ECLI:NL:RBOVE:2023:3321

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
08/326469-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige nichtjes

Op 15 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige nichtjes. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten van ontucht, gepleegd tussen 2010 en 2019, waarbij de slachtoffers, die allemaal onder de 16 jaar waren, herhaaldelijk door de verdachte zijn betast en gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als oom en het vertrouwen dat de slachtoffers in hem hadden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot het betalen van schadevergoedingen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers en hun families, en heeft benadrukt dat dergelijke misdrijven ernstige gevolgen hebben voor de geestelijke gezondheid en ontwikkeling van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/326469-22 (P)
Datum vonnis: 15 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 1 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Bronkhorst en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. van Zuuk, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door of namens [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), hun moeder [slachtoffer 4] , en [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) en haar moeder [slachtoffer 6] , voorgedragen slachtofferverklaringen en van wat namens de benadeelde partijen door mr. R. van Maaren, advocaat te Arnhem is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:het plegen van ontucht met zijn nichtje [slachtoffer 1] , die nog geen 16 jaar was;
feit 2:het plegen van ontucht met zijn nichtje [slachtoffer 2] , die nog geen 16 jaar was;
feit 3:het aanranden van zijn nichtje [slachtoffer 3] ;
feit 4:het plegen van ontucht met zijn nichtje [slachtoffer 5] , die nog geen 16 jaar was;
feit 5:het plegen van ontucht, bestaande uit het seksueel binnendringen bij zijn nichtje [slachtoffer 5] , toen ze nog geen zestien jaar was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 april 2014 tot en met5 april 2019 te Zwolle,met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2003), die toen de leeftijd van zestien jarennog niet had bereikt,buiten echt,een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,te weten door de binnenkant van de bovenbenen en/of de borsten en/of de vulva,althans de schaamstreek van die [slachtoffer 1] te betasten;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september 2010 toten met 25 september 2015 te Zwolle,met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2005), die toen de leeftijd vanzestien jaren nog niet had bereikt,buiten echt,een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,te weten door de borsten en/of de vulva, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 2]te betasten;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 juni 2020 te Zwolle,door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een anderefeitelijkheid[slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2001)heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtigehandelingen,te weten het betasten van de borsten van die [slachtoffer 3] ,waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met gewelden/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte- die [slachtoffer 3] heeft vastgehouden en/of op zijn schoot heeft gezet, waardoor die[slachtoffer 3] in haar bewegingsvrijheid werd beperkt en/of- voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft gepleegd en/of- (hierbij) misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen enomstandigheden voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer 3], gelet op het fysiekeoverwicht en/of het leeftijdsverschil en/of het feit dat hij de oom van die [slachtoffer 3]was;
4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot enmet 31 december 2018 te Emmen en/of te Kampen,met [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum 5] 2005), die toen de leeftijd van zestienjaren nog niet had bereikt,buiten echt,een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,te weten door de borsten en/of de vulva, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 5]te betasten;
5
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot enmet 31 december 2018 te Emmen en/of te Kampen,met [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum 5] 2005), die de leeftijd van twaalf jarenmaar nog niet die van zestien jaren had bereikt,buiten echt,een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of medebestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5] ,te weten het brengen van zijn vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippenvan die [slachtoffer 5] ;
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat haar cliënt integraal moet worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is. Zij heeft daartoe bepleit dat de verklaringen van aangeefsters onbetrouwbaar zijn, omdat de aangeefsters hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Daarbij worden de verklaringen van aangeefsters niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte heeft erkend dat hij zijn nichtjes ‘kriebelde’ als een soort spelletje, maar hij heeft ontkend dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsminimum
Aan verdachte zijn zedendelicten ten laste gelegd. Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat in zedenzaken in veel gevallen alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn. Ook in deze zaak is dat het geval. Er waren weliswaar soms andere personen in de kamer aanwezig op de momenten dat verdachte een van de aangeefsters ‘kriebelde’, maar op de momenten waarvan de handelingen worden beschreven in de tenlasteleggingen waren aangeefsters alleen met verdachte of anderen waren te ver weg om iets te kunnen zien. Dit betekent dat, nu verdachte ontkent, de feiten slechts kunnen worden bewezen indien de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar zijn en voldoende steun vinden in enig ander bewijsmiddel. Het steunbewijs hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging.
