ECLI:NL:RBOVE:2023:3061

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
71/062704-22 (P), 71/ 241653-22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor grootschalige cocaïne-invoer via SkyECC-communicatie

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de grootschalige invoer van cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van de invoer van in totaal 3.400 kilogram cocaïne, verdeeld over meerdere transporten. De verdachte maakte gebruik van SkyECC-berichten om de logistiek van de drugstransporten te coördineren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een spilfunctie vervulde in de organisatie van de drugshandel, waarbij hij in verschillende SkyECC-groepen communiceerde met medeverdachten en chauffeurs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de impact van de cocaïnehandel op de samenleving. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, waaronder de stelling dat de SkyECC-data onrechtmatig verkregen waren. De rechtbank oordeelde dat de gegevens rechtmatig waren verkregen en betrouwbaar als bewijs konden worden gebruikt. De verdachte werd vrijgesproken van een zesde feit, omdat niet bewezen kon worden dat hij betrokken was bij de handelingen na de inbeslagname van de cocaïne.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71/062704-22 (P)
Parketnummer ter terechtzitting gevoegde zaak: 71/ 241653-22
Datum vonnis: 1 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 juli 2023, 11 juli 2023 en 18 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. G. Wilbrink en mr. P.F. Hoekstra (hierna: de officier van justitie) en van wat namens verdachte door zijn raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat in Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van het vonnis nummert de rechtbank de feiten van de zaak met parketnummer 71/062704-22 als feiten 1, 2, 4, 5 en 6 en het feit van de zaak met parketnummer 71/241653-22 als feit 3.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen 998,85 kilogram cocaïne binnen Nederlands grondgebied heeft gebracht en die hoeveelheid cocaïne vervolgens heeft vervoerd;
feit 2:samen met anderen 399 kilogram cocaïne binnen Nederlands grondgebied heeft gebracht en die hoeveelheid cocaïne vervolgens heeft vervoerd;
feit 3:samen met anderen 642,33 kilogram cocaïne binnen Nederlands grondgebied heeft gebracht en die hoeveelheid cocaïne vervolgens heeft vervoerd;
feit 4:samen met anderen 501,1 kilogram cocaïne binnen Nederlands grondgebied heeft gebracht en die hoeveelheid cocaïne vervolgens heeft vervoerd;
feit 5:samen met anderen 897,44 kilogram cocaïne binnen Nederlands grondgebied heeft gebracht en die hoeveelheid cocaïne vervolgens heeft vervoerd;
feit 6:samen met anderen 1.169,56 kilogram cocaïne binnen Nederlands grondgebied heeft gebracht en die hoeveelheid cocaïne vervolgens heeft vervoerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 6 april 2020 tot en met
8 april 2020, te Rotterdam en/of Etten-Leur en/of St. Willibrord en/of Oudenbosch, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer) 998,85 kilogram cocaïne, althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 17 december 2019 tot en met 20 december 2019, te Rotterdam en/of St. Willebrord, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer) 399 kilogram cocaïne, in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 28 januari 2020 tot en met
30 januari 2020, te Rotterdam en/of St. Willibrord, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer) 642,33 kilogram cocaïne, in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 13 februari 2020 tot en met
16 februari 2020, te Rotterdam en/of St. Willibrord, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer) 501,1 kilogram cocaïne, in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 5
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 6 juli 2020 tot en met
12 juli 2020, te Rotterdam en/of Oudenbosch en/of St. Willibrord, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer) 897,44 kilogram cocaïne, althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 6
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met
1 april 2020, te Rotterdam en/of St. Willebrord, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer) 1169,56 kilogram cocaïne, althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir en de daarbij behorende bijlage, op het standpunt gesteld dat de SkyECC-data rechtmatig zijn verkregen en dat de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Formele verweren
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota, het standpunt ingenomen dat de vergaring en de verwerking van de SkyECC-data, waaronder de data die zijn gebruikt in het onderhavige onderzoek, op onrechtmatige wijze is geschied. Als gevolg daarvan dienen deze data te worden uitgesloten van het bewijs, althans, moet worden overgegaan tot een vermindering van de straf met ten minste 50%.
Het betoog van de raadsman houdt in de kern in dat de Hoge Raad, in zijn beslissing van
13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913), de door de rechtbank Noord-Nederland gestelde prejudiciële vragen onjuist heeft beantwoord. De raadsman heeft bepleit dat artikel 31
EOB-richtlijn niet enkel voorziet in het waarborgen van soevereiniteit en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft als de interceptie van communicatie van SkyECC-gebruikers feitelijk op Nederlands grondgebied plaatsvindt. De rechtmatigheid van de interceptie van de SkyECC-data van gebruikers in Nederland dient dus op basis van Nederlands recht te worden beoordeeld. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de IP-tap op de server van SkyECC voor de verkrijging van de data van Nederlandse SkyECC-gebruikers en de verwerking daarvan op onrechtmatige wijze is geschied, vanwege strijdigheid met de artikelen 7 en 8 juncto 52 lid 1 van Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest), omdat de informatievergaring zich niet heeft beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is en daaromtrent niet voldoende waarborgen waren gesteld.
Materiële verweren
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de conclusies van de politie en het Openbaar Ministerie ten aanzien van de identificatie van verdachte als de gebruiker van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3]
te kort door de bocht” zijn en dat, zelfs al zou identificatie leiden tot de vaststelling dat verdachte op enig moment de gebruiker was van één van de accounts, daarmee niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de gebruiker was van de accounts in de ten laste gelegde pleegperioden. Als gevolg daarvan kan niet worden vastgesteld dat verdachte de persoon was die berichten heeft gestuurd ter zake de aan hem verweten transporten. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat de berichten niet in de juiste context kunnen worden beoordeeld, omdat een deel ervan nog niet ontsleuteld is.
Indien en voor zover de rechtbank tot het oordeel zou komen dat verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van de aan hem toegeschreven SkyECC-accounts, heeft de raadsman het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van de feiten 1 en 5 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 3 en 6, onder verwijzing naar het zogenoemde Kokosnootarrest van de Hoge Raad, betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat de handelingen die verdachte heeft verricht, hebben plaatsgevonden voordat de cocaïne in beslag werd genomen. Handelingen die werden verricht nadat de verdovende middelen in beslag werden genomen kunnen niet meer strekken tot de invoer of het verdere vervoer en de overdracht van die verdovende middelen.
Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 6 heeft de raadsman voorts betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van medeplegen. De nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen ontbrak steeds en de bijdrage van verdachte was steeds van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De rechtmatigheid van de vergaring en de verwerking van de SkyECC-data
Feitelijke gang van zaken rondom de SkyECC-tap
In het onderzoek 26Mapleton is informatie verkregen uit het onderzoek 26Argus dat zich richtte op (gebruikers van) SkyECC. Het bedrijf SkyECC bood voorgeprogrammeerde toestellen aan, met daarop functionaliteiten voor diverse vormen van communicatie en de automatische vernietiging daarvan. De toestellen werden volledig anoniem en alleen tegen contante betaling of betaling via cryptovaluta verhandeld.
De server die SkyECC gebruikte bevond zich in Roubaix (Frankrijk) bij het bedrijf [bedrijf 1] .
Samen met de Belgische autoriteiten heeft Nederland een verkennend overleg gehad met Frankrijk, om een toelichting te geven op het nog uit te vaardigen Europees onderzoeksbevel (hierna: EOB) en om helderheid te krijgen over de vraag of Frankrijk de onderzoeken zou kunnen verrichten. Op 6 december 2018 heeft Nederland een EOB naar Frankrijk verzonden om daarmee een image te verkrijgen van de servers. Voorafgaand aan het verzenden van deze EOB heeft de rechter-commissaris onder voorwaarden een machtiging verleend voor het door de officier van justitie doen van een vordering als bedoeld in artikel 126ug, tweede lid, Sv. Hiermee kreeg de officier van justitie toestemming voor het maken van een image.
Frankrijk heeft uitvoering gegeven aan het EOB, waarna de Franse officier van justitie een opsporingsonderzoek is gestart, waarbij door de Franse rechter toestemming is verleend voor de interceptie, opname en transcriptie van de communicatie tussen de SkyECC-servers.
Op 24 en 26 juni 2019 hebben de Franse autoriteiten IP-taps geplaatst op twee SkyECC-servers. De data van deze IP-taps zijn op 11 juli 2019 beschikbaar gekomen voor Nederland. Verder is gebleken dat de geïntercepteerde data door de rechter-commissaris in Lille op eigen initiatief zijn overgedragen aan twee Nederlandse officieren van justitie.
Op 13 december 2019 is er tussen Nederland, België en Frankrijk een overeenkomst voor een gemeenschappelijk onderzoeksteam gesloten. Vanaf dat moment heeft Frankrijk de geïntercepteerde data aan het gemeenschappelijk onderzoeksteam, en dus aan Nederland, verstrekt. Binnen dat team hebben Nederlandse technici een techniek ontwikkeld om een kopie te maken van het werkgeheugen van één van de SkyECC-servers, zonder dat die offline zou gaan. Op 14 mei 2020 en 3 juni 2020 heeft Frankrijk deze techniek ingezet. Vervolgens heeft Nederland een techniek ontwikkeld (‘man in the middle’) die het ontsleutelen van het berichtenverkeer mogelijk maakte. Nadat de Franse adviescommissie, die gaat over apparatuur die een inbreuk kan maken op de persoonlijke levenssfeer en briefgeheim, toestemming had gegeven, is deze techniek op 18 december 2020 aangesloten.
Op 11 december 2020 is het onderzoek 26Argus gestart, dat zich richtte op NN-gebruikers van SkyECC. In dat onderzoek hebben rechters-commissarissen onder voorwaarden op
15 december 2020 een machtiging verleend voor het geven van een bevel op grond van artikel 126t Sv (tapmachtiging) en op 7 en 11 februari 2021 voor het geven van een bevel op grond van artikel 126uba Sv (machtiging voor het binnendringen in een geautomatiseerd werk). Verder is er nog door de rechter-commissaris aanvullende toestemming verleend voor inzage in en het gebruik van in- en uitgaande communicatie van steeds een dataset van
Sky-ID’s. Op basis van deze machtigingen zijn de data geanalyseerd en gedeeld met andere onderzoeken.
Een officier van justitie van onderzoek 26Argus heeft op basis van artikel 126dd Sv toestemming gegeven om gegevens uit 26Argus binnen onderzoek 26Mapleton te gebruiken.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
Ten aanzien van het al dan niet van toepassing zijnde (internationale of interstatelijke) vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank, in navolging van hetgeen de Hoge Raad in zijn prejudiciële beslissing van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913) heeft overwogen, als volgt.
Allereerst dient de rechtbank vast te stellen of de toepassing van de opsporingsbevoegdheid heeft plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten of de Nederlandse autoriteiten. De verantwoordelijkheid ligt bij Nederland als onder het gezag van een Nederlandse officier van justitie in het buitenland door Nederlandse opsporingsambtenaren toepassing wordt gegeven aan de hun bij de Nederlandse wet toegekende opsporingsbevoegdheden. De verantwoordelijkheid ligt ook bij Nederland als een zodanige nauwe samenwerking bestaat tussen Nederland en de buitenlandse autoriteiten bij de opsporing dat het gezag daarover feitelijk of in overwegende mate toekomt aan de Nederlandse officier van justitie. Hiervan is geen sprake als de Nederlandse opsporingsambtenaren slechts aanwezig mogen zijn bij de uitvoering van de opsporingshandeling door de buitenlandse autoriteiten of als door Nederland technische assistentie wordt verleend aan de buitenlandse autoriteiten.
Op basis van de hiervoor onder 3.3.1 vastgestelde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat bij de SkyECC-tap sprake is geweest van opsporing in Frankrijk, onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. Dat Nederland technische assistentie heeft verleend aan Frankrijk en dat Nederland de informatie van Frankrijk heeft verkregen door de oprichting van een gemeenschappelijk onderzoeksteam of door het door Nederland uitgevaardigde EOB, doet daar niet aan af. De toepassing van de opsporingsbevoegdheid heeft dan ook niet plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten.
