ECLI:NL:RBOVE:2023:3177

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
08.234849.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na bedreiging en meerdere diefstallen

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1969 in Turkije, die zonder bekende woon- of verblijfsplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging met zware mishandeling en meerdere diefstallen, en heeft hem een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaren. De zaak kwam voort uit een incident op 1 juli 2022, waarbij de verdachte met een mes dreigde naar medewerkers van Albert Heijn in Deventer. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van flessen wasmiddel en accu's van elektrische fietsen in verschillende incidenten tussen juli en september 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn betrokkenheid bij de diefstallen erkend, maar ontkende de bedreiging met het mes. De rechtbank oordeelde echter dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen was, op basis van getuigenverklaringen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn hoge recidiverisico, wat leidde tot de beslissing om de ISD-maatregel op te leggen. De benadeelde partijen die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.234849.22 (P)
Datum vonnis: 3 januari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] (Turkije),
zonder bekende woon- of verblijfsplaats in Nederland,
nu verblijvende in de P.I. Achterhoek in Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 december 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. de Vries en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 1 juli 2022 in Deventer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met een
mes en door toevoeging van de woorden "wat wil je nu dan";
feit 2:op 1 juli 2022 in Deventer zes flessen wasmiddel van de Albert Heijn heeft
gestolen;
feit 3:op 24 augustus 2022 in [locatie 2] een accu van een elektrische fiets heeft
gestolen van [slachtoffer 3]/ [slachtoffer 4] door middel van braak/verbreking;
feit 4: op 25 augustus 2022 in [locatie 1] een accu van een elektrische fiets heeft gestolen
van [slachtoffer 5] door middel van braak/verbreking;
feit 5:op 30 augustus 2022 in [locatie 1] een accu van een elektrische fiets heeft gestolen
van [slachtoffer 6]/[bedrijf] B.V. door middel van braak/verbreking;
feit 6:op 2 september 2022 in [locatie 1] een accu van een elektrische fiets heeft gestolen
van [slachtoffer 7] door middel van braak/verbreking;
feit 7:op 15 september 2022 in [locatie 1] vleeswaren van de Jumbo Boreelplein heeft
gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 1 juli 2022 te [locatie 1]
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- een (zak)mes in de hand te nemen en/of open te klappen en/of omhoog te heffen
en/of zwaaiende bewegingen mee te maken voor en/of richting voornoemde [slachtoffer 1]
en/of voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden
toe te voegen "wat wil je nu dan",
althans (telkens) woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
feit 2:
hij op of omstreeks 1 juli 2022 te Deventer
meerdere (zes) flessen Robijn wasmiddel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3:
hij op of omstreeks 24 augustus 2022 te [locatie 2], gemeente [locatie 1]
een accu van een elektrische fiets (merk: Bosch, type: Powerpack 400), in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 4:
hij op of omstreeks 25 augustus 2022 te [locatie 1]
een accu van een elektrische fiets (serienummer: [nummer 1] , typenummer:
0275007514), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5], in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 5:
hij op of omstreeks 30 augustus 2022 te [locatie 1]
een accu van een elektrische fiets (goednummer: [nummer 2], merk/type: Bosch
Powerpack 400 Performance), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 6] en/of [bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 6:
hij op of omstreeks 2 september 2022 te [locatie 1] een accu van een elektrische fiets (artikelnummer: 0275007522, merk: Bosch, type:
Powerpack 400), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 7:
hij op of omstreeks 15 september 2022 te Deventer meerdere vleeswaren (drie verpakkingen bavette en vier verpakkingen picanha), in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo Boreelplein, in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van oordeel dat verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken, omdat verdachte ontkent met een mes te hebben gedreigd en op de camerabeelden ook niet duidelijk een mes is te zien. Dit soort feiten passen ook niet in het straatje van verdachte. Verdachte houdt zich als veelpleger bezig met het plegen van vermogensdelicten, zoals diefstallen, wat ook kan worden afgeleid uit zijn justitiële documentatie.
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd tegen de ten laste gelegde feiten 2 tot en met 7 gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde bedreiging heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Aangever [slachtoffer 1] en getuige [slachtoffer 2], beide medewerkers van Albert Heijn in Deventer, hebben verklaard dat zij verdachte in de winkel hebben aangesproken, omdat zij het vermoeden hadden dat verdachte een winkeldiefstal had gepleegd. Verdachte heeft ter zitting beaamd dat hij in de winkel aanwezig was en door aangever en getuige werd aangesproken. Verdachte ontkent evenwel dat deze confrontatie is uitgemond in een bedreiging. Volgens verdachte had hij helemaal geen zakmes bij zich en heeft hij zich ook niet verbaal dreigend uitgelaten. Verdachte heeft ter zitting verklaard een sleutel uit zijn broekzak te hebben gehaald en dat hij vervolgens is weggelopen.
