ECLI:NL:RBOVE:2023:3225

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
10208733 \ CV EXPL 22-4193
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde ouderbijdrage kinderopvang met betrekking tot openstaand bedrag en opzegtermijn

In deze zaak vordert Stichting Humankind, een kinderopvang, betaling van een openstaande ouderbijdrage van € 391,70 voor de opvang van de zoon van de gedaagde partij in augustus 2022. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij al heeft betaald voor de maand september 2022, terwijl partijen hadden afgesproken dat haar zoon na de zomervakantie niet meer terug zou komen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde nog een bedrag van € 391,70 verschuldigd is aan Humankind, aangezien de betaling voor augustus 2022 niet is gedaan en de betaling voor september 2022 niet onverschuldigd is. De vordering van Humankind wordt toegewezen, en de gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

De procedure begon met een dagvaarding op 18 november 2022, gevolgd door een conclusie van antwoord op 3 januari 2023 en een conclusie van repliek op 31 januari 2023. De gedaagde heeft niet meer gereageerd na de conclusie van repliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen loopt tot 25 augustus 2023 en dat de opzegtermijn van één maand in acht genomen moest worden. De gedaagde heeft de overeenkomst op 8 augustus 2022 opgezegd, maar de kantonrechter concludeert dat de overeenkomst pas op 9 september 2022 is beëindigd.

De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en de gevorderde rente over de hoofdsom toegewezen, maar de rente over rente en de rente en btw over de buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de kosten van de procedure dragen. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter A.M.S. Kuipers op 28 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10208733 \ CV EXPL 22-4193
Vonnis van 28 maart 2023
in de zaak van
STICHTING HUMANKIND,
gevestigd te Vught
eisende partij, hierna te noemen Humankind,
gemachtigde: P.M.F. Ottengerechtsdeurwaarder.
tegen
[gedaagde]wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.Samenvatting

1.1.
Humankind is een kinderopvang. Partijen zijn een plaatsingsovereenkomst aangegaan voor de opvang van de zoon van [gedaagde]. Humankind vordert betaling van de ouderbijdrage van € 391,70 voor de opvang in de maand augustus 2022. Volgens [gedaagde] heeft zij de bijdrage voor augustus 2022 al betaald, maar voor juli 2022 niet. [gedaagde] voert echter aan dat zij al wel heeft betaald voor de maand september 2022, terwijl partijen hadden besproken dat haar zoon na de zomervakantie niet meer terug zou komen. Volgens [gedaagde] zijn de betalingen voor de maand september 2022 dan ook onverschuldigd betaald en kunnen deze worden verrekend met het openstaande bedrag voor de maand juli 2022.
1.2.
De kantonrechter oordeelt dat vastgesteld kan worden dat [gedaagde] nog een bedrag van € 391,70 heeft openstaan bij Humankind en dat de betaling voor de maand september 2022 niet onverschuldigd is betaald. De vordering wordt daarom toegewezen. Aangezien [gedaagde] in het ongelijk is gesteld, moet zij de kosten van de procedure dragen. Daarnaast zijn de buitenrechtelijke incassokosten en de gevorderde rente over de hoofdsom toewijsbaar. De gevorderde rente over rente en rente en btw over de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 november 2022 met producties,
- de conclusie van antwoord van 3 januari 2023,
- de conclusie van repliek van 31 januari 2023.
2.2.
[gedaagde] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Humankind is een kinderopvang.
3.2.
Partijen zijn een plaatsingsovereenkomst aangegaan voor de opvang van de zoon van [gedaagde]. In de overeenkomst is opgenomen dat de opvang start op 30 augustus 2021 en eindigt op 25 augustus 2023.
3.3.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017 van toepassing verklaard. In artikel 10 lid 4 sub a van deze algemene voorwaarden staat:
“Opzegging vindt plaats door middel van een aan de andere Partij gerichte gemotiveerde Schriftelijke verklaring en
a.
met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, in geval van opzegging door de Ouder;”
3.4.
Op 12 juli 2022 heeft Humankind een factuur van € 391,70 naar [gedaagde] gestuurd voor de opvang in de maand augustus 2022.
3.5.
Op 29 juli en 5 augustus 2022 heeft Humankind [gedaagde] per brief gesommeerd om het hiervoor genoemde bedrag te betalen.
3.6.
Op 8 augustus 2022 heeft [gedaagde] de overeenkomst met Humankind per e-mail opgezegd. De opzegging is bevestigd door Humankind.