Als de opsporingsbevoegdheid onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten in dat land wordt verricht, waarbij, zoals in dit geval, sprake is van een land dat is aangesloten bij het EVRM, is het niet de verantwoordelijkheid van de Nederlandse strafrechter om de rechtmatigheid van die onderzoekshandelingen te toetsen. Als de rechter dat wel zou doen, levert dat een aantasting op van de soevereiniteit van dat land, in dit geval Frankrijk. Mocht er wel sprake zijn van een schending van enig recht dat wordt gewaarborgd door het EVRM, dan geldt dat de verdachte het recht heeft op een daadwerkelijk rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 EVRM voor een instantie van het betreffende land, in dit geval Frankrijk. Daarom moeten de beslissingen van buitenlandse autoriteiten die aan het onderzoek ten grondslag liggen worden gerespecteerd en moet ervan worden uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht. Dit is alleen anders als in dat land onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daar geldende regels is verricht. Pas dan beoordeelt de rechter aan de hand van de beoordelingsfactoren van artikel 359a, tweede lid, Sv of dit leidt tot een rechtsgevolg.
Europees onderzoeksbevel
Het stelsel van het EOB is gestoeld op het beginsel van wederzijdse erkenning en het daarmee verbonden beginsel van onderling vertrouwen tussen de lidstaten van de Europese Unie. Als een rechter gebruikmaakt van resultaten die met een EOB zijn verkregen, kan de rechter beoordelen of de beslissing om een EOB uit te vaardigen in overeenstemming met de wet is genomen. Als een rechter-commissaris hierover al heeft beslist, kan de rechter nog kijken of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen.
De rechter moet zich echter onthouden van een toetsing van de wijze waarop de resultaten zijn verkregen. Er moet van worden uitgegaan dat in de uitvoerende lidstaat, in dit geval Frankrijk, wordt of kan worden getoetst of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB, wat betreft de aan die bevoegdheid verbonden formaliteiten, rechtmatig is toegepast. Wat betreft het beoordelen van het verkregen materiaal waarborgt de rechter dat het gebruik van dit bewijsmateriaal in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging. Daarbij moet de rechter de ‘overall fairness’ waarborgen.
Artikelen 7 en 8 van het Handvest
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de onderzoekshandelingen en daaruit voortvloeiende resultaten vanwege het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet worden getoetst door de Nederlandse strafrechter. Dat betekent dat de Nederlandse strafrechter ook niet toetst of de inzet van het interceptiemiddel in Frankrijk door de Franse autoriteiten in strijd was met de artikelen 7 en 8 van het Handvest.
Rechtmatigheid SkyECC-data
De rechtbank stelt, op basis van het hiervoor overwogene, vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is op de SkyECC-tap, waardoor ervan moet worden uitgegaan dat Frankrijk het onderzoek rechtmatig heeft verricht, nu door de Franse rechter niet onherroepelijk is vastgesteld dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daar geldende regels is verricht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat de data rechtmatig zijn verkregen.
Betrouwbaarheid SkyECC-data
Vervolgens dient beoordeeld te worden in hoeverre de verkregen en ontsleutelde SkyECC-data betrouwbaar zijn. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft onderzoek gedaan naar de volledigheid en correctheid van SkyECC-berichten die met de zogenaamde Toolboxmethode zijn ontcijferd [1] . Daartoe zijn meerdere decoderingslagen geïdentificeerd en onderzocht. Voor het ontcijferingsproces zijn verschillende encryptiesleutels benodigd, waaronder de privé sleutels van gebruikers, berichtsleutels, groepsberichtsleutels en sessiesleutels. Uit het verkrijgen van leesbare tekst kan afgeleid worden dat de gebruikte sleutels correct waren. Niet alle berichten konden door de onderzoekers worden ontcijferd. Dit niet volledig zijn van leesbare chatberichten in de Toolboxgegevens is onderzocht en de resultaten van dat onderzoek zijn, aldus het NFI, goed verklaarbaar met de veronderstellingen dat 1) van sommige toestellen het end-to-end sleutel materiaal niet beschikbaar is en 2) van sommige chat-groepen het sleutel-materiaal niet beschikbaar is. De interpretatie van het NFI luidt overigens dat áls een ontcijferde representatie van de berichten aanwezig is, dat deze dan ook juist is. Uit de validatie van de tijdregistraties in de berichten in de Toolboxgegevens blijkt dat het tijdstempel van het verzenden van (ontcijferde) berichten een nauwkeurigheid heeft in de orde van één seconde. Het NFI trekt op basis van haar onderzoek de conclusie dat de Toolboxgegevens een correcte weergave van de chatberichten en hun metadata zijn.
Op grond van deze conclusies acht de rechtbank de SkyECC-data betrouwbaar en bruikbaar als bewijsmateriaal.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de SkyECC-verweren strekkende tot bewijsuitsluiting of strafvermindering verwerpt.
3.3.2
Vrijspraak feit 6, zaaksdossier Jetski
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 maart 2020 is er door het Hit and Run Cargo team (hierna: HARC-team) in Rotterdam een container onderschept met daarin 1.169,56 kilogram (netto) cocaïne. De cocaïne werd aangetroffen in een container met containernummer [nummer 1] en is op 27 maart 2020 in beslag genomen. Het exacte tijdstip van inbeslagname volgt niet uit de stukken in het dossier. Inbeslagname heeft in ieder geval niet voor 27 maart 2020 om 00:10 uur plaatsgevonden.
In het dossier is SkyECC-berichtenverkeer opgenomen. De rechtbank stelt vast dat een aantal van de in het dossier opgenomen groepsgesprekken, te weten de groepsgesprekken [code 1] , [code 2] en [code 3] , aan de invoer van de 1.169,56 kilogram cocaïne kan worden gelinkt. De rechtbank stelt ook vast dat die groepsgesprekken actief zijn geworden na 27 maart 2020 om 00:10 uur, dus na de inbeslagname van de cocaïne. Uit het dossier blijkt niet van door verdachte verrichtte handelingen, voorafgaand aan de inbeslagname, die strekten tot de invoer, het verdere vervoer en de overdracht van de cocaïne.
In het Kokosnootarrest [2] is bepaald dat handelingen die worden verricht na de inbeslagneming van de cocaïne, niet kunnen strekken tot de invoer of het verdere vervoer en de overdracht van die cocaïne.
De rechtbank is op grond van het hiervoor overwogene van oordeel dat het onder 6 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en zal verdachte daarvan vrijspreken.
3.3.3
De bewijsmiddelen
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [3]
3.3.4
De identificatie van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3]
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen SkyECC-berichten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat gebruik werd gemaakt van telefoontoestellen waarop de SkyECC-applicatie (app) was geïnstalleerd. De gebruikers van de toestellen hadden de accounts niet op hun eigen naam geregistreerd, maar onder een gebruikersnaam.
De vraag die in deze zaak en de zaken van medeverdachten, al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie het Openbaar Ministerie in het onderzoek 26Mapleton vervolging heeft ingesteld, te identificeren zijn als de gebruikers van de aan ieder van hen toegeschreven SkyECC-accounts.
De SkyECC-berichten in het dossier worden weergegeven in UTC-tijd, wat inhoudt dat het in de periode van 29 maart 2020 tot 25 oktober 2020 (zomertijd) in Nederland twee uren later was dan de weergegeven UTC-tijd en in de periode van 27 oktober 2019 tot
29 maart 2020 (wintertijd) in Nederland een uur later was dan de weergegeven UTC-tijd. Wanneer hierna over tijden wordt gesproken, is dat omgerekend naar de Nederlandse tijd.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] , dat medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] .) gebruik heeft gemaakt van het account [accountnaam 4] , dat medeverdachte
[medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) gebruik heeft gemaakt van de accounts [accountnaam 5] , [accountnaam 6] en [accountnaam 7] en dat medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) gebruik heeft gemaakt van het account [accountnaam 8] .
De identificatie van verdachte als [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] volgt onder meer uit het volgende.
De accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] werden door dezelfde persoon gebruikt. De gebruikersnamen van de drie accounts vertonen opvallende gelijkenissen. Ze verwijzen veelal naar ‘ [alias 1] ’ of een variatie daarop en naar ‘ [alias 2] ’ of een variatie daarop. Daarnaast is een van de gebruikersnamen van het account [accountnaam 1] ‘ [alias 2] new [accountnaam 2] ’ en zijn de SkyECC-accounts opvolgend in gebruik, zij het met enige overlap. [4]
Op 6 april 2020 spreekt [accountnaam 3] om 13:00 uur af met de onbekend gebleven [accountnaam 9] in
“dord”bij
“ [bedrijf 2] ”.Om 13:15 uur heeft de politie een ontmoeting tussen de inzittenden van 2 personenauto’s waargenomen in de parkeergarage van het [bedrijf 2] Hotel in Dordrecht. Verdachte is, samen met medeverdachte [medeverdachte 2] , gecontroleerd als de inzittenden van één van beide auto’s. Bij die controle zijn bij medeverdachte [medeverdachte 2] vijf telefoontoestellen aangetroffen, waaronder een toestel dat gebruikt kan worden voor versleutelde berichtendiensten. Vanaf 23:11 uur zegt [accountnaam 3] tegen een onbekend gebleven derde dat hij hem moet accepteren, omdat hij ‘deze’ niet meer vertrouwt. In een gesprek tussen [accountnaam 1] en een onbekend gebleven derde, later die dag, vanaf 23:50 uur, zegt [accountnaam 1]
“Deze is betr”,
“Ben vandaag aangehouden”, “Had 5 tels bij”, “Ze hebben zekr die [naam 1] gepakt”en
“Daarom heb ik alles nieuw”, “nieuwe encro en sky”. [5]
Alle drie de accounts worden door een gebruiker met de bijnaam [alias 1] of een variatie daarop gebruikt. Verdachte heeft verklaard dat hij één echt [alias 3] heeft. [6]
Verder kan uit de berichten die werden verstuurd door de accounts [accountnaam 3] en [accountnaam 1] worden afgeleid dat de partner van die gebruiker
“ [naam 2] ”wordt genoemd. De partner van verdachte is genaamd [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Verdachte en [naam 2] hebben samen twee kinderen en hebben vanaf medio november 2008 bijna onafgebroken op dezelfde adressen ingeschreven gestaan. [7]
Op 11 juni 2020 verstuurt de gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 1] een aantal foto’s van zijn nieuwe, opvallende, fiets. Op die datum stond verdachte ingeschreven op het adres aan de [adres 1] . Afbeeldingen van die woning vertonen meerdere gelijkenissen met de woning die te zien is op de foto’s waarop de fiets staat afgebeeld. Een zelfde fiets is bij doorzoeking van de woning aangetroffen. [8]
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker was van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] . Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van de bovenstaande identificaties en zal de rechtbank de gebruiker van de accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] aanduiden als verdachte.
De verdediging heeft aangevoerd dat, indien en voor zover verdachte aan (een van) de accounts kan worden gekoppeld, niet kan worden bewezen dat de berichten die voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten kunnen worden gebruikt, door verdachte zijn verzonden. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat anderen dan verdachte gebruik hebben gemaakt van de SkyECC-accounts van verdachte. De verdediging heeft voorts niets aangevoerd waaruit dit volgt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit verweer van de verdediging geen stand houdt en verwerpt daarom het verweer.
De rechtbank verwijst voor de bewijsmiddelen voor de identificatie van de gebruikers van de SkyECC-accounts [accountnaam 10] , [accountnaam 7] en [accountnaam 6] (medeverdachte [medeverdachte 2] ), [accountnaam 8] (medeverdachte [medeverdachte 3] ) en [accountnaam 4] (medeverdachte [medeverdachte 1] .) naar de veroordelende vonnissen van vandaag (met parketnummers 71/065917-22, 71/045699-22 en
71/030268-22).
