ECLI:NL:RBOVE:2023:3271

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
C/08/282806 / HA ZA 22-225
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een woning tussen tweelingbroers met verzoek om gebruiksvergoeding

In deze civiele procedure vordert eiser, een tweelingbroer, de verdeling van de woning waarvan hij en zijn tweelingbroer, gedaagde, ieder voor de helft eigenaar zijn. Eiser vraagt ook om een veroordeling van gedaagde tot betaling van een gebruiksvergoeding. Gedaagde voert verweer en stelt dat hij in de woning wil blijven wonen en dat hij financieel niet in staat is om het aandeel van eiser over te nemen. De rechtbank honoreert het verweer van gedaagde en sluit de verdeling van de woning uit voor ten hoogste drie jaren. De rechtbank wijst de overige vorderingen van eiser af, waaronder de vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding. De rechtbank overweegt dat de belangen van gedaagde, die al lange tijd in de woning woont en daar zijn gezin heeft gesticht, zwaarder wegen dan de wens van eiser om zijn nalatenschap te regelen. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/282806 / HA ZA 22-225
Vonnis van 9 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R.R. Schuldink te Hardenberg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.M. Koppert te Lelystad.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 augustus 2022;
- de mondelinge behandeling van 21 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de akte van [eiser] , tevens vermeerdering van eis;
- de akte van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling van 13 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Bij zijn akte van 5 april 2023 heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis van [eiser] . Hij vindt dat deze in strijd met de goede procesorde is, omdat hij zich niet op zo’n korte termijn tegen de vermeerdering van eis kan verweren. Dit verweer faalt reeds, omdat [gedaagde] gezien het tijdstip van de (tweede) mondelinge behandeling voldoende tijd gehad heeft om te reageren op de vermeerdering van eis. De rechtbank acht de vermeerdering van eis dan ook toelaatbaar.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald op vandaag.

2.2. Samenvatting

2.1.
[eiser] vordert in deze procedure verdeling van de woning waarvan hij en zijn tweelingbroer [gedaagde] ieder voor de helft eigenaar van zijn. Ook vordert [eiser] een veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een gebruiksvergoeding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. De rechtbank honoreert het verweer en sluit de verdeling van de woning uit voor ten hoogste drie jaren en wijst de vorderingen van [eiser] voor het overige af.

