ECLI:NL:RBOVE:2023:3342

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
10423475 CV EXPL 23-1259
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige verzekeringspremies en afwijzing van reconventionele vordering

In deze zaak vordert Goudse Schadeverzekeringen N.V. (hierna: Goudse) dat de gedaagde partij, die via een tussenpersoon een pakketverzekering heeft afgesloten, wordt veroordeeld tot betaling van achterstallige verzekeringspremies. De gedaagde heeft de verzekering opgezegd na de verkoop van zijn bestelauto, maar heeft de premies voor de daaropvolgende periodes niet betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet tijdig heeft gereageerd op de vordering van Goudse en dat de verzekeringsovereenkomst per 31 oktober 2022 is beëindigd. De kantonrechter heeft de vordering van Goudse gedeeltelijk toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 73,75, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De reconventionele vordering van de gedaagde tot terugbetaling van teveel betaalde premies is afgewezen, omdat deze niet tijdig is ingediend en de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op terugbetaling. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10423475 CV EXPL 23-1259
Vonnis van 15 augustus 2023
in de zaak van
GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Gouda,
eisende partij, hierna te noemen Goudse,
gemachtigde: mr. J.A. Wesdijk,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [bedrijf 1],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.Inleiding en samenvatting

1.1.
Goudse vordert in deze procedure [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 207,52,- te vermeerderen met rente en kosten, voor niet betaalde verzekeringspremies.
1.2.
De kantonrechter zal de vordering van Goudse voor een bedrag van € 73,75 toewijzen en zal hierna uitleggen waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 maart 2023,
- de conclusie van antwoord (tevens vordering in reconventie),
- de conclusie van repliek.
2.2.
[gedaagde] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
2.3.
Na de conclusie van repliek van Goudse heeft de kantonrechter bij nadere bestudering van de zaak geconstateerd dat [gedaagde] in zijn conclusie van antwoord ook een vordering in reconventie (tegenvordering) heeft ingesteld, die – kort gezegd – inhoudt dat hij de verzekeringsovereenkomst heeft opgezegd, Goudse een nieuwe eindafrekening moet opstellen en teveel betaalde premies aan [gedaagde] moet terugbetalen. Omdat deze vordering niet eerder is opgemerkt, is Goudse niet in de gelegenheid gesteld om bij de conclusie van repliek ook een conclusie van antwoord in reconventie te nemen en is aan partijen ook geen gelegenheid geboden voor een conclusie van re- en dupliek in reconventie. De kantonrechter kan desondanks zowel in conventie als reconventie direct een eindvonnis wijzen zonder dat partijen in hun belangen worden geschaad en zal uitleggen waarom.
2.4.
Omdat de vordering in conventie gedeeltelijk toegewezen wordt (en [gedaagde] dus nog premie verschuldigd is aan Goudse), komt de kantonrechter niet toe aan de vordering in reconventie van [gedaagde] tot terugbetaling van teveel betaalde premie. De kantonrechter constateert verder dat Goudse in haar conclusie van repliek wel heeft gereageerd op de vordering van [gedaagde] . [gedaagde] heeft vervolgens geen conclusie van dupliek in conventie genomen en heeft daardoor de gelegenheid om gelijktijdig een conclusie van repliek in reconventie te nemen, niet gemist. De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat Goudse en [gedaagde] niet in hun belangen zijn geschaad wanneer de kantonrechter direct eindvonnis wijst. Indien de kantonrechter Goudse alsnog in de gelegenheid zou stellen een conclusie van dupliek in reconventie te nemen – [gedaagde] heeft zijn mogelijkheid om een conclusie van dupliek in conventie (en dupliek in reconventie) te nemen immers onbenut voorbij laten gaan – zou dit alleen leiden tot (onnodig) hogere proceskosten voor Goudse en een hogere proceskostenveroordeling voor [gedaagde] . De kantonrechter zal daarom direct eindvonnis wijzen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] heeft via de tussenpersoon [bedrijf 2] B.V. (hierna [bedrijf 2]) een pakketverzekering ‘CompleetVerzekererd Mijn bedrijf’ afgesloten bij Goudse. In het pakket zaten twee verzekeringen, een verzekering ‘Bestelauto’ met ingangsdatum 9 januari 2021 en een verzekering ‘Vervoer Eigen Goederen’ met ingangsdatum 12 januari 2021.
3.2.
[gedaagde] heeft zijn bestelauto op 24 juni 2022 verkocht, heeft de verzekering vervolgens opgezegd en heeft de facturen over de periodes 9 oktober tot 9 november 2022 en 9 november tot 9 december 2022, van € 103,76 (totaal € 207,52), niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
Goudse vordert betaling van een bedrag van € 260,50, bestaande uit de hoofdsom van € 207,52 met rente en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 207,52, vanaf de dagvaarding tot aan de volledige betaling. Goudse vordert ook veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] vindt dat de vorderingen van Goudse moeten worden afgewezen en vordert in reconventie Goudse te veroordelen om een nieuwe eindafrekening op te stellen met als einddatum 24 juni 2022 en om de na deze datum betaalde premie aan [gedaagde] terug te betalen.