3.3.5
Bewezenverklaring feiten 1, 2, 3, 4 en 5
Hieronder zal de rechtbank in de inleiding de modus operandi van ‘pincode smokkel’ uiteenzetten om daarna achtereenvolgens per zaaksdossier de redengevende feiten en omstandigheden en de overwegingen ten aanzien van de invoer van cocaïne, de betrokkenheid van verdachte en het opzet op de (verlengde) invoer van die cocaïne te bespreken. Ten slotte zal overkoepelend een aantal overwegingen ten aanzien van het medeplegen en de ten laste gelegde pleegperiodes aan bod komen.
3.3.5.1 Modus operandi ‘pincode smokkel’ [9]
Om een container uit de haven van Rotterdam te kunnen ophalen, moet de container worden aangemeld in Portbase. Dat is, kort gezegd, een digitaal platform waarbinnen containers moeten worden aangemeld, alvorens deze mogen worden opgehaald bij de Rotterdamse haventerminals. Deze aanmelding wordt de voormelding genoemd. Naast de voormelding moet aan vier voorwaarden worden voldaan. De container moet aanwezig zijn in de haven, er moet een commerciële vrijstelling zijn, er moet geen sprake zijn van een douane blokkade en de douane documenten moeten aanwezig zijn. Als aan alle voorwaarden is voldaan, dan staan ‘alle vier de bolletjes op groen’. Als alle bolletjes op groen staan, dan kan de container worden afgehaald met een pincode. Deze pincode is een bij de container behorend uniek nummer en deze wordt door de rederij verstrekt aan de eigenaar van de goederen in de container. De eigenaar van de goederen benadert vervolgens een transportonderneming en geeft die onderneming de pincode, zodat de container kan worden opgehaald. Bij een aantal terminals kan de container niet met een pincode worden afgehaald, maar moet men over een
truck appointment reference code (hierna: TAR) beschikken die bij de voormelding wordt verstrekt.
Sinds eind 2018 heeft de diefstal van zeecontainers vanaf diverse terminals
door het onrechtmatig gebruik van pincodes een vlucht genomen. Deze diefstallen lijken voornamelijk te worden gerelateerd aan de smokkel van verdovende middelen.
Gebleken is dat een container, die is voorgemeld via Portbase en waarbij alle bolletjes op groen staan, door elke willekeurige transporteur kan worden opgehaald, als die transporteur beschikt over het containernummer en de juiste pincode. Criminelen maken daarvan gebruik door, op enig moment in het logistieke proces, de pincode van een container te bemachtigen om de container onrechtmatig af te halen. De chauffeur komt dan bij de terminal om een recent geloste en vrijgegeven container op te halen. Hierbij heeft hij de juiste gegevens bij zich, te weten een containernummer en de bijbehorende pincode. Vaak blijkt dan, na onderzoek van politie of een melding van de eigenaar van de goederen, dat deze chauffeur niet de vervoerder van de container had moeten zijn en dat deze container buiten medeweten van de eigenaar van de goederen en de rechtmatige vervoerder is meegenomen. Om deze werkwijze te laten slagen is noodzakelijk dat criminelen een transportbedrijf inschakelen om de container eerder af te halen dan de legitieme vervoerder. Nadat de container onrechtmatig is meegenomen, wordt de container veelal kortstondig in een loods of op een afgelegen plek neergezet, waarna de verdovende middelen uit de container worden gehaald, voordat de transporteur zijn weg vervolgt richting het beoogde legitieme afleveradres. Vaak wordt de container afgeleverd op de plaats van bestemming met een vervalste of ontbrekende verzegeling.
3.3.5.2 Feit 1, zaaksdossier [naam 3]
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het aantreffen van de cocaïne
Op 7 april 2020 werd het HARC-team in Rotterdam op de hoogte gesteld van door het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum ontvangen informatie, inhoudende dat aan boord van het schip Cartagena Express een grote hoeveelheid cocaïne aanwezig zou zijn in container [nummer 2] (hierna: de container). [10] Diezelfde dag werd de genoemde container, die werd gelost aan de Hutchinson Ports ECT Delta Europaweg 875 te Rotterdam, door de douane gecontroleerd. Bij verwijdering van de drie zegels van de container werd geconstateerd dat één van de zegelnummers niet overeenkwam met wat op het manifest stond vermeld. In plaats van het nummer [nummer 3] , dat op het manifest stond, stond op het zegel op de container het nummer [nummer 4] . [11]
In de container werden vaten met bevroren mangoconcentraat aangetroffen en daar bovenop 20 balen met in totaal 1000 pakketten, inhoudende een witte poederachtige substantie. Deze pakketten werden op 7 april 2020 om 16:00 uur inbeslaggenomen voor onderzoek. [12] Na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om cocaïne met een totaal nettogewicht van 998,85 kilogram (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [13]
De SkyECC-berichten
Zoals hiervoor is overwogen zijn berichten uit het onderzoek 26Argus aan het onderzoek 26Mapleton ter beschikking gesteld. Hierdoor is zicht ontstaan op het SkyECC-berichtenverkeer tussen verdachte en andere gebruikers, waaronder enkele medeverdachten. De SkyECC-berichten in het dossier worden weergegeven in UTC-tijd, wat inhoudt dat het in de periode van 29 maart 2020 tot 25 oktober 2020 (zomertijd) in Nederland twee uren later was dan de weergegeven UTC-tijd. [14] Wanneer hierna over tijden wordt gesproken, is dat omgerekend naar de Nederlandse tijd.
Gelet op het bepaalde in het Kokosnootarrest [15] , kortgezegd inhoudende dat handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen niet meer kunnen strekken tot de invoer of het verdere vervoer en de overdracht van die verdovende middelen, zal de rechtbank de SkyECC-berichten die werden verstuurd na het tijdstip van inbeslagname van de cocaïne, in dit geval 7 april 2020 om 16:00 uur, buiten beschouwing laten. Deze berichten lenen zich in beginsel niet voor het gebruik als bewijs van de ten laste gelegde feitelijke invoer of verlengde invoer van verdovende middelen.
Verdachte nam deel aan verschillende groepsgesprekken, waaronder [code 4] , [code 5] en [code 6] . Aan groepsgesprek [code 4] namen ook medeverdachten [medeverdachte 1] ., [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deel. Van de andere groepsgesprekken zijn de overige deelnemers onbekend gebleven. [16]
Uit de verschillende groepsgesprekken komt het volgende naar voren.
Op 6 april 2020 vanaf 20:05 uur worden de eerste berichten in groepsgesprek [code 4] verzonden. Verdachte zegt dat ze hier op kunnen
“texten”en vraagt of medeverdachte [medeverdachte 1] . nog even de e-mails wil sturen alsmede het telefoonnummer van de
‘chauff’. [17] Medeverdachte [medeverdachte 1] . zegt dat hij er zo aan komt, stuurt vervolgens het telefoonnummer [telefoonnummer] door en zegt:
“let op is eigen chauffeur”. Uit het dossier blijkt dat dit telefoonnummer in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] .). [18]
Uit de chatberichten blijkt vervolgens dat verdachte en medeverdachten bezig zijn om een gefingeerde e-mailcorrespondentie op te stellen waaruit zou moeten blijken dat het transport in opdracht van [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3] ) werd uitgevoerd. Het transport werd uitgevoerd door [bedrijf 4] B.V. Medeverdachte [medeverdachte 1] . stuurt de
e-mailadressen ‘ [e-mailadres 1] ’ en ‘ [e-mailadres 2] ’ in het groepsgesprek. Verdachte vraagt vervolgens aan medeverdachte [medeverdachte 1] . of hij een voorbeeld van een e-mail kan maken om naar de chauffeur te sturen en daarna wordt besproken hoe de mails, waarmee de chauffeur de container kan ophalen, moeten worden opgesteld. In eerste instantie dient het afleveradres van het reguliere bedrijf [bedrijf 3] erin te staan. Op het moment dat de container de poort heeft verlaten, moet een ander afleveradres als tussenstop worden doorgegeven. [19] Medeverdachte [medeverdachte 2] legt de door hem opgestelde
e-mail voor en vraagt of hij die mail zo kan versturen. Verdachte vraagt of medeverdachte [medeverdachte 1] . daarmee ook akkoord is, want, zo zegt verdachte:
“meester beslist”. Medeverdachte [medeverdachte 1] . geeft vervolgens toestemming om de mail te verzenden. [20]
Vervolgens deelt medeverdachte [medeverdachte 1] . mee dat de chauffeur de volgende dag om
7
uur daar is. [21] Verdachte schrijft dan
“Inshallah dat we die bak [22] eruit mogen halen”,waarop medeverdachte [medeverdachte 1] . reageert met
“we gaan er voor en we doen met zijn alle ons best”. [23]
In groepsgesprek [code 5] stuurt een onbekend gebleven SkyECC-gebruiker met de gebruikersnaam [accountnaam 11] op 6 april 2020 om 20:54 uur een aantal foto’s, waarbij hij de tekst
“ze is er bijna”stuurt. Op de foto’s wordt de locatie van het schip de Cartagena Express weergegeven. Dat is het schip waarop de container zich bevindt. Ook is te zien dat de geplande aankomsttijd van het schip 7 april 2020 om 07:00 uur is. [accountnaam 11] vraagt of ze een ‘schone pb’ [24] hebben en zegt dat op die van gisteren nog geen melding is binnengekomen. Verdachte laat dan weten nog een oude Portbase te hebben, maar er wordt besloten dat voor dit transport de Portbase van [accountnaam 11] zal worden gebruikt. [25]
In het Engelstalige groepsgesprek [code 6] wordt op 7 april 2020 om 03:37 uur afgesproken dat in dat groepsgesprek vanaf 07:00 wordt overlegd om ‘ [alias 3] ’ [26] aan te sturen en wordt gemeld dat verdachte dan online zal zijn. Op 7 april 2020 om 07:01 wordt door een onbekend gebleven gebruiker meegedeeld dat ‘ [alias 3] ’ er is. Verdachte reageert daarop door te zeggen dat hij de chauffeur zal bellen. [27]
Een minuut later, om 07:02 uur vraagt verdachte in groepsgesprek [code 4] of de chauffeur er al is. Medeverdachte [medeverdachte 1] . laat om 07:14 uur weten dat de chauffeur ter plaatse is. Verdachte geeft vervolgens opdracht aan medeverdachte [medeverdachte 2] om af te stemmen met
“die andere chauff”. Het is de bedoeling dat ze bij elkaar staan. Medeverdachte [medeverdachte 1] . laat desgevraagd weten dat zijn chauffeur een zwarte Volvo rijdt. Medeverdachte [medeverdachte 2] laat dan weten
“dan staat onze man schuin tegenover”en stuurt een afbeelding door met daarop het kenteken [kenteken 1] . [28]
Verdachte laat in groepsgesprek [code 6] om 07:23 uur weten dat de chauffeur er is. Vervolgens zegt een onbekend gebleven gebruiker
“he dont see him”en vraagt om foto’s. Verdachte verstuurt vervolgens twee foto’s van een vrachtwagen met het kenteken
[kenteken 1] , dat eerder door medeverdachte [medeverdachte 2] in de andere groep werd verstuurd. Een minuut daarna stuurt een onbekend gebleven gebruiker
“Now they meet”.