4.Het geschil

Vordering

4.1.
Humankind vordert [gedaagde] te veroordelen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om een bedrag van € 464,73 aan haar te betalen (bestaande uit € 391,70 aan hoofdsom, € 71,10 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 1,93 aan wettelijke rente tot 24 oktober 2022) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot aan de dag van volledige betaling. Daarnaast vordert Humankind dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.2.
Humankind legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen [gedaagde] en Humankind een plaatsingsovereenkomst bestaat, op grond waarvan een maandelijkse ouderbijdrage verschuldigd is. Humankind stelt dat [gedaagde] de ouderbijdrage voor augustus 2022, ondanks de door haar gestuurde aanmaningen, niet heeft voldaan. Daarnaast stelt Humankind dat [gedaagde] rente verschuldigd is vanaf de dag dat zij in verzuim is met de betaling van de hoofdsom en maakt Humankind aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
Verweer
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Volgens [gedaagde] hebben partijen gezamenlijk besloten dat haar zoon na de zomervakantie niet terug zou komen. [gedaagde] voert aan dat haar niet is verteld dat ze het contract nog moest opzeggen en er een opzegtermijn van één maand geldt. Ze had een contract voor één jaar en heeft het contract niet verlengd. [gedaagde] voert aan dat ze de bijdrage van augustus 2022 al heeft betaald, maar die van juli 2022 niet. Volgens [gedaagde] heeft ze in september 2022 opnieuw een factuur gekregen en twee bedragen betaald, namelijk € 104,53 en € 287,17. Ze stelt dat ze deze bedragen onverschuldigd heeft betaald, omdat het contract al beëindigd was. Volgens haar kunnen deze bedragen verrekend worden met de factuur van juli 2022 en heeft ze alles dus al betaald.

5.De beoordeling

Hoofdsom
5.1.
[gedaagde] heeft niet betwist dat ze voor de opvang in de maand augustus 2022 een bedrag van € 391,70 aan Humankind moest betalen, maar stelt dat ze dit bedrag al heeft betaald. Uit het door Humankind overgelegde overzicht van de betalingen van [gedaagde] blijkt echter dat de betaling voor de maand augustus 2022 is gestorneerd. [gedaagde] heeft niet meer op de conclusie van repliek gereageerd en heeft dit overzicht dus niet betwist. Bovendien heeft [gedaagde] verklaard dat zij de bijdrage voor de maand juli 2022 niet heeft betaald. [gedaagde] erkent dus dat ze nog een bedrag heeft openstaan bij Humankind. Uit het hiervoor genoemde overzicht blijkt dat zij voor de maand juli 2022 ook een bijdrage van € 391,70 verschuldigd was. Vastgesteld kan dus worden dat [gedaagde] nog een bedrag van € 391,70 aan Humankind moet betalen (ongeacht of deze bijdrage nu op de maand juli of augustus 2022 ziet).
5.2.
[gedaagde] voert aan dat zij in totaal een bedrag van (€ 104,53 + € 287,17 =) € 391,70 voor de opvang in de maand september 2022 heeft betaald en dat dit bedrag verrekend kan worden met het openstaande bedrag. Volgens haar is dit bedrag namelijk onverschuldigd betaald, omdat het contract al beëindigd was. De overeenkomst is echter aangegaan tot 25 augustus 2023 en kan op grond van artikel 10 lid 4 sub a van de algemene voorwaarden van Humankind alleen schriftelijk worden opgezegd met een opzegtermijn van één maand. [gedaagde] heeft Humankind op 8 augustus 2022 gemaild dat zij haar zoon wil uitschrijven bij de opvang. Gelet op de opzegtermijn is de overeenkomst dus op 9 september 2022 beëindigd. Uit het betalingsoverzicht van Humankind blijkt dat [gedaagde] voor de (hele) maand september 2022 een factuur van € 391,70 heeft ontvangen en dat Humankind vervolgens een creditfactuur van € 287,17 heeft gestuurd, omdat de overeenkomst op 9 september 2022 is beëindigd. Voor de maand september 2022 moest dus nog een bedrag van (€ 391,70 – € 287,17 =) € 104,53 worden betaald en uit het overzicht van Humankind blijkt [gedaagde] dit bedrag heeft voldaan. Dit bedrag is dus niet onverschuldigd betaald en kan daarom niet verrekend worden met het openstaande bedrag.
5.3.
De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] nog een bedrag van € 391,70 aan Humankind moet betalen. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.4.
Humankind maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De door Humankind aan [gedaagde] verzonden aanmaning van 12 augustus 2022 voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De buitengerechtelijke incassokosten zijn daarom toewijsbaar. Humankind vordert een bedrag van € 71,10 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw. De door Humankind gevorderde btw is echter niet toewijsbaar, omdat de btw niet is vermeld in de aanmaning. Op grond van het in het Besluit bepaalde tarief is een bedrag van € 58,76 aan buitengerechtelijke incassokosten exclusief btw toewijsbaar. Humankind heeft in haar aanmaning echter een bedrag van € 58,75 vermeld, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
Rente
5.5.
De gevorderde rente over de hoofdsom is op de wet gegrond en niet weersproken en zal daarom worden toegewezen.
5.6.
De gevorderde rente over rente zal worden afgewezen, omdat deze rente pas verschuldigd is na verloop van een jaar.
5.7.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal ook worden afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten al zijn betaald.
Proceskosten
5.8.
[gedaagde] krijgt in deze procedure ongelijk en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Humankind worden tot aan dit vonnis vastgesteld op:
  • explootkosten € 129,74
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 417,74

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 452,38 (bestaande uit een bedrag € 391,70 aan hoofdsom, € 58,75 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 1,93 aan wettelijke rente tot 24 oktober 2022) aan Humankind te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 391,70 vanaf 18 november 2022 tot aan de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure tot aan dit vonnis aan de zijde van Humankind vastgesteld op € 417,74,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door A.M.S. Kuipers kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2022.