ECLI:NL:RBOVE:2023:3290

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
71.305468.22 (P) (LP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een vrouw voor het opzettelijk handelen met professioneel vuurwerk en het voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige vrouw, die werd beschuldigd van het opzettelijk handelen met professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik en het voorhanden hebben van een vuurwapen en/of munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte wetenschap had van de ten laste gelegde feiten. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer in Zwolle, waarbij de rechtbank op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juli en 8 augustus 2023 tot haar oordeel kwam.

De officier van justitie had gevorderd om de verdachte vrij te spreken van het eerste feit, maar te veroordelen voor medeplichtigheid aan de voorbereiding van een ontploffing. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak van beide feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van het vuurwerk en het wapen in haar woning. De rechtbank concludeerde dat de verdachte van beide feiten moest worden vrijgesproken.

Daarnaast werd er een beslissing genomen over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij de rechtbank zich niet in staat achtte om hierover een beslissing te nemen. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters M. Melaard, M.J.A.L. Beljaars en A.J. de Loor, met H. Kamp als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.305468.22 (P) (LP)
Datum vonnis: 15 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juli 2023 en 8 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en mr. Y. Oosterhof (hierna in enkelvoud: de officier van justitie)
en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. Y.A. Samseij, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er - na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 9 mei 2023 -, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een of meer anderen - heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:
voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, doodslag, moord, zware mishandeling, diefstal met geweld en/of afpersing
en/of
het opzettelijk voorhanden hebben van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik;
feit 2:
het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of munitie van categorie II en/of categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
Zij in of omstreeks de periode van 23 september 2022 tot en met 23
november 2022,
te Amsterdam en/of Maarssen en/of Utrecht, althans elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten een misdrijf als bedoeld in artikel 157, 287, 289, 303 en/of 312
en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht (te weten opzettelijk teweeg
brengen van een ontploffing, doodslag, moord, zware mishandeling,
diefstal met geweld en/of afpersing),
opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten
een of meer (automatische) vuurwapens en/of munitie en/of een
politiejas en/of handboeien en/of een kogelwerend vest en/of een of
meer met tape omwikkelde pakketten/blokken inhoudende
buskruit/flitspoeder en/of een of meer (dozen met) Super Cobra 6
vuurwerk en/of elektronische ontstekers en/of diverse rollen tape
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;
en/of
zij in of omstreeks de periode van 23 september 2022 tot en met 23
november 2022,
te [adres] , althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te
weten:
(telkens) een of meer (dozen met) Super Cobra 6 vuurwerk, (zie COV
proces-verbaal PL2600 BVH2O22025212-A en PL2600 BVH2O22025212-2),
heeft opgeslagen in een woning/opslagbox(en) aan het [adres]
en/of (telkens) een of meer (dozen met) Super Cobra 6
vuurwerk voorhanden heeft gehad;
subsidiair
Een of meer anderen in of omstreeks de periode van 23 september 2022
tot en met 23 november 2022, te Amsterdam en/of Maarssen en/of
Utrecht, althans elders in Nederland,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wetteelijke
omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten een misdrijf als bedoeld in artikel 157, 287, 289, 303 en/of 312
en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht ( te weten opzettelijk teweeg
brengen van een ontploffing, doodslag, moord, zware mishandeling,
diefstal met geweld en/of afpersing),
opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten een of meer (automatische) vuurwarpens en/of munitie en/of
een politiejas en/of handboeien en/of een kogelwerend vest en/of een of
meer met tape omwikkelde pakketten/blokken inhoudende
buskruit/flitspoeder en/ofeen of meer (dozen met) Super Cobra 6
vuurwerk en/of elektronische ontstekers en/of diverse rollen tape
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd,
uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 23
sptember 2022 tot en met 23 november 2022 te [adres] , althans in
Nederland,
(telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (telkens)