Op 7 april 2020 om 10:03 uur vermeldt [accountnaam 11] in het groepsgesprek [code 5] dat het schip is aangekomen dat hij hem in de gaten zal houden. [accountnaam 11] houdt de personen in het groepsgesprek vervolgens op de hoogte van het proces. Om 13:39 uur stuurt hij
“Brothers ze zijn bezig met onze bay!”en om 15:48 uur laat hij weten dat de bak is gelost. Verdachte laat daarop weten dat hij ‘ [alias 4] ’ vast naar de poort laat rijden. [accountnaam 11] stuurt vervolgens een afbeelding door waaruit blijkt dat de container geblokkeerd is en deelt mee dat ‘ [alias 4] ’ nog even moet wachten. [29]
Op 7 april 2020 om iets voor 15:57 uur laat verdachte in groepsgesprek [code 7] weten dat ze zo groen licht krijgen en dat de chauffeur medeverdachte [medeverdachte 1] . op de hoogte moet houden van zijn stappen. Verdachte wil het weten als de chauffeur een bonnetje gaat halen, als hij het bonnetje heeft, wanneer hij naar ‘de stack’ rijdt om de container op te halen, als hij de container heeft en als hij naar de uitgang rijdt. Medeverdachte [medeverdachte 3] deelt dan, namens medeverdachte [medeverdachte 1] ., mee dat dat goed komt. [30]
Gelet op de hiervoor besproken SkyECC-berichten stelt de rechtbank vast dat in het groepsgesprek [code 7] het transport van de container uit de haven wordt georganiseerd en gecoördineerd. In het groepsgesprek [code 5] wordt, via Portbase, de route van het zeeschip en de aankomst in de haven gemonitord en wordt besloten wanneer de chauffeur de container mag afhalen. In groepsgesprek [code 6] wordt geregeld dat de chauffeur en ‘ [alias 3] ’ bij elkaar in de buurt staan en elkaar ontmoeten.
De aangetroffen factuur bij medeverdachte [medeverdachte 1] .
Tijdens de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] . aan de [adres 2] op 29 maart 2022 is een factuur aangetroffen. De factuur werd opgesteld uit naam van [bedrijf 4] B.V. en gericht aan het bedrijf [bedrijf 3] te [vestigingsplaats 1] t.a.v. [naam 4] . De factuur was gedagtekend op 15 april 2020. In de factuur worden het transport van een container en ‘wacht uren’ in rekening gebracht. [31] Naar aanleiding van het aantreffen van deze factuur is contact opgenomen met [bedrijf 3] . De contactpersoon van het bedrijf herkent de factuur niet en heeft meegedeeld dat een persoon met de naam [naam 4] niet bekend is binnen het bedrijf. [32]
De rechtbank stelt vast dat de factuur valselijk werd opgemaakt, vermoedelijk om het transport legaal te laten lijken.
Invoer van cocaïne
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat op
7 april 2020 een hoeveelheid van 998,85 kilogram (netto) cocaïne is onderschept in de haven van Rotterdam. De cocaïne werd vervoerd op een zeeschip, tussen pallets met bevroren mangoconcentraat, en is op die manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht.
De betrokkenheid van verdachte bij de (verlengde) invoer van cocaïne
In artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet is te lezen wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’).
Uit de beschikbare SkyECC-berichten leidt de rechtbank af dat sprake was van de volgende rolverdeling. Medeverdachte [medeverdachte 1] . verzorgde het feitelijke transport van de container en stond in contact met de chauffeur, medeverdachte [medeverdachte 4] . Medeverdachte [medeverdachte 1] . heeft verder met medeverdachte [medeverdachte 2] een valselijk opgemaakte e-mailcorrespondentie opgesteld, waarmee de container kon worden opgehaald. De in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] . aangetroffen factuur, waarvan de rechtbank overweegt dat deze valselijk moet zijn opgemaakt, sluit daarbij aan. Verdachte heeft gefungeerd als contactpersoon en verbindingsman tussen de transporteurs in Nederland en degenen die betrokken zijn bij de lading op het schip en het lossen van de container. Hij nam daartoe actief deel aan meerdere groepsgesprekken waarin het transport van de container vanuit de haven van Rotterdam werd georganiseerd ( [code 7] ), waarin de logistieke voortgang van de container in de gaten werd gehouden en beslissingen werden genomen ( [code 5] ), en waarin de chauffeur en ‘ [alias 3] ’ met elkaar in contact werden gebracht ( [code 6] ). Ook is vast komen te staan dat verdachte toegang had tot Portbase.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank stelt voorop dat in de containers steeds grote hoeveelheden cocaïne werden aangetroffen. Het ging dus om miljoenentransporten, waarvan mag worden aangenomen dat deze niet aan willekeurig gekozen personen worden toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het zeer onaannemelijk dat er bij dergelijke transporten volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers risico’s met zich mee, zoals het inlichten van de politie.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoering van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken zijn. Drugs moeten immers verhuld worden gesmokkeld. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht te zijn gericht op de opzet tot het binnen het grondgebied van -in dit geval- Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het aantreffen van de cocaïne, bezien in samenhang met genoemde SkyECC-berichten, kan worden vastgesteld dat verdachte en medeverdachten gebruik hebben gemaakt van de modus operandi van ‘pinpas smokkel’. De container werd door verdachten onrechtmatig opgehaald uit de haven van Rotterdam, waarbij ‘ [alias 3] ’ ter plaatse toezicht hield. Om het transport legaal te doen lijken, werden bovendien valse e-mails en een valse factuur opgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte op de hoogte was van de cocaïne in de container en dat het opzet van verdachte was gericht op de (verlengde) invoer van die cocaïne.
3.3.5.3 Feit 2, zaaksdossier [naam 8]
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het aantreffen van de cocaïne
Op 19 december 2019 omstreeks 11:35 uur kwam er bij de Douanemeldkamer een melding binnen dat de container met het nummer [nummer 5] (hierna: de container), afkomstig van het motorschip MSC Arica, vermoedelijk door middel van een pincodefraude onrechtmatig was opgehaald bij de containerterminal ECT Delta op de Maasvlakte. De Douane kwam de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] en de oplegger met daarop de container met het nummer [nummer 5] op het spoor op de A15 ter hoogte van Stenenbaakplein in de richting van Rotterdam. Ter hoogte van de douanepost op de Oliphantweg in de Botlek werd de vrachtwagencombinatie gestopt. De container werd vervolgens gecontroleerd in de douanescan op de Maasvlakte. [33] Door de scananalisten van de Douane werden om 13:35 uur tijdens de analyse van de scanbeelden van de container afwijkende vormen in de lading gezien. De container werd vervolgens in beslag genomen. [34] De pallet waarop afwijkingen waren waargenomen, werd gelost en in meerdere dozen werden in totaal 400 pakketten aangetroffen. Na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om cocaïne met een totaal nettogewicht van 399,69 kilogram (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [35] Tevens zat in een van de dozen een wit containerzegel, met nummer [nummer 6] . Dit zegelnummer komt overeen met het oorspronkelijke zegelnummer van de inbeslaggenomen container met nummer [nummer 5] . [36]
De SkyECC-berichten
Zoals eerder besproken, zal de rechtbank de SkyECC-berichten die werden verstuurd na het tijdstip van inbeslagname van de cocaïne, in dit geval 19 december 2020 na 13:35 uur, buiten beschouwing laten, omdat deze berichten niet worden gebruikt voor het bewijs van het ten laste gelegde.
Het groepsgesprek [code 8] was actief in de periode van 17 december 2019 om 19:53 uur tot 20 december 2019 om 19:32 uur. De deelnemers aan het gesprek waren verdachte en vijf onbekend gebleven anderen. Uit de chat komt het volgende naar voren.
In een bericht van 18 december 2019 om 14:15 uur wordt in de groep gevraagd
“zegel gekloond?”.Die vraag wordt bevestigend beantwoord. [37]
In berichten van 18 december 2019 om ongeveer 18:21 uur zegt verdachte
“Je ziet he bigboss [alias 1] regeld import”en
“MSC Arica 18/12”.Uit het dossier blijkt dat de MSC Arica het schip is, aan boord waarvan de container zich bevond. [38]
Op 19 december 2019, tussen 02:29 uur en 02:33 uur worden berichten verstuurd waaruit blijkt dat de groep op de hoogte is van de route van het schip MSC Arica met daarop de container. Onbekend gebleven SkyECC-gebruikers sturen, onder meer,
“Is salvador koel. Normaal snel erafis laatste halte”en
“Boot aankomst 2h net aangekomen dnk ik mscarica”. [39]
In een bericht van 19 december 2019 om 07:13 uur verstuurt verdachte een afbeelding waarop de User Interface (UI) van Europe Container Terminals zichtbaar is. Te lezen is dat de status van het containernummer op ‘Expected’ staat. Uit het gesprek blijkt vervolgens dat verdachte de status van de container in de gaten houdt en dat de status om 09:43 uur is veranderd in ‘Present’. Desgevraagd laat verdachte dan weten dat het ‘ [alias 4] ’ er is. [40]
In een bericht van 19 december 2019 om 10:17 uur is te lezen dat nog één bolletje rood is, te weten het bolletje achter ‘Documenten beschikbaar?’. Verdachte vraagt een gebruiker met de (bij)naam ‘ [alias 5] ’ of hij met zijn account kan zorgen voor het vierde groene bolletje. Uit het dossier blijkt dat om 10:18 uur door de douane-expediteur [bedrijf 5] B.V. het document met het aangiftenummer [nummer 7] werd ingeschoten. [41] Direct nadien zegt verdachte in het groepsgesprek:
“dan moeten ze nu alle 4 groen zijn toch [alias 5] ”. [42]
Ruim tien minuten later, om 10:30 uur, meldt verdachte in het groepsgesprek dat hij het transport naar binnen stuurt en dat hij mensen heeft die de bak volgen. Enkele minuten daarna stuurt verdachte dat de chauffeur het ticket heeft en dat hij de bak gaat ophalen. In een bericht van 11:17 uur zegt verdachte: “
Bak is erop boys”en “
Rijd nu naar tankstation en maakt daar foto van zegel”. [43]
Verdachte zegt op 19 december 2019 om 11:42 uur in het groepsgesprek
“Wel master ofnie ze doen gewoon deur open van volle bak en daarna doorrijden”. Uit het dossier blijkt dat de douane een fysieke controle heeft uitgevoerd bij aankomst van de container. Daarbij werden de deuren geopend en werd achter de deuren niets gevonden, zodat de container werd doorgelaten. [44]
Op 19 december 2019 om 12:36 uur wordt duidelijk dat de chauffeur van de vrachtwagen met de container is aangehouden. Verdachte zegt dan in het groepsgesprek dat hij vermoedt dat zijn jongens, die achter de vrachtwagen met de container reden, ook gepakt zijn. Vervolgens wordt in de groep besproken dat de personen die zijn aangehouden zich op hun zwijgrecht moeten beroepen en dat ze dan na drie dagen weer buiten staan. [45]
Dubbel ingeschoten vrijstellingsdocument
In het groepsgesprek is te lezen dat om 10:17 uur nog documenten aangeleverd moeten worden. Er is, zogezegd, nog geen sprake van vier groene bolletjes. Om 10:18 uur werd door de douane-expediteur [bedrijf 5] B.V. een document ingeschoten met het aangiftenummer [nummer 7] . Vervolgens werden in Portbase vier groene bolletjes zichtbaar en kon de container worden afgehaald.
Uit onderzoek is gebleken dat na het inschieten van voornoemd document nog een document werd ingeschoten om vrijstelling van de container te bewerkstelligen, dit keer met het aangiftenummer [nummer 8] . Dit gebeurde om 10:44 uur door de douane-expediteur [bedrijf 6] (hierna: [bedrijf 6] ). Uit nader onderzoek van de politie bleek dat het eerste document vals was. Dit document, afkomstig van [bedrijf 5] B.V., had betrekking had op een tweetal containers ( [nummer 9] en [nummer 10] ) die waren beladen met zitmeubelen. Beide containers hadden geen enkele relatie met de container met nummer [nummer 5] . Het tweede document, dat om 10:44 uur door [bedrijf 6] werd ingeschoten, bleek wel betrekking te hebben op de container [nummer 11] . [46]
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat het door [bedrijf 6] B.V. ingeschoten document valselijk werd gebruikt om de container met nummer
[nummer 11] onrechtmatig te kunnen afhalen.