De rechtbank stelt vast dat uit de aangifte [2] volgt dat [slachtoffer 1] verdachte aansprak waarop verdachte zijn hand uit zijn zak haalde. [slachtoffer 1] zag dat verdachte een zakmes in zijn hand hield, dat mes uitvouwde en in zijn richting wees. [slachtoffer 1] hoorde verdachte daarbij zeggen: "wat wil je nu dan”. [slachtoffer 2] heeft de verklaring van [slachtoffer 1] bevestigd. Hij heeft verklaard [3] dat verdachte een zakmes uit zijn broekzak haalde, het mes met zijn andere hand openklapte en een zwaaiende beweging met dit zakmes maakte. Terwijl verdachte met het mes zwaaide hoorde [slachtoffer 2] verdachte zeggen: “wat moet je dan". [slachtoffer 2] is ook ter zitting als getuige gehoord en heeft daar nadrukkelijk bevestigd dat verdachte een mes in zijn hand had en geen ander voorwerp, zoals een sleutel. Anders dan de raadsman acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd.
Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 7
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 2 tot en met 7 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
feit 2:
  • het proces-verbaal van aangifte van 6 juli 2022 namens Albert Heijn, pagina’s 25 tot en met 27;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in proces-verbaal van de zitting van 20 december 2022;
feit 3:
  • het proces-verbaal van aangifte van 26 augustus 2022 namens [slachtoffer 4], pagina’s 55 en 56;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in proces-verbaal van zitting van 20 december 2022;
feit 4:
  • het proces-verbaal van aangifte van 26 augustus 2022 namens [slachtoffer 5], pagina’s 62 tot en met 64;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in proces-verbaal van de zitting van 20 december 2022;
feit 5:
  • het proces-verbaal van aangifte van 3 september 2022 namens [bedrijf] B.V., pagina’s 68 en 69;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in proces-verbaal van de zitting van 20 december 2022;
feit 6
  • het proces-verbaal van aangifte van 2 september 2022 van [slachtoffer 7], pagina’s 73 tot en met 75;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in proces-verbaal van de zitting van 20 december 2022;
feit 7
  • het proces-verbaal van aangifte van 15 september 2022 namens Jumbo Boreelplein, pagina’s 20 tot en met 22;
  • bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in proces-verbaal van de zitting van 20 december 2022.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij op 1 juli 2022 te [locatie 1] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling door
- een (zak)mes in de hand te nemen en open te klappen en zwaaiende bewegingen mee te maken voor en/of richting voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2] en
- voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "wat wil je nu dan";
feit 2:
hij op 1 juli 2022 te Deventer meerdere (zes) flessen Robijn wasmiddel, die geheel
aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3:
hij op 24 augustus 2022 te [locatie 2] een accu van een elektrische fiets (merk: Bosch, type: Powerpack 400) die geheel aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4:
hij op 25 augustus 2022 te [locatie 1] een accu van een elektrische fiets (serienummer: [nummer 1], typenummer: 0275007514), die geheel aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 5:
hij op 30 augustus 2022 te [locatie 1] een accu van een elektrische fiets (goednummer: [nummer 2], merk/type: Bosch Powerpack 400 Performance), die aan [bedrijf] B.V. toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6:
hij op 2 september 2022 te [locatie 1] een accu van een elektrische fiets (artikelnummer: 0275007522, merk: Bosch, type: Powerpack 400), die geheel aan [slachtoffer 7], toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 7:
hij op 15 september 2022 te Deventer vleeswaren (drie verpakkingen bavette en vier verpakkingen picanha), die geheel aan Jumbo Boreelplein, toebehoorden heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf
bedreiging met zware mishandeling
feiten 2, 3, 5, 6 en 7, telkens:
het misdrijf
diefstal
feit 4:
het misdrijf
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor alle feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een ISD-maatregel niet passend is en dat kan worden volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. Met het opleggen van een ISD-maatregel wordt in het geval van verdachte geen gedragsverandering en ook geen terugkeer in de Nederlandse maatschappij beoogd, maar terugkeer naar zijn geboorteland Turkije, terwijl verdachte niet gemotiveerd is hieraan mee te werken. Verdachte woont sinds zijn tiende levensjaar al in Nederland en is hier dus volledig ingeburgerd. Hij heeft geen enkele binding meer met Turkije en het is maar zeer de vraag of Turkije hem de nodige hulpverlening kan bieden. Driemaal eerder is een ISD-maatregel aan verdachte opgelegd en dit heeft niet geleid tot het gewenste effect. Afstraffing door middel van oplegging van een gevangenisstraf ligt dan ook meer voor de hand. Op die wijze kan de maatschappij ook tegen overlast van veelplegers zoals verdachte worden beschermd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging. Hij werd door winkelpersoneel aangesproken vanwege een gepleegde winkeldiefstal. Daarop pakte hij een mes uit zijn zak en zocht de confrontatie op met het winkelpersoneel in plaats van dat hij zijn medewerking verleende. Verdachte heeft het winkelpersoneel vrees aangejaagd door zowel met het mes als woordelijk te bedreigen. Door op deze manier te handelen heeft verdachte bij het winkelpersoneel (van jonge leeftijd) gevoelens van angst en onveiligheid opgewekt. De rechtbank rekent hem dit aan.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen en diefstallen van accu’s van elektrische fietsen. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Deze diefstallen veroorzaken overlast, ergernis en financiële schade bij de gedupeerde burgers en winkelketens. De verdachte heeft kennelijk puur uit eigen financieel gewin gehandeld en geen oog gehad voor de nadelige gevolgen voor de slachtoffers.