opzettelijk haar woning en/of opslagbox(en) ter beschikking te stellen
aan die andere(n) voor het fabriceren en/of maken van een of meer met
tape omwikkelde pakketten/blokken inhoudende buskruit/flitspoeder
en/of de opslag van dat Super Cobra 6 vuurwerk en/of die elektronische
ontstekers en/of die diverse rollen tape;
2.
Zij op of omstreeks 23 november 2022, te Amsterdam, althans elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen en/of munitie van categorie III van de Wet Wapens en
Munitie, te weten: een revolver en/of acht kogelpatronen voorhanden
heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder feit 1 als eerste alternatief ten laste gelegde (medeplegen van voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing) en van het onder 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder feit 1 als tweede alternatief ten laste gelegde, te weten medeplichtigheid aan voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op de daartoe in haar pleitnota aangegeven gronden integrale vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder feit 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt weliswaar dat verdachte in de avond en nacht van 22 op 23 november 2022 in de woning aan het [adres] heeft verbleven, alwaar medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de twee dozen met Cobra’s Super 6-vuurwerk naar binnen hebben gebracht en enige uren later (onder meer) die dozen vanuit de woning hebben neergezet in de bij de woning behorende kelderbox, maar de rechtbank kan niet op overtuigende wijze vaststellen dat verdachte op enig moment in de avond en nacht van 22 op 23 november 2022 daadwerkelijk wetenschap heeft gehad dat die dozen zich in haar woning hebben bevonden en dat zich in die dozen Cobra’s Super 6-vuurwerk bevond.
De omstandigheid dat verdachte gedurende de avond en nacht telefonisch contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 1] en op zijn verzoek een weegschaal heeft geregeld maakt dat niet anders. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat verdachte op een gegeven moment op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] naar de betreffende kelderbox is gegaan, aangezien niet kan worden vastgesteld dat verdachte toen de dozen in de woning heeft gezien of heeft moeten zien en/of dat zij op andere wijze inmiddels wetenschap had van de inhoud van die dozen.
De rechtbank betrekt in haar afwegingen ook dat ten aanzien van de in de woonkamer aangetroffen materialen die (onder meer) gebruikt worden of kunnen worden voor het maken van explosieven niet kan worden vastgesteld dat verdachte die voorwerpen en/of materialen gedurende de avond en/of nacht van 22 op 23 november 2022 heeft gezien of moeten zien.
Feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden. Aan verdachte is ten laste gelegd het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie in haar woning. Volgens vaste jurisprudentie moet het bestanddeel “voorhanden hebben” opgevat worden als het “opzettelijk voorhanden hebben”. Voor strafbaarheid is derhalve nodig dat ten minste wordt vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen en de munitie. Op basis van de onderzoeksbevindingen neergelegd in het strafdossier, kan dat evenwel niet worden vastgesteld. Verdachte heeft iedere wetenschap ontkend en medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het wapen en de munitie buiten medeweten van verdachte om in haar woning had verstopt. Bewijs voor het tegendeel ontbreekt, zodat verdachte van feit 2 dient te worden vrijgesproken.

5.De in beslag genomen voorwerpen

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de beslaglijst gevorderd:
- verbeurdverklaring van de GSM-telefoons;
- teruggave aan de verdachte van de Jumbo plastic tas, de Albert Heijn plastic tas, de Albert Heijn big shopper, de twee sleutelbossen en de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen (diverse materialen).
5.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat op de beslaglijst geen voorwerpen staan vermeld die in eigendom toebehoren aan de verdachte.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en de voorliggende beslaglijsten in de zaak van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] vast dat deels onduidelijk is aan wie de in beslag genomen voorwerpen in eigendom toebehoren.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige strafzaak zich niet ervoor leent om daaromtrent nu nader onderzoek te doen en zal daarom beslissen dat zij zich nu niet in staat acht om enige beslissing te nemen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen. Het is aan de officier van justitie om met toepassing van de artikelen 116 tot en met 119 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het beslag af te wikkelen.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart zich niet in staat om een beslissing te nemen ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het
openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023.