3.De feiten

3.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn tweelingbroers.
3.2.
[eiser] en [gedaagde] zijn op 25 maart 1980 ieder voor de helft eigenaar geworden van de woning aan het adres [adres] (hierna: de woning). De woning betreft het ouderlijk huis van [eiser] en [gedaagde] .
3.3.
Sinds 1982 bewoont [gedaagde] de woning samen met zijn echtgenote en - later - met hun kinderen, die inmiddels zijn uitgevlogen.
3.4.
Bij brief van 25 november 2021 heeft [eiser] via zijn advocaat het volgende aan [gedaagde] laten weten:
“U heeft in 1980 samen met uw broer [eiser] de woning gekocht van uw ouders (de leveringsakte is ingeschreven in het Kadaster op 25 maart 1980), welke woning staat aan de [adres]. Derhalve heeft u samen met uw broer [eiser] deze woning in gemeenschappelijk eigendom, in die zin dat u ieder voor 50% deelgenoot (eigenaar) bent van deze woning.
Vanaf het moment van de gezamenlijke aankoop van de woning heeft u in de woning gewoond. Uw broer [eiser] heeft recht op een redelijke vergoeding in de vorm van uur of kosten voor gebruik van de helft van de woning waar hij eigenaar van is. U heeft tot op de dag van vandaag nooit één huurpenning of een vergoeding voor het gebruik van het deel van de woning waar uw broer eigenaar van is, betaald.Uw broer [eiser] wil over het gebruik van zijn deel van de woning zonder dat daar enige vergoeding in de vorm van huur of een vergoeding voor gebruik tegenover staat met u in goed overleg.
Verder wil uw broer [eiser] de huidige juridische situatie van de gemeenschappelijk eigendom van de woning beëindigen. Ook hier is het uitgangspunt van uw broer [eiser] om dat in goed overleg met u te doen.Tijdens dat overleg kunnen de mogelijkheden die er zijn worden besproken. Het zou natuurlijk heel mooi zijn indien u de helft van de woning van uw broer [eiser] wilt overnemen. Echter, ook is een goede optie de woning aan een derde te verkopen, maar dat moet u natuurlijk ook willen.
Uitgangspunt van uw broer [eiser] is dus om beide bovengenoemde kwesties in goed onderling overleg te regelen.
Indien u onverhoopt niet mee wilt werken dan wil uw broer [eiser] toch zijn 50% aandeel in de woning verkopen. (…)”
3.5.
Naar aanleiding van de mondelinge behandeling van 21 november 2022 hebben partijen in onderling overleg een taxateur ingeschakeld om de marktwaarde van de woning en het daarbij behorend perceel vast te stellen. Uit het overgelegde taxatierapport volgt een marktwaarde van € 285.000,-.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – na vermeerdering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I) de verdeling te bevelen van de gemeenschap waar [eiser] en [gedaagde] ieder voor de
helft eigenaar van zijn en derhalve gezamenlijk gerechtigd zijn tot de gemeenschap,
die bestaat uit de woning;
II) te bepalen dat de woning door [eiser] en [gedaagde] ten verkoop zal worden aangeboden
en geleverd alsmede dat binnen veertien dagen na betekening van het vonnis door
[eiser] en [gedaagde] een verkoopopdracht moet worden verstrekt aan [bedrijf]
[bedrijf] te Hardenberg, inhoudende dat een makelaar van [bedrijf]
namens [eiser] en [gedaagde] de woning zal verkopen in vrij opgeleverde staat tegen een
optimale marktconforme prijs;
III) te bepalen dat de helft van de netto verkoopopbrengst toekomt aan [eiser] en dat de
helft van de netto verkoopopbrengst toekomt aan [gedaagde] ;
IV) [gedaagde] te veroordelen om op eerste verzoek van de makelaar zijn medewerking te
verlenen aan alle uitvoerende handelingen samenhangend met en voortvloeiende uit
de verkoop en levering van de woning, op straffe van verbeuren van een dwangsom;
V) te bepalen dat, in het geval [gedaagde] geen medewerking verleent aan de
verkoopopdracht aan de makelaar en/of levering van de dan al verkochte woning,
het in deze zaak te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke
toestemming en/of wilsverklaring van [gedaagde] om de woning via de makelaar te
koop aan te kunnen bieden, te verkopen en te leveren;
VI) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding aan [eiser] , welke
gebruiksvergoeding berekend wordt op basis van 4% over de helft van de
overwaarde van de woning, te weten over het bedrag van € 137.300,-, hetgeen
neerkomt op een bedrag van € 5.486,- per jaar en € 457,16 per maand, over de
periode vanaf 23 juni 2017 tot aan de dag dat de verdeling van de gemeenschap
geëffectueerd is;
VII) [gedaagde] te veroordelen in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
4.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