Het volgen van de container
In het SkyECC groepsgesprek deelt verdachte mee dat hij mensen heeft die de bak volgen.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat een personenauto van het merk Ford en het type Ka, op 19 december 2019 om 11:52, 11:54 en 11:56 op respectievelijk de locaties Maasvlakteweg, Maasvlakteweg - N15 en N15 - Stenen Baakplein, achter de vrachtwagen voorzien van kenteken [kenteken 2] met oplegger met daarop de container met containernummer [nummer 5] reed. [47]
De rechtbank stelt, gelet op de mededeling van verdachte en de onderzoeksresultaten van de politie, vast dat de vrachtwagen met daarop de container [nummer 5] werd gevolgd door een Ford Ka.
Invoer van cocaïne
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat op
19 december 2019 399,69 kilogram (netto) cocaïne is onderschept tijdens het wegtransport volgend op de aankomst in de haven van Rotterdam. De cocaïne werd vervoerd op een zeeschip en is op die manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht.
De betrokkenheid van verdachte bij de (verlengde) invoer van cocaïne
De rechtbank overweegt dat uit de feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte zich bezig heeft gehouden met het verzorgen van het vervoer van de container met daarin 399,69 kilogram cocaïne. Uit de beschikbare SkyECC-berichten leidt de rechtbank af dat verdachte een coördinerende en sturende rol had ten aanzien van het transport vanuit de haven van Rotterdam. Hij stuurde de chauffeur aan en hield zich bezig met het verkrijgen van de vier groene bolletjes of stond in contact met de persoon die zich daarmee bezig hield. Voorts liet verdachte de vrachtwagen met daarop de container in de gaten houden en volgen door ‘zijn boys’.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank verwijst allereerst naar de algemene overwegingen zoals weergegeven onder het kopje ‘Opzet (verlengde) invoer’ onder 3.3.5.2 Feit 1, zaaksdossier [naam 3] .
Aanvullend overweegt zij daarbij het volgende.
De rechtbank leidt uit de inhoud van de SkyECC-berichten af dat het niet anders kan dan dat verdachte opzet had op de (verlengde) invoer van de cocaïne, volgens de modus operandi van de ‘pincode smokkel’. Verdachte en andere personen hebben de container willens en wetens onder valse voorwendselen, namelijk door middel van een vals vrijstellingsdocument, afgehaald voordat de oorspronkelijke vervoerder de container af kon halen. Verdachte was op de hoogte van de route van het zeeschip met daarop de container, hij kende de route die de chauffeur volgde, wist dat het zegel gefotografeerd zou worden en liet de vrachtwagen met de container volgen. Bovendien was hij blij dat de ‘volle bak’ mocht doorrijden na een fysieke controle door de Douane.
3.3.5.4 Feit 3, zaaksdossier [naam 5]
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het aantreffen van de cocaïne
Op dinsdag 28 januari 2020 is door het HARC-team in Rotterdam, naar aanleiding van een Meld Misdaad Anoniem-melding (hierna: MMA-melding), de container met nummer [nummer 12] gecontroleerd, nadat deze was gelost vanaf het zeeschip Cosco Danub, dat volgens opgaaf medische instrumenten zou bevatten. [48] Na controle werd de container, om ongeveer 15:00 uur, voor onderzoek overgedragen aan het Team Bijzondere Bijstand van de Douane. In de container werden tegen het zogenoemde kopschot 28 sporttassen met daarin 643 pakketten aangetroffen. Deze pakketten werden in beslag genomen. [49] Na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om cocaïne met een totaal nettogewicht van 642,33 kilogram (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [50]
De SkyECC-berichten
Zoals hiervoor is overwogen zijn berichten uit het onderzoek 26Argus aan het onderzoek 26Mapleton ter beschikking gesteld. Hierdoor is zicht ontstaan op het SkyECC-berichtenverkeer tussen verdachte en andere gebruikers. De SkyECC-berichten in het dossier worden weergegeven in UTC-tijd, wat inhoudt dat het in de periode van 27 oktober 2019 tot 29 maart 2020 (wintertijd) in Nederland een uur later was dan de weergegeven UTC-tijd. [51] Wanneer hierna over tijden wordt gesproken, is dat omgerekend naar de Nederlandse tijd.
Zoals eerder besproken, zal de rechtbank de SkyECC-berichten die werden verstuurd na het tijdstip van inbeslagname van de cocaïne buiten beschouwing laten. Uit de stukken in het dossier kan het exacte tijdstip van inbeslagname van de cocaïne niet worden vastgesteld. De rechtbank stelt echter wel vast dat inbeslagname in ieder geval niet voor 28 januari 2020 om 15:00 uur heeft plaatsgevonden. De SkyECC-berichten voorafgaand aan dat tijdstip kunnen dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
In het groepsgesprek [code 9] waren vier deelnemers actief, waaronder verdachte. Alle berichten in deze groep werden verstuurd op 28 januari 2020. [52] Uit het groepsgesprek blijkt het navolgende.
Om 11:53 uur stuurt verdachte een afbeelding naar aanleiding van de vraag van een onbekende gebruiker of hij alles wel goed heeft ingevoerd. Op die afbeelding is het nummer van de container te lezen en is een tabblad te zien met waarop staat “aanvraag transport-cevafreight”. Een onbekende gebruiker zegt vervolgens dat de pincode niet klopt. Verdachte stuurt in reactie daarop het nummer van de container en
“ [nummer 13] is pin nr”, waarna blijkt dat verdachte een foutieve pincode heeft ingevuld. Hij heeft twee letters omgedraaid. De juiste pincode was [nummer 13] . Uit het groepsgesprek blijkt dat een andere onbekend gebleven gebruiker het nummer van de container en de juiste pincode heeft ingevoerd en een nieuwe voormelding heeft gedaan. Vervolgens moet gewacht worden alvorens het ‘ [alias 4] ’ naar binnen kan worden gestuurd. [53]
Om 12:03 uur stuurt een onbekend gebleven SkyECC-gebruiker een afbeelding in het groepsgesprek waarop onder meer de gegevens van de ‘ [alias 6] ’, dat is [bedrijf 7] , en van de ‘ [alias 7] ’ [54] , dat is [bedrijf 8] B.V., staan vermeld. [55]
Om 13:25 zegt verdachte dat hij het ‘ [alias 4] ’ naar binnen heeft gestuurd. Een andere gebruiker zegt tegen verdachte dat hij het bonnetje moet sturen. Vervolgens wordt in de groep gevraagd of het transport in Portbase niet beter kan worden afgemeld.
“Stel je voor ze willen erop. Zien ze dat er iemand gekoppeld is gaan ze aangifte doen net als laatst weet je nog. Of maak da nie uit dat ze zoiezo zien als bak gate out is.”.Ze besluiten te wachten met afmelden totdat het ticket [56] er is. [57]
Om 13:32 uur zegt verdachte dat de ‘chauff’ de bon heeft en dat hij nu de bak gaat opzetten. [58]
Verdachte stuurt om 14:04 uur een afbeelding in de groep waarop een conversatie te zien is met, vermoedelijk, de chauffeur. Er wordt achtereenvolgens gezegd:
“Dus nu zijn we door 1e slagboom bij 2e slagboom moet j bon halen”, “Bon s r”en
“zette zo bak erop”.De rechtbank stelt vast dat de chauffeur in het gezelschap is van tenminste één ander en dat die persoon verdachte (direct of indirect) op de hoogte houdt van het de gang van zaken. [59]
Op een volgende afbeelding die verdachte in het groepsgesprek stuurt is te lezen
“ [alias 9] bak is na de douane gegaan hij moet naar binnen bellen”. [60] Vervolgens wordt in het groepsgesprek gespeculeerd over de vraag hoe het mogelijk is dat de Douane de bak heeft onderschept, omdat alles in orde leek. De groep heeft het vermoeden dat 'ze' (de Douane en/of de rechtmatige eigenaar) onregelmatigheden in Portbase hebben waargenomen en dat daarvan melding werd gemaakt. Om 14:42 uur wordt vervolgens duidelijk dat de chauffeur mag gaan, maar dat hij de bak niet meekrijgt
. [61]
De rechtmatige vervoerder
In het groepsgesprek is te lezen dat de chauffeur zich moet melden bij de Douane in een poging de container (alsnog) mee te krijgen. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 5] van [bedrijf 9] zich op 28 januari 2020 bij de Douane heeft gemeld om de container met nummer [nummer 12] op te halen. [62]
Op een in het groepsgesprek verstuurde afbeelding is voorts te lezen dat [bedrijf 8] B.V. (hierna: [bedrijf 8] ) als geadresseerde van de container met nummer
[nummer 14] geregistreerd stond.
De politie heeft navraag gedaan bij voornoemd bedrijf en ontving de volgende informatie.
De eigenaar van de inhoud van de container met nummer [nummer 14] is [bedrijf 10] GmbH uit Zwitserland. Dat is een klant van [bedrijf 8] . De container had op 31 januari 2020 geleverd moeten worden op het volgende adres [63] :
[bedrijf 11] BV
[vestigingsplaats 2]
.
[bedrijf 8] had de oorspronkelijke transportopdracht gegeven aan haar huisvervoerder, firma [bedrijf 12] (hierna: [bedrijf 12] ). [bedrijf 12] had de container op 31 januari 2020 moeten ophalen in de haven van Rotterdam en moeten afleveren bij [bedrijf 13] . De container werd echter al op 29 januari 2020 afgehaald door een chauffeur namens [bedrijf 14] B.V. (hierna: [bedrijf 14] ). De chauffeur van [bedrijf 14] heeft op 29 januari 2020 de container bij het kantooradres van [bedrijf 8] aangeboden voor lossing. Omdat [bedrijf 8] alleen beschikt over een kantoor is de container vol afgezet bij Rotterdam Container Terminal Kramer. [bedrijf 8] heeft de container vervolgens alsnog door haar huisvervoerder afgehaald en afgeleverd bij [bedrijf 13] . [64]
Bij het lossen van de container bij [bedrijf 8] op 29 januari 2020 heeft de chauffeur een transportopdracht getoond. Deze opdracht heeft hij ook aan [bedrijf 14] verstuurd. In de transportopdracht, die werd verstuurd uit naam van [bedrijf 15] en is gericht aan [bedrijf 14] , staat vermeld dat de container met nummer [nummer 14] kan worden opgehaald bij Delta Maasvlakte en dat deze kan worden afgeleverd bij [bedrijf 8] in [vestigingsplaats 3] . [65] Zowel de firma [bedrijf 15] als [bedrijf 14] waren tot 29 januari 2020 voor [bedrijf 8] onbekende partijen en er bestaat geen enkele relatie tussen [bedrijf 8] en deze ondernemingen. [66]
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat medeverdachte [medeverdachte 5] de container met nummer [nummer 14] op 28 januari 2020 heeft willen afhalen. De container zou oorspronkelijk door [bedrijf 12] worden afgehaald op 31 januari 2020 en worden afgeleverd bij [bedrijf 13] .
Invoer van cocaïne
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat op
28 januari 2020 een hoeveelheid van 642,33 kilogram (netto) cocaïne is onderschept in de haven van Rotterdam. De cocaïne werd vervoerd op een zeeschip en is op die manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht.
De betrokkenheid van verdachte bij de (verlengde) invoer van cocaïne
Uit de SkyECC-berichten leidt de rechtbank af dat verdachte de beschikking had over een account in Portbase en dat hij dat actief gebruikte om de andere deelnemers in de groep op de hoogte te stellen. Verdachte was op de hoogte van de pincode en heeft deze willen invoeren in het systeem, zij het dat hij twee letters omdraaide en zodoende een foutieve pincode invoerde. Voorts stond verdachte (mogelijk indirect) in contact met de chauffeur en gaf hij de vorderingen van de chauffeur door aan de overige deelnemers. Verdachte had, naar het oordeel van de rechtbank, een coördinerende rol ten aanzien van het transport vanuit de haven van Rotterdam.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank verwijst allereerst naar de algemene overwegingen zoals weergegeven onder het kopje ‘Opzet (verlengde) invoer’ onder 3.3.5.2 Feit 1, zaaksdossier [naam 3] .
