In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde, beide procederend in persoon. De eiser, verhuurder van een woning, vorderde ontruiming van de woning door de gedaagde, die in gebreke was gebleven met het betalen van huur en de waarborgsom. De huurovereenkomst was aangegaan voor een jaar, met een huurprijs van € 1.100,- per maand. De gedaagde had slechts een deel van de waarborgsom en de huur voldaan, waardoor de eiser genoodzaakt was om juridische stappen te ondernemen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 juli 2023 was de gedaagde niet aanwezig, en werd verstek verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eiser, behoudens enkele punten, niet onrechtmatig of ongegrond waren. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst werd afgewezen, omdat dit in kort geding niet toewijsbaar is. Ook de vordering tot machtiging voor ontruiming door een deurwaarder werd afgewezen, aangezien de deurwaarder al bevoegd is om ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning binnen een maand na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen, en heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.350,- plus wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A. Smedes.