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of de verklaringen van de aangeefsters/getuigen betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Ten aanzien van feit 1
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat haar oom (verdachte) vaak bij hen thuis kwam en dat hij best vrij was met zijn handen. Hij ging dan ‘kriebelen’ op haar rug en buik als een soort spelletje. Ook onder haar kleding. Zij was toen ongeveer 10 jaar en had beginnende borsten. Vanaf haar twaalfde jaar, begon het ‘kriebelen’ te veranderen. [2] Verdachte raakte haar borsten aan, hij raakte haar aan onderaan haar buik en aan de binnenkant van haar benen en ging dan omhoog naar haar vagina. [3] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze zich dan heel ongemakkelijk en schuldig voelde en helemaal verstijfde, omdat ze wist dat het niet goed was. [4] Het stopte als zij met een knikje of een beweging aangaf dat ze wilde dat hij stopte. [5] [slachtoffer 1] schat dat het betasten op plekken die ze niet fijn vond ongeveer vier of vijf keer is gebeurd. Toen [slachtoffer 1] 15 jaar was is het ‘kriebelen’ gestopt. [6]
[slachtoffer 1] heeft begin 2020 haar therapeut verteld wat er is gebeurd. Op aanraden van haar therapeut heeft [slachtoffer 1] het diezelfde dag ook aan haar moeder verteld. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze toen heel emotioneel was en niets kon zeggen, maar alleen kon gebaren waar verdachte haar had aangeraakt. [7] Ze heeft de afgelopen vijf jaren hele donkere en nare gedachten en is vaak heel verdrietig. [8] Toen [slachtoffer 1] van haar moeder hoorde dat haar nichtje [slachtoffer 5] hetzelfde is overkomen, heeft ze besloten dat ze aangifte wilde gaan doen. [9]
De moeder van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar huilend heeft verteld wat haar oom met haar heeft gedaan. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] ‘kriebelde’ in de buurt van haar borsten en misschien over de broek naar de vagina. [11]
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen die verdachte bij haar heeft verricht en over waar en wanneer deze handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is en gebruikt deze voor het bewijs.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer 1] niet op zichzelf staat, maar voldoende is ingebed in een concrete context die bovendien bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal. Hiervoor dienen niet alleen de verklaringen van de moeder van [slachtoffer 1] , maar ook de verklaring van verdachte zelf.
Op grond van het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 2
[slachtoffer 2] , een zusje van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat ‘het’ begonnen is toen ze vijf jaar was en is gestopt toen ze tien jaar was. [slachtoffer 2] weet aan de hand van de huizen waar ze heeft gewoond precies wanneer bepaalde handelingen hebben plaatsgevonden. [12] Ze heeft verklaard dat haar oom als hij bij hen thuis kwam, haar vaak wilde kietelen als er geen anderen bij waren. [slachtoffer 2] probeerde hem te laten stoppen, maar vijf minuten later ging hij gewoon verder. [13] Hij kietelde onder haar shirt, bij haar blote ‘nipples’, in haar broek en bij haar vagina, daar net voor, net onder de broek. Als ze gilde of zijn hand wegduwde, hield hij op. [14] Volgens [slachtoffer 2] zou hij een paar keer in haar onderbroek zijn gekomen, niet te ver om haar vagina zelf aan te raken, maar de huid daarvoor waar nu meestal haar zit. [15] [slachtoffer 2] heeft het eigenlijk nooit aan iemand verteld, omdat dat niet lukte. Toen ze vastliep tijdens haar stage heeft ze huilend met haar moeder gepraat en zich daarna gerealiseerd wat tussen haar en haar oom is gebeurd. Ze heeft het op papiertjes geschreven en die heeft ze aan haar moeder gegeven. [16] De moeder van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] niets heeft verteld tot het moment dat haar zus [slachtoffer 1] aangifte ging doen. Toen [slachtoffer 2] dat hoorde barstte ze in tranen uit. Ze kon niets vertellen, maar ze heeft op briefjes geschreven wat er met haar is gebeurd. [17]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] ‘kriebelde’ in de buurt van haar borsten en haar geslachtsdeel. [18]
Overweging
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen die verdachte bij haar heeft verricht en over waar en wanneer deze handelingen hebben plaatsgevonden. Zo heeft zij de handelingen in de tijd kunnen plaatsen aan de hand van verschillende woningen waar het gezin woonachtig is geweest. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar is en gebruikt deze voor het bewijs.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer 2] niet op zichzelf staat, maar voldoende is ingebed in een concrete context die bovendien bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal. Hiervoor dienen niet alleen de verklaringen van de moeder van [slachtoffer 2] , maar ook de verklaring van verdachte zelf