Aanvullend overweegt zij daarbij het volgende.
De rechtbank leidt uit de inhoud van de SkyECC-berichten af dat het niet anders kan dan dat verdachte opzet had op de (verlengde) invoer van de cocaïne, via de modus operandi van de ‘pincode smokkel’. Verdachte was in het bezit van de pincode en had daarmee de container kunnen afhalen, ware het niet dat verdachte een verkeerde pincode invoerde en de container door de Douane werd tegengehouden voor controle. Uit het dossier blijkt voorts dat de chauffeur, medeverdachte [medeverdachte 5] , niet werd ingeschakeld door de rechtmatige vervoerder [bedrijf 8] . Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte en diens mededaders de met cocaïne gevulde container willens en wetens uit de haven hebben willen ophalen, voordat de rechtmatige vervoerder de container kwam halen.
3.3.5.5 Feit 4, zaaksdossier Kapiteinskost
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het aantreffen van de cocaïne
Op zaterdag 15 februari 2020 werd door het HARC-team in Rotterdam een zeecontainer voorzien van nummer MWCU-680354-0 gecontroleerd, nadat deze was gelost van het motorschip MSC Caterina. [67] In een daarvoor bestemde loods is de container in zijn geheel gelost en werden in meerdere blauwe dozen pakketten aangetroffen die in verband konden worden gebracht met de smokkel van cocaïne. De container werd vervolgens voor nader onderzoek overgedragen aan het Team Bijzondere Bijstand van de Belastingdienst/Douane Rotterdam. [68]
De container bleek beladen met 22 pallets met blauwe dozen met daarin mango’s. Ook werden 500 pakketten ontdekt, die werden herkend als pakketten gebruikt voor cocaïnesmokkel. Die pakketten werden in beslag genomen. [69] Na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om cocaïne met een totaal nettogewicht van 500,01 kilogram (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [70] Nadat de pakketten inhoudende verdovende middelen waren verwijderd, werd de container weer beladen, afgesloten en ter beschikking gesteld aan de rederij om zijn originele route te vervolgen. [71]
De SkyECC-berichten
Zoals eerder besproken, zal de rechtbank de SkyECC-berichten die werden verstuurd na het tijdstip van inbeslagname van de cocaïne buiten beschouwing laten. Uit het dossier kan het exacte tijdstip van inbeslagname van de cocaïne niet worden vastgesteld, maar dit tijdstip ligt in ieder geval niet voor 15 februari 2020 om 02:30 uur. De SkyECC-berichten voorafgaand aan dat tijdstip kunnen dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
Verdachte nam deel aan groepsgesprek 66MPEM:100. Naast verdachte namen daaraan vier onbekend gebleven anderen deel. Uit het groepsgesprek blijkt het navolgende.
Op 14 februari 2020 vanaf 00:11 uur wordt in het groepsgesprek overlegd over waar er gelost moet gaan worden en wordt besloten dat er in Breda zal worden gelost. Vervolgens stuurt een onbekend gebleven persoon een foto van een vrachtwagen met daarin blauwe dozen, waarop onder andere de tekst
“Pecas ai” [72] geschreven staat. [73]
Op 14 februari 2020 om 03:55 uur stuurt verdachte een afbeelding waaruit kan worden opgemaakt dat hij toegang heeft tot Portbase. Op de afbeelding is het containernummer [nummer 15] te zien en is, gelet op het zichtbare aanwijshandje, gezocht naar de status van de container. [74]
Op 14 februari 2020 vanaf 17:09 uur stuurt verdachte meerdere berichten achter elkaar. Hij voorspelt dat de container die avond pas zal aankomen en geeft aan blij te zijn,
“want komt andere [alias 4] niet”, want ’s avonds laat gaan ze toch niet rijden, volgens verdachte. Hij denkt dat ze [75] de bak maandag pas ophalen, of misschien zaterdag, als het bedrijf dan open is. Verdachte sluit af met
“inshallahh broer deze bak is voor ons”, “Beste zou zijn 22.00 of 23.00 ophalen”en “dan weten we zekr”. [76]
Vervolgens blijkt uit het dossier dat verdachte en de overige SkyECC-gebruikers de voortgang van de container in de gaten houden. Als wordt gevraagd of er al gelost is, stuurt verdachte om 23:41 uur het bericht
“ik denk nu nog 275 bakken”. [77] De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte informatie heeft, op grond waarvan hij een inschatting kan maken over de voortgang van de container bij het losproces.
Invoer van cocaïne
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat op
15 februari 2020 een hoeveelheid van 500,01 kilogram (netto) cocaïne is onderschept in de haven van Rotterdam. De cocaïne werd vervoerd op een zeeschip en is op die manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht.
De betrokkenheid van verdachte bij de (verlengde) invoer van cocaïne
Uit de beschikbare SkyECC-berichten leidt de rechtbank af dat verdachte toegang heeft gehad tot Portbase. Daarnaast leidt de rechtbank daaruit af dat verdachte verantwoordelijk is voor het verzorgen van het transport van de container vanuit de haven. Verdachte geeft aan blij te zijn dat de container waarschijnlijk pas ’s avonds wordt gelost, omdat
“het andere [alias 4] ”de container waarschijnlijk pas de volgende dag of zelfs na het weekend komt ophalen. De rechtbank overweegt, gelet op het aantreffen van de cocaïne en de SkyECC-berichten, bezien in het licht van de modus operandi van ‘pincode smokkel’, dat verdachte met de ‘andere [alias 4] ’ de door de eigenaar van de mango’s ingehuurde transporteur heeft bedoeld.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank verwijst allereerst naar de algemene overwegingen zoals weergegeven onder het kopje ‘Opzet (verlengde) invoer’ onder 3.3.5.2 Feit 1, zaaksdossier [naam 3] .
Aanvullend overweegt zij daarbij het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het aantreffen van de cocaïne, bezien in samenhang met SkyECC-berichten en in het licht van de modus operandi van de ‘pincode smokkel’, kan worden vastgesteld dat sprake was van de opzettelijke invoer van cocaïne. Verdachte had toegang tot Portbase en had goede hoop dat hij de container kon laten afhalen, voordat de oorspronkelijke transporteur zich zou melden. Naar het oordeel van de rechtbank, kan het niet anders zijn dan dat verdachte op de hoogte was van de cocaïne in de container en dat het opzet van verdachte was gericht op de (verlengde) invoer van die cocaïne.
3.3.5.7 Feit 5, zaaksdossier [naam 6]
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het aantreffen van de cocaïne
Op 7 juli 2020 werd door de politie een zeecontainer voorzien met nummer [nummer 16] onderschept op de Rijsbergseweg 241 in Rijsbergen. De vrachtwagen met kenteken
[kenteken 3] , die de container vanuit de haven heeft afgehaald, werd in het kader van een ander onderzoek, het onderzoek 26Norridge, geobserveerd. [78] De container werd om ongeveer 21:45 uur overgedragen aan het Team Bijzondere Bijstand van de Belastingdienst/Douane Rotterdam. [79]
Nadat de container werd verplaatst naar een douanelocatie, werd de inhoud ervan gecontroleerd. In de container werden 36 bundels van zwart jute aangetroffen met daarin 900 pakketten. Deze pakketten werden inbeslaggenomen. [80] Na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om cocaïne met een totaal nettogewicht van 897,44 kilogram (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [81]
De SkyECC-berichten
Zoals eerder besproken, zal de rechtbank de SkyECC-berichten die werden verstuurd na het tijdstip van inbeslagname van de cocaïne buiten beschouwing laten. Uit de stukken in het dossier kan het exacte tijdstip van inbeslagname van de cocaïne niet worden vastgesteld. De rechtbank stelt echter vast dat inbeslagname in ieder geval niet voor 7 juli 2020 om 21:45 uur heeft plaatsgevonden. De SkyECC-berichten voorafgaand aan dat tijdstip kunnen dan ook voor het bewijs worden gebruikt [82] .
De SkyECC-groepsgesprekken [code 10] en [code 11] kunnen aan de invoer van de container met nummer [nummer 16] worden gelinkt. In het eerstgenoemde gesprek waren naast verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en drie onbekend gebleven SkyECC-gebruikers actief en in het tweede groepsgesprek waren, naast verdachte, drie onbekend gebleven SkyECC-gebruikers actief. [83]
Uit de gesprekken blijkt het navolgende.
Op 6 juli 2020 wordt een start gemaakt met het groepsgesprek [code 10] . Er wordt gevraagd of ‘ [alias 8] ’ er al is. Die blijkt vertraagd te zijn, maar om 18:53 uur wordt aangegeven dat hij er is en dat hij een parkeerplek moet zoeken. In het groepsgesprek [code 11] worden de eerste berichten verstuurd op 6 juli 2020 om 21:17 uur. Uit de berichten wordt duidelijk dat verdachte en de andere gebruikers ongeduldig wachten op de aankomst van de container. Verdachte vraagt om 03:13 uur of de bak nog steeds niet gelost is. Daarop wordt gereageerd dat dat niet nog het geval is. Verdachte geeft vervolgens aan dat de chauffeur al klaar staat. Het groepsgesprek [code 10] gaat op 7 juli 2020 om 09:56 uur verder. Medeverdachte [medeverdachte 2] laat weten dat er nog steeds geen sprake is van actie. Er wordt nog steeds gewacht. [84]
In groepsgesprek [code 11] wordt op 7 juli 2020 om 13:17 uur gezegd:
“ [alias 1] sta chaf paraat”en
“Kan elk moment zijn”.Verdachte reageert met:
“jazkr broer”.Verdachte laat vervolgens weten dat hij geen pin of tar heeft. Hem wordt verteld dat de pin of de tar komt zodra ze zeker zijn van de lostijd. [85] Om 13:54 uur wordt aangegeven dat een onbekend gebleven SkyECC-gebruiker beschikt over de TAR. Op een afbeelding die in het gesprek wordt geplaatst, is te zien dat de voormelding is gedaan en wordt de TAR weergegeven. Er wordt verteld dat de container pas vanaf 19:00 uur kan worden afgehaald. Verdachte laat weten dat dat apart is en vraagt of de bak voor de rest groen is en dat de bak alleen nog moet landen. Er wordt besproken dat het waarschijnlijk druk is en dat de bak nu aangemeld moet blijven, omdat ze anders de TAR kwijt zijn. Er wordt besloten dat ze moeten wachten tot 19:00 uur. Verdachte hoopt wel dat
“orginele [alias 4] hem ook nie ophaald om 19:00 uur”. [86] Om 14:06 uur vraagt verdachte of hij het container nummer en de TAR kan krijgen en zegt dat hij alvast een e-mail kan maken voor de chauffeur. [87]
In het groepsgesprek [code 12] worden om 14:08 uur foto’s gedeeld van de vrachtwagen met kenteken [kenteken 3] . Dat is de vrachtwagen waarmee de container zal worden vervoerd. Verdachte laat vervolgens om 14:17 uur weten dat de chauffeur gaat rijden. Medeverdachte [medeverdachte 2] reageert daarop door de zeggen:
“klopt”en
“hij gaat”. [88]
Om 15:50 uur wordt in het groepsgesprek [code 11] gemeld dat de container is gelost. Er wordt een foto van Portbase geplaatst waarop te zien is dat de vier bolletjes groen zijn. De container kan worden afgehaald. Verdachte vraagt aan de rest wat hij nu moet doen. Moet hij
“sturen of wachtte”en hij laat weten dat [alias 4] voor de poort staat. Vervolgens deelt hij mede dat hij de chauffeur zal vragen of het momenteel druk is en iets later deelt hij foto’s waarop is te lezen dat de chauffeur hem heeft laten weten:
“Komen en niet tussen veelste druk”. [89]
Uiteindelijk lukt het om een nieuwe voormelding te doen en een nieuwe TAR te genereren. Verdachte zegt dan dat hij [90] voor het apparaat staat. Vervolgens wordt een foto waarop de nieuwe TAR te lezen is gedeeld. Verdachte deelt op 18:15 uur foto’s in het groepsgesprek waaruit blijkt dat de chauffeur de container heeft kunnen afhalen. Op de foto is onder ander het kenteken [kenteken 3] en het containernummer [nummer 17] te zien. [91]
In groepsgesprek [code 10] wordt gesproken over het feit dat ‘ [naam 7] ’ alvast naar de poort kan rijden. Verdachte stuurt in het groepsgesprek [code 11] ondertussen een foto van een gesprek met de chauffeur aan wie hij vraagt om foto’s van de container en van het zegel te maken, zodra hij de container heeft. Ze moeten het nummer goed kunnen zien. Om 19:51 uur heeft verdachte de gevraagde foto’s ontvangen en deelt hij die in groepsgesprek [code 11] . [92]
In groepsgesprek [code 10] worden inspanningen verricht om de chauffeur en ‘ [alias 3] ’ bij elkaar te krijgen. Verdachte deelt om 19:53 uur de foto van de container die hij van de chauffeur ontving en zegt tegen SkyECC-gebruikers [accountnaam 12] , vermoedelijk ‘ [alias 3] ’, dat hij moet opletten. Om 19:57 uur blijkt dat de vrachtwagen en de container het haventerrein hebben verlaten. SkyECC-gebruiker [accountnaam 12] , stuurt een foto in het groepsgesprek waaruit blijkt dat hij achter de container rijdt. [93] Vervolgens wordt de route van de vrachtwagen steeds gedeeld en wordt gezegd dat de chauffeur gas terug moet nemen, vermoedelijk omdat hij niet meer goed te volgen is. De vrachtwagen met de container rijdt vervolgens het terrein van [bedrijf 16] , gelegen aan [vestigingsplaats 4] op, alwaar de vrachtwagen en de container enkele minuten later werden onderschept. [94]
Telefoon van de chauffeur
De chauffeur van de vrachtwagen met de container werd aangehouden. Dit bleek te zijn [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ). De telefoon van [medeverdachte 6] werd in beslag genomen. In deze telefoon werd een Whatsapp-gesprek met ' [alias 9] ' aangetroffen. De foto’s van de WhatsApp-gesprekken die verdachte deelde in de SkyECC-groepsgesprekken zijn ook aangetroffen in de in beslag genomen 'werktelefoon' van [medeverdachte 6] . [95]
De rechtbank stelt, gelet op de SkyECC-berichten, bezien in samenhang met de bevindingen ten aanzien van de in beslag genomen telefoon van [medeverdachte 6] , dat verdachte rechtstreeks contact had met de chauffeur van de vrachtwagen met kenteken [kenteken 3] , die betrokken was bij het vervoer van de container [nummer 17] .
