.22.
[eisers] hebben zich op het standpunt gesteld dat dit besluit nietig is vanwege strijd met de statuten, onder meer omdat in artikel 1 van de statuten – kort gezegd – staat dat alleen eigenaars van één of meerdere kavels leden van de vereniging kunnen zijn.
5.23.
De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 1 lid 3 sub c van de statuten staat dat met een eigenaar wordt bedoeld
“een natuurlijk persoon, de natuurlijke personen of rechtspersoon, die één of meer kavels in volle eigendom heeft/hebben of van één of meer kavels krachtens een ander zakelijk recht het genot heeft.”In artikel 3 lid 1 van de statuten staat:
“leden van de vereniging zijn uitsluitend de eigenaren van één of meer van de in het recreatiepark gelegen kavels.”(…)En in lid 5 van artikel 3 van de statuten begint met
“De eigenaar van een of meer kavels (…)”. De rechtbank is van oordeel dat deze bepalingen in de statuten expliciet de ruimte laten voor een natuurlijk persoon of rechtspersoon om meerdere kavels in eigendom te hebben. Daarnaast blijkt uit deze bepalingen dat het hebben van meerdere kavels in eigendom geen beletsel is om lid te zijn van de vereniging. Dit maakt dat het door de vereniging genomen besluit in strijd is met de statuten van de vereniging, en dus op grond van artikel 2:14 lid 1 BW nietig is. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
Het houtstookverbod
5.24.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit besluit niet in strijd met de statuten, gelet op het doel van de vereniging. De vereniging heeft vele verklaringen van chaleteigenaars overgelegd waaruit blijkt dat zij overlast van houtkachels ervaren. Dit ziet op de leefbaarheid van het park, waardoor de genomen besluiten naar het oordeel van de rechtbank onder de doelstelling van de vereniging vallen. Van een besluit dat in strijd is met de statuten is dan ook geen sprake.
5.25.
Wat betreft nietigheid vanwege strijd met de wet overweegt de rechtbank dat ook voor dit besluit geldt dat het ziet op de rechtsverhouding tussen de leden van de vereniging, en dus niet op het externe rechtsverkeer. Van een besluit dat in strijd is met de openbare orde of goede zeden is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
5.26.
Voor wat betreft de vordering tot vernietiging overweegt de rechtbank als volgt. Bij de beoordeling hiervan gaat het erom of de belangen van [eisers] dusdanig hun belangen zijn geschaad dat de vereniging in redelijkheid niet tot het besluit had kunnen komen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Hiervoor is van belang dat uit de vele verklaringen van leden van de vereniging blijkt dat een verbod op het stoken van hout op het park breed wordt gedragen. Gelet daarop behoefde de vereniging ook geen speciaal onderzoek naar de overlast in te stellen, zoals door [eisers] is aangevoerd. Ook is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen. Zo is het voorgenomen besluit geagendeerd, besproken tijdens de vergadering en met een meerderheid van stemmen aangenomen. Die vergadering hebben [eisers] zoals hiervoor al is overwogen, voortijdig verlaten. Tijdens de zitting hebben zij bovendien geen verklaring kunnen geven voor het feit dat zij naar aanleiding van de agenda van de vergadering geen tegenvoorstel hebben ingediend, althans hun bedenkingen tegen het voorgenomen besluit kenbaar hebben gemaakt, waardoor daarmee geen rekening kon worden gehouden.
5.27.
Gelet op het voorgaande worden de vorderingen met betrekking tot het houtstookverbod afgewezen.
Maximaal 4 personen per chalet
5.28.
Volgens [eisers] is dit besluit in strijd met de statuten, aangezien de vereniging enkel gaat over het beheer van de mandelige zaken en niet over wat er op de kavels gebeurt. De vereniging heeft dit betwist door te stellen dat in het verleden een chalet aan arbeidsmigranten is verhuurd en dat er op dat moment tot wel 10 mensen in dat chalet aanwezig waren, wat tot overlast op het park heeft gezorgd. Dit ziet op de leefbaarheid van het park. Naar het oordeel van de rechtbank valt het genomen besluit onder de doelstelling van de vereniging, zodat van een besluit dat in strijd is met de statuten geen sprake is.
5.29.
Wat betreft nietigheid vanwege strijd met de wet overweegt de rechtbank dat ook voor dit besluit geldt dat het ziet op de rechtsverhouding tussen de leden van de vereniging, en dus niet op het externe rechtsverkeer. Van een besluit dat in strijd is met de openbare orde of goede zeden is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
Het blokkeren van de slagboom- en/of zwembadpas
5.30.
[eisers] hebben zich op het standpunt gesteld dat dit besluit in strijd is met de statuten omdat, zo begrijpt de rechtbank, de vereniging op basis van de statuten enkel bevoegd is een boete op te leggen. De rechtbank volgt [eisers] hierin niet. De boetebepaling van artikel 18 van de statuten ziet op overtreding van een van de bepalingen van de statuten. Het blokkeren van de slagboom- en/of zwembadpas is een maatregel die de vereniging kan opleggen bij overtreding van het huishoudelijk reglement. [eisers] hebben niet gesteld, laat staan onderbouwd, waarom de statuten een dergelijke maatregel in het huishoudelijk reglement niet toestaan. Gelet hierop hebben [eisers] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een besluit dat in strijd is met de statuten.
5.31.
[eisers] hebben verder aangevoerd dat de boetebepaling in de statuten, artikel 18 lid 2 van de statuten, als ook de boetebepaling in het huishoudelijk reglement oneerlijke bedingen zijn in het kader van het (Europese) consumentenrecht. Hierover kan de rechtbank kort zijn. Er is geen sprake van een overeenkomst, maar van statuten en van een huishoudelijk reglement. Daarnaast hebben [eisers] onvoldoende onderbouwd waarom volgens hun het consumentenrecht van toepassing is. De enkele stelling van [eisers] dat een natuurlijk persoon die een woonruimte huurt of die eigenaar is van een appartement als consument kwalificeert, is daarvoor in ieder geval onvoldoende. Aan deze stelling van [eisers] gaat de rechtbank dan ook voorbij.
Conclusie
5.32.
De rechtbank zal de vorderingen van [eisers] afwijzen.
5.33.
Gelet op de verhouding tussen partijen ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
In de voorlopige voorziening
6.1.
wijst de vordering af,
In de hoofdzaak
6.2.
verklaart voor recht dat het besluit van de vereniging inhoudende dat één eigenaar niet meer dan twee chalets in eigendom mag hebben, nietig is,
6.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023. (wv)