Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is er een geschil ontstaan over de erfgrens tussen twee percelen. De eiser, die een muur heeft gebouwd, stelt dat deze muur de juridische erfgrens vormt. De gedaagden betwisten dit en hebben de kantonrechter gevraagd om te bewijzen dat de eiser niet te goeder trouw was bij het plaatsen van de muur. In een tussenvonnis van 7 februari 2023 heeft de kantonrechter de gedaagden opgedragen om feiten en omstandigheden te bewijzen die de stelling van de eiser onderuit zouden halen. De gedaagden hebben verschillende bewijsstukken overgelegd, waaronder een e-mail van het Kadaster en een kadastrale kaart, maar zijn er niet in geslaagd om aan de bewijsopdracht te voldoen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagden niet hebben aangetoond dat de eiser niet te goeder trouw was bij het bouwen van de muur. Hierdoor wordt de vordering van de eiser, die stelt dat de muur de juridische erfgrens is geworden door verjaring, toegewezen. De kantonrechter verklaart dat de strook grond tussen de muur en de noordelijke perceelgrens eigendom van de eiser is geworden en veroordeelt de gedaagden om mee te werken aan de wijziging van de kadastrale erfgrens. Daarnaast wordt de gedaagden in de proceskosten veroordeeld. De vordering van de eiser met betrekking tot de sloot wordt afgewezen, omdat hij geen belang meer heeft bij deze vordering.