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder 2 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 3
[slachtoffer 3] , zusje van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat haar oom haar heeft aangeraakt op plekken die zij niet ‘okee’ vindt. Toen zij 17 of 18 jaar was, heeft haar oom haar bij haar thuis, tijdens het stoeien, onder haar trui bij haar borsten gepakt. Op dat moment waren de ouders van [slachtoffer 3] niet thuis. [slachtoffer 3] werd boos en is naar haar kamer gelopen. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat haar oom wel vaker met haar stoeide, tot het stoeien overging in het aanraken op een manier die [slachtoffer 3] niet wilde. [19]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 3] alleen op haar rug kriebelde, maar soms ging hij onder haar kleding en kriebelde hij haar in buurt van haar oksel, om een reactie van haar te krijgen. [20]
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 3] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen die verdachte bij haar heeft verricht en over waar en wanneer deze handelingen hebben plaatsgevonden. Dat zij in haar verhaal mogelijk beïnvloed zou kunnen zijn door de verhalen van haar zusjes is onwaarschijnlijk, omdat [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij niet precies weet wat er bij haar zusjes is gebeurd, omdat daar niet veel over wordt gesproken. Wel weet zij dat hij bij hun in de onderbroek heeft gezeten. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 3] betrouwbaar is en gebruikt deze voor het bewijs. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de verklaring van [slachtoffer 3] niet op zichzelf staat, maar voldoende is ingebed in een concrete context die bovendien bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal. Hiertoe hebben niet alleen te gelden de verklaringen van de verklaring van verdachte zelf .
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat ‘het’ begonnen is eind oktober 2018, toen ze 12 jaar was. Haar moeder had een operatie gehad en verdachte kwam vaak bij hun thuis om te helpen. Als haar moeder het niet kon zien, speelden verdachte en [slachtoffer 5] een spelletje. [slachtoffer 5] zat bij verdachte op schoot, toen hij haar borst pakte. Ze dacht eerst dat het per ongeluk was en duwde zijn hand weg. Verdachte kwam echter steeds terug met zijn hand, wat zij oncomfortabel vond. [21] Verdachte raakte haar borst aan bij de zijkant, en streelde/kneep een beetje en probeerde met zijn vingers over de tepel te gaan. [22] Verdachte bleef haar aanraken, eerst bij haar been en vervolgens bij haar vagina, zowel boven als onder haar kleding. [23] [slachtoffer 5] denkt dat het aanraken bij de vagina drie of vier keer is gebeurd. [24] Elke keer wanneer ze wist dat hij zou komen, trok ze bepaalde kleding aan, zodat hij er niet gemakkelijk bij kon komen. [25] [slachtoffer 5] heeft verklaard dat verdachte vlak voor Kerst 2018, terwijl hij achter haar stond, met zijn hand onder haar ondergoed ging en met zijn middelvinger bij haar opening en haar clitoris kwam. Hij probeerde verder te komen, maar [slachtoffer 5] duwde hem weg. Het voelde alsof hij haar streelde bij de opening. [26]
[slachtoffer 5] heeft op 4 april 2019 tijdens een groepstherapie haar therapeut verteld wat er is gebeurd. Haar therapeut heeft toen gezegd dat ze het ook met haar moeder moest bespreken. [27] Pas in 2022 heeft [slachtoffer 5] aangifte gedaan, nadat ze van haar tante hoorde dat haar twee nichtjes [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook aangifte wilden gaan doen. [28]
De moeder van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , heeft verklaard dat ze in shock was toen ze van [slachtoffer 5] hoorde wat er was gebeurd, maar dat ze [slachtoffer 5] meteen geloofde. Ze heeft nooit iets gemerkt, maar heeft wel op een gegeven moment tegen [slachtoffer 5] gezegd dat ze niet meer bij verdachte op schoot moest gaan zitten, omdat ze daar te oud voor was. [29] Toen de moeder van [slachtoffer 5] haar vader vertelde dat verdachte aan [slachtoffer 5] had gezeten, reageerde hij met:
‘…dus toch…’. [30]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 5] op de rug ‘kriebelde als een spelletje, waarbij zij moest raden. Bij [slachtoffer 5] kriebelde hij al snel op andere plekken: op haar buik en in de buurt van de borsten. Hij ‘kriebelde’ ook over de broek richting de vagina, tot [slachtoffer 5] reageerde door haar benen bij elkaar te doen. Dat was de reactie waar hij op wachtte. Verdachte heeft verklaard dat hij zich schuldig voelt en hij had niet verwacht dat het zo’n impact zou hebben. Hij dacht toen dat het allemaal wel mocht, maar hij weet nu wel beter. [31]