Invoer van cocaïne
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat op
7 juli 2020 een hoeveelheid van 897,44 kilogram (netto) cocaïne is onderschept in tijdens het verdere transport vanaf de haven van Rotterdam naar Breda. De cocaïne werd naar de Rotterdamse haven vervoerd op een zeeschip en is op die manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht.
De betrokkenheid van verdachte bij de (verlengde) invoer van cocaïne
Uit de beschikbare SkyECC-berichten leidt de rechtbank af dat verdachte de verbindingsman tussen de twee verschillende groepsgesprekken is. Hij is voorts degene die kan regelen dat het transport naar Breda plaatsvindt en contact onderhoudt met de chauffeur. De vorderingen van de chauffeur in de haven geeft hij door aan de overige betrokkenen. Voorts werd verdachte door ‘ [alias 3] ’, een persoon die achter de vrachtwagen reed, op de hoogte gehouden van de route en de vorderingen van de vrachtwagen op weg naar Breda.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank verwijst allereerst naar de algemene overwegingen zoals weergegeven onder het kopje ‘Opzet (verlengde) invoer’ onder 3.3.5.2 Feit 1, zaaksdossier [naam 3] .
Aanvullend overweegt zij daarbij het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het aantreffen van de cocaïne, bezien in samenhang met SkyECC-berichten en in het licht van de modus operandi van de ‘pincode smokkel’, kan worden vastgesteld dat sprake was van de opzettelijke invoer van cocaïne. Verdachte stuurde de chauffeur aan. Toen bleek dat sprake was van vertraging, uitte hij zijn zorgen over het feit dat de oorspronkelijke transporteur de container wellicht al zou ophalen. Ook had verdachte contact met het zogenoemde “ [alias 3] ” die achter de vrachtenwagen aan reed. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte op de hoogte was van de cocaïne in de container en dat het opzet van verdachte was gericht op de (verlengde) invoer van die cocaïne.
3.3.5.8 Medeplegen
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4, en 5 overweegt de rechtbank als volgt.
Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, bezien in onderling verband, blijkt naar het oordeel van de rechtbank steeds van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Hoewel aan de verschillende transporten mogelijk niet steeds dezelfde personen hebben meegewerkt, stelt de rechtbank vast dat tussen verdachte en de (veelal) onbekend gebleven anderen nauw overleg plaatsvond. Het gezamenlijke doel was het invoeren en verder vervoeren van cocaïne in Nederland. Deze handelingen hebben geleid tot een gezamenlijke uitvoering van het vervoer van zeecontainers met cocaïne en de invoer daarvan in Nederland. Dit vormt een onderdeel van het logistieke proces van de invoer van grote hoeveelheden cocaïne. Gelet op de waarde daarvan kan het niet anders, dan dat dit vooraf is afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en anderen is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. De rol van verdachte, die kan worden getypeerd als coördinator en bemiddelaar tussen verschillende partijen, was essentieel en zijn bijdrage van wezenlijk belang. Zijn gedragingen kunnen daarom worden gekwalificeerd als medeplegen.
3.3.5.9 De pleegperiodes
Zoals hiervoor meerdere malen aangehaald, kunnen handelingen die zijn verricht
nainbeslagneming van de cocaïne in beginsel niet langer strekken tot de invoer en het verdere vervoer en de overdracht van die cocaïne.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de pleegperiodes zoals ten laste gelegd onder de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 steeds moeten worden beperkt tot en met de dag waarop de cocaïne in beslag werd genomen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3, 4 en 5 heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij
(op een of meer tijdstippen)in
of omstreeksde periode van 6 april 2020 tot en met
7 april 2020,
te Rotterdam en/of Etten-Leur en/of St. Willibrord en/of Oudenbosch, althans (ook elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,
opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet)
, en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer)998,85 kilogram cocaïne,
althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij
(op een of meer tijdstippen)in
of omstreeksde periode van 17 december 2019 tot en met 19 december 2019,
te Rotterdam en/of St. Willebrord, althans (ook elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en
/of
B) heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
(ongeveer)399 kilogram cocaïne
, in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij
(op
een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van28 januari 2020
tot en met
30 januari 2020,
te Rotterdam en/of St. Willibrord, althans (ook elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet),
en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer)642,33 kilogram cocaïne,
in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4
hij
(op een of meer tijdstippen)in
of omstreeksde periode van 13 februari 2020 tot en met
15 februari 2020,
te Rotterdam en/of St. Willibrord, althans (ook elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet),
en/of
B) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(ongeveer)501,1 kilogram cocaïne,
in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 5
hij
(op een of meer tijdstippen)in
of omstreeksde periode van 6 juli 2020 tot en met
7 juli 2020,
te Rotterdam en/of Oudenbosch en/of St. Willibrord, althans (ook elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk
A) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet), en
/of
B) heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
(ongeveer)897,44 kilogram cocaïne,
althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet (Ow). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1, 2, 3 ,4 en 5
telkens het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien en voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de relatief korte pleegperiode van zeven maanden en met het feit dat verdachte niet eerder wegens een soortgelijk feit is veroordeeld. Voorts heeft de raadsman verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met het feit dat verdachte ondergeschikt was aan derden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
6.3.1
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met grootschalige invoer van cocaïne, waarbij hij een spilfunctie had als ‘middle man’ in meerdere SkyECC-chatgroepen. De Douane heeft in een periode van ongeveer zeven maanden ongeveer 3.400 kilogram cocaïne onderschept waarmee verdachte in verband kan worden gebracht. De inhoud van de chatberichten van verdachte doen echter vermoeden dat hij betrokken was bij (veel) meer transporten. Het op grote schaal invoeren van cocaïne is ontwrichtend voor de samenleving. Niet alleen is cocaïne schadelijk voor de gezondheid en het welzijn van de gebruikers, maar ook gaat de handel in cocaïne gepaard met ernstige vormen van geweld en wapengebruik. Verdachte heeft zich om de nadelige gevolgen van zijn handelen niet bekommerd. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
6.3.2
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van
9 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een soortgelijk feit. De rechtbank zal dit derhalve niet in zijn nadeel meewegen.
6.3.3
Strafoplegging
Gezien de aard, omvang en ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd en naar de LOVS-oriëntatiepunten. In de oriëntatiepunten wordt bij de invoer van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram harddrugs uitgegaan van gevangenisstraf voor de duur van tenminste 60 maanden.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan meerdere transporten, gericht op de invoer van in totaal ongeveer 3.400 kilogram cocaïne. Deze hoeveelheid gaat de oriëntatiepunten ver te boven. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan terecht dat er voor de invoer van zulke grote hoeveelheden cocaïne lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd.
Gelet op het aantal bewezen verklaarde feiten, de hoeveelheid (onderschepte) cocaïne en de aard van de handelingen die verdachte verrichtte, die waren gericht op de (verlengde) invoer van de cocaïne, acht de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6. De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden verbeurd verklaard.
De raadsman heeft betoogd dat het beslag dient te worden opgeheven en dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte moeten worden geretourneerd, omdat er geen relatie bestaat tussen de op de beslaglijst genoemde voorwerpen en de feiten die verdachte verweten worden.
De rechtbank acht zich bij gebreke aan een correcte en volledige beslaglijst niet in staat om over het beslag enige verantwoorde beslissing te nemen. De rechtbank zal zich dienaangaande buiten staat verklaren en het aan het Openbaar Ministerie laten om met toepassing van de artikelen 116 en volgende van het Wetboek van Strafvordering het beslag af te wikkelen.
7.
Gevangenneming
De officier van justitie heeft gevangenneming van verdachte gevorderd.
De raadsman heeft zich niet expliciet uitgelaten over de voorlopige hechtenis.
De rechtbank overweegt dat sprake is van ernstige bezwaren tegen verdachte, zoals volgt uit de in dit vonnis opgenomen bewezenverklaring. De gronden voor de voorlopige hechtenis zijn, met uitzondering van de onderzoeksgrond, aanwezig. De bewezen verklaarde feiten zijn feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld. De rechtbank is van oordeel dat de handel in hard- en synthetische drugs in ons land epidemische vormen aanneemt. Wekelijks worden grote hoeveelheden van deze drugs aangetroffen die in ons land worden binnengebracht. De handel in voornoemde drugs leidt doorgaans tot andere vormen van ernstige criminaliteit zoals bedreiging met geweld en daadwerkelijk geweld, getuige de diverse druggerelateerde liquidaties en pogingen daartoe. Vuurwapen- en andere vormen van geweld lijken inmiddels volstrekt normaal te zijn bij deze handel. Daar komt bij dat grootschalige drugshandel ook leidt tot witwassen op grote schaal. In het algemeen kan worden gesteld dat grootschalige drugshandel leidt tot een ernstige mate van ondermijning van de samenleving. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat grootschalige import van harddrugs leidt tot een geschokte rechtsorde nu het voor de samenleving niet te begrijpen zou zijn, en door die samenleving ook niet geaccepteerd zou worden, wanneer degene jegens wie ernstige bezwaren bestaan dat hij, zoals verdachte, zich (mede)schuldig heeft gemaakt aan de invoer van zeer grote hoeveelheden drugs, hetgeen tot een gevangenisstraf van 10 jaar heeft geleid, niet onverwijld in voorarrest zou worden genomen en voorlopig gehouden. Verdachte heeft zich tot heden aan zijn aanhouding onttrokken. Uit de bewezen verklaarde feiten leidt de rechtbank af dat verdachte langdurig betrokken was bij grootschalige drugssmokkel. Het is van algemene bekendheid dat dit een zeer lucratieve criminele activiteit is en waar het moeilijk is zich daaraan te onttrekken. Er moet dan ook ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich wederom schuldig maakt aan een soortgelijk feit indien hij op vrije voeten blijft.
