Uitspraak
1.De procedure
2.Inleiding
3.De feiten
4.Het geschil
(A) ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst,
(B.1) ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis, en
(B.2) veroordeling van Kappr tot betaling van de huurachterstand met rente en incassokosten plus zoveel maal een bedrag van € 1.719,29 per maand (te vermeerderen of te verlagen met een bedrag gelijk aan de jaarlijkse huurverhoging/verlaging) als er maanden verlopen vanaf 1 januari 2023 tot aan de overeengekomen einddatum van de overeenkomst – dat is 31 januari 2028 – dan wel zoveel later als het moment dat het gehuurde ontruimd wordt en naar behoren aan WBW wordt opgeleverd, waarbij een gedeelte van een maand als een volle maandtermijn wordt gerekend, en
(B.3) veroordeling van Kappr tot betaling van de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 11.481,04 vanaf 14 december 2022 tot aan de dag van volledige betaling en veroordeling van Kappr tot betaling van de kosten en de nakosten van de procedure, en
(C) uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis (dat wil zeggen dat de veroordelingen in het te wijzen vonnis ook ten uitvoer kunnen worden gelegd als een van partijen de beslissing van de kantonrechter in hoger beroep voorlegt aan het hof ).