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 5] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen die verdachte bij haar heeft verricht en over waar en wanneer deze handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 5] betrouwbaar is en gebruikt deze voor het bewijs. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de verklaring van [slachtoffer 5] niet op zichzelf staat, maar voldoende is ingebed in een concrete context die bovendien bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal. Hiervoor dienen niet alleen de verklaringen van de vader van verdachte, de verklaringen van de moeder van [slachtoffer 5] , maar ook de verklaring van verdachte zelf.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 4 en 5 ten laste is gelegd
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op meer tijdstippen in de periode van 6 april 2014 tot en met 5 april 2019 te Zwolle,met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2003), die toen de leeftijd van zestien jarennog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten door de binnenkant van de bovenbenen, de borsten en de vulva van die [slachtoffer 1] te betasten;
2
hij op meer tijdstippen in de periode van 26 september 2010 tot en met 25 september 2015 te Zwolle, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2005), die toen de leeftijd vanzestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,te weten door de borsten en schaamstreek van die [slachtoffer 2] te betasten;
3
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 juni 2020 te Zwolle,door een feitelijkheid [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2001)heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de borsten van die [slachtoffer 3] ,waarbij die feitelijkheid er in heeft bestaan dat verdachte- voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft gepleegd en- hierbij misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen en omstandigheden voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer 3] , gelet op het fysiekeoverwicht en het leeftijdsverschil en het feit dat hij de oom van die [slachtoffer 3] was;
4
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018 te Emmen en/of te Kampen, met [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum 5] 2005), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,te weten door de borsten en de vulva van die [slachtoffer 5] te betasten;
5
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018 te Emmen en Kampen, met [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum 5] 2005), die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5] ,te weten het brengen van zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 5] ;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 245, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 4
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, bestaande uit een (direct en indirect) contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke straf opgelegd dient te worden dan de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten. De raadsvrouw acht daarnaast de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een deels voorwaardelijke taakstraf, met eventueel de door de rechtbank noodzakelijk geachte bijzondere voorwaarden, passend. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat voor de feiten 4 en 5 sprake is van ééndaadse samenloop.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met vier van zijn minderjarige nichtjes. De ontuchtige handelingen bestonden bij de zusjes [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] uit het ontuchtig aanraken en bij de [slachtoffer 5] was ook sprake van het seksueel binnendringen van het lichaam met een vinger. De ontuchtige handelingen hebben, bij alle aangeefsters afzonderlijk, meerdere keren plaatsgevonden, gedurende een langere periode, onder andere in hun eigen huis, waar zij zich veilig zouden moeten voelen. Verdachte was de oom van aangeefsters en heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij had op zijn nichtjes en het vertrouwen dat zij in hem hadden. Daar komt bij dat zijn nichtjes lange tijd niet over de handelingen hebben durven en willen praten, omdat zij het zielig voor verdachte vonden of bang waren dat de familie daardoor uit elkaar zou worden getrokken, wat tot het wegstoppen en negeren van hun eigen ervaringen heeft geleid.