De rechtbank ziet daarom aanleiding de gevangenneming van verdachte te bevelen. Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2, 3, 4 en 5,
telkens het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart zich buiten staat daaromtrent enige beslissing te nemen;
- verstaat dat het Openbaar Ministerie op het beslag zal dienen te beslissen conform de artikelen 116 tot en met 119 van het Wetboek van Strafvordering;
gevangenneming
- beveelt de gevangenneming van de verdachte (welk bevel afzonderlijk is geminuteerd).
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. J.T. Pouw en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.
Buiten staat
Mr. Melaard en Mr. Pouw zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Verslag van een deskundige, te weten een NFI rapport “Volledigheid en correctheid van decodering van Sky ECC berichten met Toolboxmethode”, van 22 juni 2022.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur, met nummer [code 14] (26Mapleton) van 30 juni 2022, inclusief alle zaaksdossiers. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
4.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van de gebruiker van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] / [accountnaam 2] / [accountnaam 3] / [accountnaam 13] ( [code 13] ), pagina 386.
5.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van de gebruiker van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] / [accountnaam 2] / [accountnaam 3] / [accountnaam 13] ( [code 13] ), pagina’s 387 en 388.
6.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van de gebruiker van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] / [accountnaam 2] / [accountnaam 3] / [accountnaam 13] ( [code 13] ), pagina 386.
7.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van de gebruiker van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] / [accountnaam 2] / [accountnaam 3] / [accountnaam 13] ( [code 13] ), pagina 389 en 390.
8.Einddossier, het proces-verbaal van identificatie van de gebruiker van de SkyECC-accounts [accountnaam 1] / [accountnaam 2] / [accountnaam 3] / [accountnaam 13] ( [code 13] ), pagina’s 390 tot en met 394 en [code 14] ).
9.Een geschrift te weten Modus operandi ‘pincode smokkel’ van de Districtsrecherche (ZHP RT), die als bijlage aan dit vonnis wordt gehecht.
10.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal van het LIRC van 23 juli 2021 ( [code 14] -168), pagina 2.
11.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal van bevinding en overdracht van de Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven van 7 april 2020, pagina 4.
12.Zaaksdossier [naam 3] , kennisgeving van inbeslagneming van 7 april 2020, pagina 6.
13.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal van overname, onderzoek, inbeslagname, monsteren, testen en vernietigen met bijlagen van 9 april 2020, pagina’s 7 tot en met 11 en 15 tot en met 17 en het geschrift, te weten het rapport van Douane Laboratorium van 28 april 2020, pagina’s 19 en 20.
14.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 18] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 14] ) met bijlagen, pagina 46.
16.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 18] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 14] ) met bijlagen, pagina’s 47 en 48.
17.De rechtbank begrijpt: de chauffeur.
18.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 18] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 14] ) met bijlagen, pagina’s 48, 49, 50 en 53.
19.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 18] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 14] ) met bijlagen, pagina’s 50 tot en met 52.
20.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 18] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 14] ) met bijlagen, pagina’s 56 en 57.
21.De rechtbank begrijpt: bij de haven.
22.De rechtbank begrijpt: de container.
23.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 18] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 14] ) met bijlagen, pagina 57.
24.De rechtbank begrijpt: Portbase.
25.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 18] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 14] ) met bijlagen, pagina 58.
26.De rechtbank begrijpt: ‘ [alias 3] ’, een persoon die het transport ter plaatse in de gaten houdt en volgt.
27.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 18] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 14] ) met bijlagen, pagina 59.
28.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 18] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 14] ) met bijlagen, pagina’s 58 en 59.
29.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 18] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 14] ) met bijlagen, pagina’62 en 63.
30.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie de op 7 april 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 18] ) met daarin 1000 kilo cocaïne van 14 maart 2022 ( [code 14] ) met bijlagen, pagina’s 63 en 64.
31.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal van bevindingen Contact [bedrijf 3] Coldstores Rotterdam van 6 april 2022 ( [code 14] -412) met bijlagen, pagina 116.
32.Zaaksdossier [naam 3] , het proces-verbaal van bevindingen Contact [bedrijf 3] Coldstores Rotterdam van 6 april 2022 ( [code 14] -412) met bijlagen, pagina’s 114 en 115.
33.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal overname, inbeslagname, onderzoek, monstername en vernietigen van 19 december 2019 met bijlagen, pagina 26.
34.Zaaksdossier [naam 8] , het overzichtsproces-verbaal van 30 juni 2022, pagina 5 en het proces-verbaal overname, inbeslagname, onderzoek, monstername en vernietigen van 19 december 2019 met bijlagen, pagina 27.
35.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal overname, inbeslagname, onderzoek, monstername en vernietigen van 19 december 2019 met bijlagen, pagina’s 27, 28 en 32 tot en met 34 en het geschrift, te weten het rapport van Douane Laboratorium van 15 januari 2020, pagina’s 23 en 24.
36.Zaaksdossier [naam 8] , pagina 5 en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Douane controle formulier Petrov.03 van 23 december 2019, pagina 21.
37.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie de op 19 december 2019 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 5] ) met daarin 400 kilo cocaïne van 27 maart 2022, pagina 49.
38.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie de op 19 december 2019 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 5] ) met daarin 400 kilo cocaïne van 27 maart 2022, pagina’s 50 en 51, en een geschrift te weten, het dossier zending, pagina 73.
39.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie de op 19 december 2019 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 5] ) met daarin 400 kilo cocaïne van 27 maart 2022, pagina 52.
40.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie de op 19 december 2019 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 5] ) met daarin 400 kilo cocaïne van 27 maart 2022, pagina’s 53 en 54.
41.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal van bevindingen onderzoek verstrekte gegevens Portbase van 7 januari 2020, pagina’s 75 en 76.
42.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie de op 19 december 2019 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 5] ) met daarin 400 kilo cocaïne van 27 maart 2022, pagina 56.
43.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie de op 19 december 2019 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 5] ) met daarin 400 kilo cocaïne van 27 maart 2022, pagina’s 58 en59.
44.Zaakdossier [naam 8] , het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Douane controle Petrov.03 van 23 december 2019, pagina’s 21 en 22.
45.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal SkyECC gesprekken in relatie de op 19 december 2019 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 5] ) met daarin 400 kilo cocaïne van 27 maart 2022, pagina 63.
46.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal van bevindingen onderzoek verstrekte gegevens Portbase van 7 januari 2020, pagina’s 75 en 76.
47.Zaaksdossier [naam 8] , het proces-verbaal van bevindingen aanvullende bevindingen omtrent uitkijken beelden cameratoezicht van 6 januari 2020, pagina’s 77 en 78.
48.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen aanleiding onderzoek [naam 5] van 17 februari 2022, pagina 39 en het proces-verbaal van bevinding van 28 januari 2020, pagina 42.
49.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal overname, onderzoek, wegen, inbeslagname, monstername, testen, overbrengen en vernietigen van 28 januari 2020, pagina 52, en de kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 en 94a Wetboek van Strafvordering, pagina 80.
50.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal overname, onderzoek, wegen, inbeslagname, monstername, testen, overbrengen en vernietigen van 28 januari 2020, pagina’s 53 en 54 en 57 tot en met 60, en het geschrift, te weten het rapport van Douane Laboratorium van 16 maart 2020, pagina’s 78 en 79.
51.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 12] ) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina 80.
52.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 12] ) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina 82.
53.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 12] ) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina’s 83 tot en met 86.
54.De rechtbank begrijpt: de geadresseerde.
55.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 12] ) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina’s 86.
56.De rechtbank begrijpt: het bonnetje.
57.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 12] ) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina’s 88 en 89.
58.De rechtbank begrijpt: de container op de oplegger gaat zetten.
59.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 12] ) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina 94.
60.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 12] ) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina 95.
61.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie de op 28 januari 2020 in Rotterdam onderschepte container ( [nummer 12] ) met daarin 642,33 kilo cocaïne van 14 maart 2022, pagina 96.
62.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevinding van 1 februari 2020, pagina’s 45 en 46.
63.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2022, pagina 116.
64.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2022, pagina 116.
65.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2022, pagina 117.
66.Zaaksdossier [naam 5] , het proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2022, pagina 118.
67.Zaaksdossier Kapiteinskost, het proces-verbaal van bevinding van de belastingdienst/Douane Rotterdam van 16 februari 2020, pagina 34.
68.Zaaksdossier Kapiteinskost, het proces-verbaal van bevinding van de belastingdienst/Douane Rotterdam van 16 februari 2020, pagina 35.
69.Zaaksdossier Kapiteinskost, het proces-verbaal van overname, onderzoek, wegen, inbeslagname, monsteren en vernietigen van 16 februari 2020, pagina 37.
70.Zaaksdossier Kapiteinskost, het proces-verbaal van overname, onderzoek, wegen, inbeslagname, monsteren en vernietigen van 16 februari 2020, pagina’s 38, 39 en 43 tot en met 46, en het geschrift, te weten het rapport van Douane Laboratorium van 16 maart 2020, pagina’s 58 en 59.
71.Zaaksdossier Kapiteinskost, het proces-verbaal van overname, onderzoek, wegen, inbeslagname, monsteren en vernietigen van 16 februari 2020, pagina 39.
72.De rechtbank begrijpt: Stukken daar.
73.Zaaksdossier Kapiteinskost, het proces-verbaal van bevindingen Sky berichten van 21 maart 2022, pagina’s 62 tot en met 64.
74.Zaaksdossier Kapiteinskost, het proces-verbaal van bevindingen Sky berichten van 21 maart 2022, pagina 65.
75.De rechtbank begrijpt: de andere transporteur.
76.Zaaksdossier Kapiteinskost, het proces-verbaal van bevindingen Sky berichten van 21 maart 2022, pagina 66.
77.Zaaksdossier Kapiteinskost, het proces-verbaal van bevindingen Sky berichten van 21 maart 2022, pagina’s 66 en 67.
78.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van observatie van 9 juli 2020, pagina’s 1 tot en met 6.
79.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van overname, onderzoek en vernietiging van 9 juli 2020, pagina 27.
80.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van overname, onderzoek en vernietiging van 9 juli 2020, pagina 27.
81.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van overname, onderzoek en vernietiging van 9 juli 2020, pagina’s 32, 33 en 35 tot en met 38, en het geschrift, te weten het rapport van Douane Laboratorium van 6 augustus 2020, pagina’s 52 en 53.
82.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina 130.
83.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 132 en 133.
84.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 135, 136 en 137.
85.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina 138.
86.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 139 en 140.
87.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina 141.
88.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 142 en 143.
89.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina 149.
90.De rechtbank begrijpt: de chauffeur.
91.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina 153.
92.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 154 tot en met 156.
93.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 157 en 158.
94.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen SkyECC gesprekken in relatie tot de op 7 juli 2020 onderschepte container [nummer 19] met daarin 897,44 kilo cocaïne van 25 maart 2020, pagina’s 160 tot en met 164.
95.Zaaksdossier [naam 6] , het proces-verbaal van bevindingen pv telefoon [medeverdachte 6] , pagina’s 60 tot en met 65.