beroep op uitsluiting van de verdeling
5.1.
[eiser] vordert verdeling van de gemeenschap op de voet van artikel 3:178 lid 1 BW. Het uitgangspunt van de wetgever is dat niemand kan worden gehouden om in een onverdeeldheid te blijven. Wanneer iemand vraagt om een gezamenlijk goed te verdelen, dan zal de rechter dit ook moeten doen. Artikel 3:178 lid 3 BW vormt een uitzondering op dit uitgangspunt. Deze bepaling houdt in dat, indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van een of meer deelgenoten aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling worden gediend, de rechter op verlangen van een deelgenoot, voor ten hoogste drie jaren, een vordering tot verdeling kan uitsluiten. Bij de beantwoording van de vraag of de door de verdeling getroffen belangen aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling zijn gediend, moeten de belangen van beide partijen tegen elkaar worden afgewogen, rekening houdend met alle feiten en omstandigheden van het geval. [gedaagde] doet een beroep op dit artikel. De rechtbank overweegt als volgt.
5.2.
[gedaagde] wenst in de woning te blijven wonen. [gedaagde] heeft daarbij naar voren gebracht dat hij zeer gehecht is aan de woning; hij is er geboren en opgegroeid, heeft er een gezin gesticht en woont er nu al ruim 70 jaar. Hij ziet de woning als zijn ‘thuis’. [gedaagde] heeft te kennen gegeven dat hij het liefst het aandeel van [eiser] in de gemeenschap wil overnemen, maar dat dit financieel niet haalbaar is. [gedaagde] heeft zijn financiële situatie aan de bank voorgelegd en het maximaal te lenen bedrag komt uit op € 29.297,-. Dat is substantieel te weinig om het aandeel van [eiser] over te nemen. Een eventuele verkoop van de woning en de aankoop van een andere woning is gelet op de huidige situatie op de woningmarkt en zijn leeftijd (70 jaar) in combinatie met zijn financiële draagkracht geen optie. Volgens [gedaagde] is een huurwoning in de vrije sector financieel evenmin haalbaar en bovendien is op korte termijn geen sociale huurwoning beschikbaar, nog daargelaten of hij daarvoor in aanmerking komt. [eiser] heeft als zijn eigen belang daartegenover gesteld dat hij vanwege zijn verslechterende gezondheid nu alvast zijn nalatenschap op een nette manier wil regelen. Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele wens van [eiser] om nu zijn nalatenschap te willen regelen, tegenover het belang van [gedaagde] , minder zwaarwegend. [eiser] blijft namelijk voor de helft eigenaar van de woning en in die zin blijft de woning in zijn nalatenschap, ook als hij komt te overlijden. Een financiële noodzaak tot ogenblikkelijke verdeling van de nalatenschap is gesteld noch gebleken. Dat [eiser] de huidige juridische situatie van de gemeenschappelijk eigendom van de woning zo snel mogelijk wil beëindigen, omdat de relatie tussen hem en [gedaagde] sinds een aantal jaar onherstelbaar vertroebeld is, is onvoldoende voor een ander oordeel.
5.3.
Kortom, weliswaar is het onverdeeld laten van de gemeenschap voor een lange periode in strijd met de belangen van [eiser] , maar anderzijds nopen zijn belangen niet tot ogenblikkelijke verdeling van de gemeenschap en eventuele verkoop van de woning. De rechtbank zal, met toepassing van artikel 3:178 lid 3 BW, de mogelijkheid tot het vorderen van de verdeling van de woning door [eiser] uitsluiten voor ten hoogste drie jaren, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis. Dit betekent dat de vorderingen I tot en met V van [eiser] zullen worden afgewezen en de overige verweren van [gedaagde] daartegen onbesproken kunnen blijven.
gebruiksvergoeding
5.4.
[eiser] heeft verder gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld om hem vanaf 23 juni 2017 een gebruiksvergoeding te betalen van € 457,16 per maand. [gedaagde] heeft onder meer aangevoerd dat het redelijk en billijk is om de gebruiksvergoeding weg te strepen tegen het door hem betaalde aandeel van [eiser] in de eigenaarslasten.
5.5.
Op grond van artikel 3:169 BW is iedere deelgenoot, tenzij een regeling anders bepaalt, bevoegd tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. De deelgenoot die het goed met uitsluiting van de andere deelgenoot gebruikt moet die andere deelgenoot, die aldus verstoken is gebleven van het gebruik en genot, schadeloos stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding (zie onder meer ECLI:NL:HR:2000:AA9143). Daarbij dienen de redelijkheid en de billijkheid die de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten beheersen (artikel 3:166 lid 3 BW) tot maatstaf. De rechtbank overweegt als volgt.
5.6.
Zolang de woning nog in gezamenlijk eigendom is, is [eiser] als deelgenoot in de eigendom van de woning naast [gedaagde] aansprakelijk voor betaling van de eigenaarslasten, zoals – in dit geval – de hypotheeklasten, de gemeentelijke belastingen en de premies voor de woonhuisverzekering. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat hij bijgedragen heeft in de eigenaarslasten, maar zijn totale bijdrage is slechts vast komen te staan tot een bedrag van fl. 7.755,-. Die bijdrage heeft [gedaagde] erkend, terwijl [eiser] zijn bijdrage voor het overige niet (voldoende) heeft kunnen onderbouwen. De rechtbank komt tot de slotsom dat voldoende aanleiding bestaat om de door [gedaagde] verschuldigde gebruiksvergoeding en het door [eiser] feitelijk verschuldigde aandeel in de eigenaarslasten tegen elkaar weg te strepen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de bijdrage van [eiser] ter hoogte fl. 7.775,- mede bestaat uit aflossing van een hypothecaire lening, die afgesloten was bij de koop van de woning en dus slechts ten dele bestaat uit hier relevante eigenaarslasten. Dit betekent dat de gevorderde gebruiksvergoeding wordt afgewezen.
proceskosten5.7. Gelet op de uitkomst van de procedure en de familierechtelijke band tussen partijen, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
sluit een vordering van [eiser] tot verdeling van de woning te [adres] uit voor ten hoogste drie jaren, te rekenen vanaf de datum van deze beschikking,
6.2.
wijst de vorderingen voor het overige af,
6.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023. (DG)