Verdachte koos er voor om de lichamelijke en seksuele integriteit van aangeefsters ernstig te schenden ten behoeve van zijn eigen lustbeleving. Dergelijke feiten kunnen schade toebrengen aan de geestelijke gezondheid en de seksuele ontwikkeling van jeugdigen. Uit de opgestelde slachtofferverklaringen blijkt dat het seksuele misbruik het leven van aangeefsters, maar ook dat van hun gezinnen en hun hele familie heeft beïnvloed en nog steeds beïnvloedt. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 19 juni 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage van 25 mei 2023 opgesteld door Reclassering Nederland. Door de ontkennende houding van verdachte en het ontbreken van documentatie kan de reclassering geen inschatting maken van de risico’s op recidive. Er wordt geadviseerd verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van samenloop van de feiten 4 en 5, nu op verschillende momenten verschillende handelingen hebben plaatsgevonden.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd ziet de rechtbank aanleiding om tot een lagere strafoplegging te komen dan geëist door de officier van justitie. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank verder gelet op de proceshouding van verdachte, de kwetsbaarheid van de (destijds) minderjarige aangeefsters en de grove schending van de vertrouwensband. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot oplegging van een maatregel op grond van artikel 38v Sr, zoals gevorderd door de officier van justitie, nu uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting volgt dat er op dit moment geen sprake is van een situatie dat er ernstig rekening gehouden moet worden dat verdachte wederom een (soortgelijk) misdrijf zal begaan.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces voor feit 1. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces voor feit 2. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces voor feit 3. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.000,00 (zegge: zesduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces voor de feiten 4 en 5. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit geleden immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] integraal kunnen worden toegewezen met wettelijke rente en vordert daarbij ook de schadevergoedingsmatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht alle vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht, dat indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring zal komen, de vorderingen naar billijkheid zullen worden toegewezen en voor het overige worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden, wat is gebleken uit de onderbouwing van haar vordering en uit de slachtofferverklaring die zij op de terechtzitting heeft voorgelezen. [slachtoffer 1] heeft nog steeds psychische klachten (depressiviteit), problemen in het sociaal verkeer (onzekerheid en een negatief zelfbeeld) en fysieke klachten (buikpijn, benauwdheid, trillen en zweten) en haar schoolopleiding/stageperiode heeft hieronder geleden. [slachtoffer 1] gebruikt een antidepressivum en is in 2020 gestart met een specialistische behandeling waar zij EMDR-therapie heeft gevolgd. Vanaf 2022 krijgt [slachtoffer 1] therapie bij Dimence voor haar klachten
De rechtbank komt op grond van deze onderbouwing tot de vaststelling dat [slachtoffer 1] op andere wijze in haar persoon is aangetast zoals bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b BW. De rechtbank acht, gelet op de beschreven schade en vorderingen toegekend in soortgelijke zaken, een immateriële schadevergoeding van € 4.000,00 billijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag tot € 4.000,00 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden, wat is gebleken uit de onderbouwing van haar vordering en uit de slachtofferverklaring die namens haar op de terechtzitting is voorgelezen.
[slachtoffer 2] heeft negatieve gedachten en paniekaanvallen en volgt tot op heden therapie bij Dimence. De gevolgen van het misbruik uiten zich in een verstoring van haar relationele behoeftes.
De rechtbank komt op grond van deze onderbouwing tot de vaststelling dat [slachtoffer 2] op andere wijze in haar persoon is aangetast zoals bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b BW. De rechtbank acht, gelet op de beschreven schade en vorderingen toegekend in soortgelijke zaken, een immateriële schadevergoeding van € 4.000,00 billijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag tot € 4.000,00 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 3] immateriële schade heeft geleden, wat is gebleken uit de onderbouwing van haar vordering en uit de slachtofferverklaring die namens haar op de terechtzitting is voorgelezen.
[slachtoffer 3] lijdt onder de impact die de gebeurtenissen op haar als persoon hebben gehad en nog steeds hebben. Haar leven wordt beheerst door haar oom en zijn daden. [slachtoffer 3] kan moeilijk praten over haar ervaringen, ze vertrouwt mensen niet meer en heeft ernstige paniekgevoelens.
De rechtbank komt op grond van haar onderbouwing tot de vaststelling dat [slachtoffer 3] op andere wijze in haar persoon is aangetast zoals bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b BW. De rechtbank acht, gelet op de beschreven schade en vorderingen toegekend in soortgelijke zaken, een immateriële schadevergoeding van € 2.000,00 billijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag tot € 2.000,00 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 5]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten onder 4 en 5 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 5] immateriële schade heeft geleden, wat is gebleken uit de onderbouwing van haar vordering en uit de slachtofferverklaring die zij op de terechtzitting heeft voorgelezen.