5.De beoordeling

5.1.
Goudse legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] een pakketverzekering heeft afgesloten en daarvoor premie moet betalen.
5.2.
[gedaagde] verweert zich tegen de vordering en stelt dat hij zijn bestelauto heeft verkocht op 24 juni 2022 en dat hij het vrijwaringsbewijs op dezelfde dag naar [bedrijf 2] heeft gestuurd om de verzekeringen te beëindigen. Toen bleek dat de polis bleef doorlopen heeft [gedaagde] na enige tijd geprobeerd de verzekering telefonisch op te zeggen bij Goudse. Goudse heeft hem aangegeven dat alleen [bedrijf 2] de verzekering namens [gedaagde] kon beëindigen, wat [bedrijf 2] ook heeft gedaan. [gedaagde] overlegt een brief van Goudse van 16 november 2022 met de bevestiging dat de verzekering per 31 oktober 2022 beëindigd is en dat de in rekening gebrachte premies na 31 oktober 2022, voor een bedrag van € 133,77, gecrediteerd worden. Volgens [gedaagde] is het gevorderde bedrag van € 207,52 voor de periode tot 9 december 2022 daarom te hoog. [gedaagde] stelt zich verder op het standpunt dat de auto verkocht is op 24 juni 2023, dat hij op die dag het vrijwaringsbewijs naar [bedrijf 2] heeft gestuurd en de verzekering per die datum beëindigd is. Hij vindt daarom dat de vordering van Goudse afgewezen moet worden en dat Goudse alle na 24 juni 2022 geïncasseerde premies moet terugbetalen.
5.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.4.
Goudse erkent in haar conclusie van repliek dat de opzegging van de verzekering namens [gedaagde] haar op 31 oktober 2022 heeft bereikt en dat zij op 16 november 2022 een creditnota voor een bedrag van € 133,77 voor de premies na 31 oktober 2022, heeft gestuurd. Dat betekent dat van de hoofdsom van € 207,52 (voor de periode 9 oktober tot 9 december 2022) een bedrag van € 133,77 niet toewijsbaar is. Goudse betwist echter dat [gedaagde] de verzekeringsovereenkomst op 24 juni 2022 heeft opgezegd en zij daarom gehouden is een nieuwe eindafrekening op te stellen. Omdat [gedaagde] geen conclusie van dupliek heeft genomen en daarom niet meer heeft gereageerd op de betwisting van Goudse en bovendien de opzegging van de verzekeringsovereenkomst per 24 juni 2022 niet in het geding heeft gebracht, stelt de kantonrechter vast dat de verzekeringsovereenkomst per 31 oktober 2022 is beëindigd. Van de gevorderde hoofdsom wordt daarom een bedrag van € 73,75 (€ 207,52 – € 133,77), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot aan de volledige betaling, toegewezen.
5.5.
Omdat [gedaagde] niet heeft betaald en Goudse voldoende heeft gesteld dat zij kosten heeft moeten maken voor het verkrijgen van voldoening buiten rechte, is [gedaagde] de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- en de omzetbelasting daarover van € 8,40 verschuldigd.
5.6.
De wettelijke rente tot aan de dagvaarding wordt afgewezen omdat Goudse deze rente over een te hoge hoofdsom heeft berekend. Goudse heeft de rente berekend over een hoofdsom van € 207,52, terwijl zij ruim voor de dag van de dagvaarding zelf een creditnota voor € 133,77 aan [gedaagde] heeft gestuurd. Het gevorderde rentebedrag van € 4,58 is daarom te hoog. Het is in niet aan de kantonrechter om een nieuwe renteberekening tot aan de dagvaarding te maken. De wettelijke rente tot de dag van de dagvaarding wordt daarom afgewezen.
5.7.
Omdat in conventie is vastgesteld dat de verzekeringsovereenkomst per 31 oktober 2022 is geëindigd wordt de vordering van [gedaagde] in reconventie afgewezen.
5.8.
Omdat Goudse gedeeltelijk in het gelijk is gesteld zal [gedaagde] daarom in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Goudse als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,29
- griffierecht
128,00
- salaris advocaat
78,00
(2 punten × € 39,00)
Totaal
338,29
5.9.
Omdat [gedaagde] in reconventie in het ongelijk is gesteld, zal hij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De proceskosten van Goudse worden begroot op nihil omdat zij (alleen) bij conclusie van repliek in conventie heeft gereageerd en voor die conclusie in conventie al proceskosten ontvangt.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan Goudse een bedrag van € 73,75, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dagvaarding tot aan de volledige voldoening;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Goudse te betalen een bedrag van € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief omzetbelasting daarover;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot dit vonnis aan de zijde van Goudse begroot op € 338,29;
6.4.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van Goudse begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023. (MB)