Uit het – 42 pagina’s tellend – uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 9 november 2022 blijkt dat hij vele malen eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg van 14 november 2022. Uit het advies blijkt onder meer dat verdachte als veelpleger bekend staat en dat hij ongewenst vreemdeling is in Nederland. Verdachte kan daardoor niets opbouwen in Nederland. Hij heeft geen stabiele huisvesting, geen zinvolle dagbesteding, geen inkomen en is zorgmijdend. Eerdere hulpverleningstrajecten zijn mislukt. Verdachte kampt met een heroïneverslaving en verkeert in een milieu van chronische drugsgebruikers. De reclassering schat het risico op recidive hoog in. Een reguliere ISD-maatregel is volgens de reclassering door zijn verblijfsstatus niet aan de orde. De reclassering adviseert daarom een ISD-VRIS (ISD-maatregel voor vreemdelingen) op te leggen voor de duur van twee jaren.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de brief van het NIFP van 4 oktober 2022. Het NIFP acht geen contra-indicaties aanwezig voor oplegging van de ISD-maatregel.
Gelet op het strafblad van de verdachte de inhoud van het reclasseringsadvies en de brief van het NIFP dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De eerder aan verdachte opgelegde straffen hebben niet geleid tot het voorkomen van recidive.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden is, zonder aftrek van voorarrest, nu de veiligheid van goederen zulks eist.
Het door de raadsman aangevoerde brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dat er gedurende de ISD-maatregel zal worden getracht verdachte uit te zetten naar Turkije en dat er rekening mee moet worden gehouden dat terugkeer niet mogelijk zal zijn, gelet op de weigerende houding van verdachte – en dat de ISD-maatregel daardoor mogelijk neerkomt op een kale detentie –, doet aan de wenselijkheid van oplegging van de ISD-maatregel niet af. De ISD-maatregel strekt immers zowel tot beveiliging van de maatschappij als tot beëindiging van de recidive door verdachte. Gezien het hoge recidiverisico ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid om de maatschappij tegen het plegen van strafbare feiten door verdachte te beschermen dan door het opleggen aan verdachte van een ISD-maatregel, waardoor voortzetting van het criminele gedragspatroon van verdachte door vrijheidsbeneming feitelijk onmogelijk wordt gemaakt.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 4] (feit 3) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 497,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
[slachtoffer 5] (feit 4) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 496,75 (€ 629 - € 135,25), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
[slachtoffer 7] (feit 6) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 539,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] gevorderd tot gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht daarbij te bepalen, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast.
De officier van justitie heeft voor het overige verzocht deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] heeft de officier van justitie gevorderd tot gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van € 25, te vermeerderen met de wettelijke rente van het moment waarop de schade is ontstaan met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht daarbij te bepalen, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast.
De officier van justitie heeft voor het overige verzocht deze benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle vorderingen tevens gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft kenbaar gemaakt het eens te zijn met het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] is de raadsman van mening dat zij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de levensduur van de accu niet uit de stukken is af te leiden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] is de raadsman van mening dat de vordering toegewezen kan worden tot een maximumbedrag van € 100,00 en dat zij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Niet ter discussie staat dat verdachte elektrische accu’s van de fietsen van de benadeelde partijen heeft gestolen. Wel is er onduidelijkheid over de ouderdom van de accu’s en de daarmee samenhangende levensduur alsmede de economische dagwaarde. De gestelde schade is door de benadeelde partijen onvoldoende onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Dit maakt dat de opgevoerde schade onvoldoende is komen vast te staan. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partijen om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partijen die gelegenheid dan ook niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partijen daarom in de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partijen de vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38m, 38n, 57, 285, 310, 311 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf
bedreiging met zware mishandeling
feiten 2, 3, 5, 6 en 7, telkens:
het misdrijf
diefstal
feit 4:
het misdrijf
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde;
maatregel
- legt op
de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor
stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 4] (feit 3), [slachtoffer 5] (feit 4) en [slachtoffer 7] (feit 6) in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, en dat de benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol, voorzitter, mr. A. van Holten en S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid met registratienummer PL0600-2022422035. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een geschrift, zijnde een proces-verbaal van aangifte van 13 juli 2022 van [slachtoffer 1], pagina 37 en 38.
3.Een geschrift, zijnde een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 juli 2022 van [slachtoffer 2], pagina 41.