[slachtoffer 5] heeft psychische klachten die zich uiten in ernstige vertrouwensproblemen, zichzelf uithongeren, nachtmerries, tot uiteindelijk zelfs suïcidaal gedrag. Zij heeft veel hulpverleningstrajecten doorlopen en bij haar is de diagnose PTSS gesteld. [slachtoffer 5] is niet in staat een vervolgopleiding te volgen, omdat zij de bijbehorende veranderingen en zelfstandigheid niet aan kan. Ze voelt zich voor het leven getekend.
De rechtbank komt op grond van deze onderbouwing, de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan in aanmerking genomen, tot de vaststelling dat [slachtoffer 5] op andere wijze in haar persoon is aangetast zoals bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b BW. De rechtbank acht, gelet op de beschreven schade en vorderingen toegekend in soortgelijke zaken, een immateriële schadevergoeding van € 6.000,00 billijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag tot € 6.000,00 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 tot en met 5 is toegebracht.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 tot en met 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 4
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder de feiten 1 tot en met 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 1
2 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 4.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) van een bedrag van € 4.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2019);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.000,00, (zegge: vierduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 50 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 4.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) van een bedrag van € 4.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2015);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.000,00, (zegge: vierduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2015 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 50 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3) van een bedrag van € 2.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2020);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.000,00, (zegge: tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 5]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 6.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 4 en feit 5) van een bedrag van € 6.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2018);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 6.000,00, (zegge: zesduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 50 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023.
Buiten staat
Mr. J. de Ruiter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met onderzoeksnummer ONRBC21103/PANDA. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte van 29 december 2021 van [slachtoffer 1] , pagina 23.
3.Proces-verbaal van aangifte van 29 december 2021 van [slachtoffer 1] , pagina 27.
4.Proces-verbaal van aangifte van 29 december 2021 van [slachtoffer 1] , pagina 29.
5.Proces-verbaal van aangifte van 29 december 2021 van [slachtoffer 1] , pagina 33.
6.Proces-verbaal van aangifte van 29 december 2021 van [slachtoffer 1] , pagina 27.
7.Proces-verbaal van aangifte van 29 december 2021 van [slachtoffer 1] , pagina 34 en 35.
8.Proces-verbaal van aangifte van 29 december 2021 van [slachtoffer 1] , pagina 41.
9.Proces-verbaal van aangifte van 29 december 2021 van [slachtoffer 1] , pagina 36.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] van 8 februari 2022, pagina 64.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 december 2022, pagina 158.
12.Proces-verbaal uitwerking studioverhoor van getuige [slachtoffer 2] van 22 februari 2022, pagina 78.
13.Proces-verbaal uitwerking studioverhoor van getuige van [slachtoffer 2] van 22 februari 2022, pagina 83.
14.Proces-verbaal uitwerking studioverhoor van getuige [slachtoffer 2] van 22 februari 2022, pagina 83 en 84.
15.Proces-verbaal uitwerking studioverhoor van getuige [slachtoffer 2] van 22 februari 2022, pagina 86.
16.Proces-verbaal uitwerking studioverhoor van getuige [slachtoffer 2] van 22 februari 2022, pagina 89, 90, 69 en 70.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] van 8 februari 2022, pagina 64.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 december 2022, pagina 156.
19.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 2 maart 2023, proces-verbaalnummer PL0600-2023091472-2, ongenummerd.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 maart 2023, proces-verbaalnummer ONRBC21103-53, ongenummerd.
21.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 18 januari 2022, pagina 102.
22.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 18 januari 2022, pagina 104.
23.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 18 januari 2022, pagina 102.
24.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 18 januari 2022, pagina 106.
25.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 18 januari 2022, pagina 102.
26.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 18 januari 2022, pagina 106.
27.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 18 januari 2022, pagina 107.
28.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 18 januari 2022, pagina 108.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] van 3 maart 2022, pagina 114.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] van 3 maart 2022, pagina 115.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 december 2022, pagina 161.