ECLI:NL:RBOVE:2023:3416

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
10361436 \ CV EXPL 23-733
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke aansprakelijkheid van bewindvoerder bij uitvaartkosten en nalatenschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 22 augustus 2023, staat de aansprakelijkheid van de Stichting Doe Mee(R) centraal, die als bewindvoerder en mentor van de erflaatster fungeerde. De erfgenamen, [eiseres] en [eiser], hebben de Stichting aangeklaagd wegens vermeende onrechtmatige daad en wanprestatie, omdat zij van mening zijn dat de Stichting hen heeft benadeeld door de uitvaartkosten van ruim € 18.000,00 te laten betalen, terwijl deze volgens hen voor slechts € 3.000,00 hadden kunnen worden geregeld. De erfgenamen stellen dat de Stichting het Centraal Testamenten Register (CTR) had moeten raadplegen na het overlijden van de erflaatster, zodat zij tijdig op de hoogte waren geweest van hun erfgenaamschap en de uitvaart zelf hadden kunnen regelen.

De rechtbank oordeelt dat de Stichting niet onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter stelt vast dat de erflaatster, die in een verpleeghuis verbleef en gediagnosticeerd was met een neurocognitieve stoornis, haar wensen omtrent de uitvaart had besproken met haar mantelzorger, [naam 3]. De Stichting heeft de uitvaart aan deze mantelzorger overgelaten, wat in lijn was met de wensen van de erflaatster. De rechtbank concludeert dat de kosten van de uitvaart, hoewel hoger dan gemiddeld, in overeenstemming waren met de omstandigheden van de erflaatster, die op het moment van overlijden een positief saldo op haar spaarrekening had.

De vorderingen van de erfgenamen worden afgewezen, en de rechtbank verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen. De kosten van de procedure worden aan de erfgenamen opgelegd, die in totaal € 1.058,00 aan proceskosten moeten betalen. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van bewindvoerders en de noodzaak om de wensen van de overledene te respecteren, evenals de rol van erfgenamen in het proces van nalatenschap en uitvaartregelingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10361436 \ CV EXPL 23-733
Vonnis van 22 augustus 2023
in de zaak van

1.[eiseres] ,

en
2.
[eiser] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers, hierna te noemen [eisers] ,
gemachtigde: mr. C.A.M.J.M. Joosten, advocaat te Venlo,
tegen
de stichting
STICHTING DOE MEE(R),
gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo,
gedaagde, hierna te noemen de Stichting,
gemachtigde: mr. E.A. den Boer, advocaat te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 juni 2023 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de mondelinge behandeling d.d. 4 augustus 2023 waarbij zijn verschenen: eisers, vergezeld van mr. Joosten en gedaagde vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] , samen met mr. F.A.C. Snoeker, kantoorgenote van mr. Den Boer voornoemd. Mr. Snoeker heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen en van hetgeen verder is besproken heeft de griffier aantekeningen bijgehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald dat heden bij vervroeging wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Op [datum] 2021 is mevrouw [erflaatster] , geboren op [geboortedatum] 1932, (hierna; wijlen mevrouw [erflaatster] dan wel erflaatster) te [plaats 1] overleden.
2.2.
Bij testament van 18 november 2010 is [eiseres] benoemd tot enig erfgenaam en executeur in de nalatenschap van erflaatster. Hierbij is aan de executeur onder meer de bevoegdheid toegekend een of meer executeurs aan zich te voegen of in haar plaats te stellen. Op 4 maart 2022 heeft [eiseres] de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard.
2.3.
Tot 18 februari 2021 woonde erflaatster in een huurwoning aan [adres 1] , hierna is zij vanwege een fysieke beperking op een tijdelijke opname afdeling van een verpleeghuis van Livio opgenomen. Erflaatster was alleenstaand en had geen sociaal netwerk. Een buurman van haar, de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ), was gedurende langere tijd haar mantelzorger en was ook de eerste contactpersoon tijdens de tijdelijke opname bij Livio. Op enig moment heeft de wijkcoach in [plaats 2] contact opgenomen met de Stichting en nadat meerdere gesprekken hebben plaatsgevonden tussen erflaatster, de wijkcoach, de Stichting en [naam 3] is op 18 mei 2021 beschermingsbewind en mentorschap aangevraagd voor erflaatster. Tijdens haar verblijf bij Livio is erflaatster gediagnosticeerd met een neurocognitieve stoornis waarschijnlijk de ziekte van Alzheimer. Hierna is zij op basis van een indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) gaan wonen bij [adres 2] .
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 10 juni 2021 is de Stichting benoemd tot bewindvoerder en mentor van erflaatster. De heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] , beiden in dienst van de Stichting, hebben het mentorschap respectievelijk de taken als bewindvoerder op zich genomen. Vanaf dat moment is de Stichting de eerste contactpersoon van erflaatster geworden.
2.5.
[naam 3] heeft de verzorging van de uitvaart van erflaatster op zich genomen en daartoe Hof Uitvaart & Zorg ingeschakeld. De uitvaart vond plaats op 8 september 2021. De kosten van de totale uitvaart bedroegen € 18.168,51 en zijn via de Stichting voldaan van de bankrekening van erflaatster door de nabestaandendesk van de bank waar erflaatster bankierde.
2.6.
Eisers hebben vanaf 2016 geen contact meer gehad met erflaatster en zijn eerst op 10 oktober 2021 bekend geworden met het overlijden van erflaatster. [eiseres] was er wel mee bekend dat erflaatster haar in oktober 2010 tot enig erfgenaam had benoemd.
2.7.
Op 18 oktober 2021 heeft telefonisch en via de e-mail contact plaatsgevonden tussen eisers en de Stichting en wordt van de zijde van eisers de vraag gesteld ‘wie op welk moment bevoegde beslissingen en/of bevoegde handelingen heeft gedaan met betrekking tot de onder bewind en mentorschap gestelde goederen, gelden en zorg’ van erflaatster.
2.8.
Bij aangetekende brief van 21 mei 2022 heeft [eiser] aan de Stichting onder meer het volgende meegedeeld:
“OFFICIELE KLACHT en AANSPRAKELIJKHEIDSSTELLING
Hierbij dien ik, [eiser] , executeur testamentair in de nalatenschap van (…) [erflaatster] , mijn klachten in tegen de wijze van bewindvoering en mentorschap door de stichting (…) en in het bijzonder tegen de manier waarop de bewindvoerster [naam 2] en mentor [naam 1] gehandeld hebben tijdens maar vooral na het bewind en mentorschap (…), althans tot uiterlijk het moment van overlijden (…).”
2.9.
Bij brief van 8 juli 2022 heeft de Stichting onder meer het volgende meegedeeld aan [eiser] :
“(…) Tijdens het leven van mevrouw [erflaatster] hebben we natuurlijk veel met haar gesproken. Eén van de onderwerpen die zij veelvuldig heeft besproken is haar uitvaart en haar wens dat de heer [naam 3] deze voor haar ging regelen. Wij zijn verder inhoudelijk niet betrokken geweest bij het regelen van de uitvaart van mevrouw [erflaatster] .
Daar het in casu niet mogelijk is geweest om na het overlijden binnen enkele dagen te achterhalen wie juridisch gezien de executeur was, wij wisten immers niet van het testament, hebben wij intern besloten dat wij geen verdere inhoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten. Na de uitvaart ontvingen wij wel de factuur en deze hebben we vervolgens zonder begeleidend schrijven doorgestuurd naar de nabestaandendesk van de ABN AMRO (…)”.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
[eiseres] en [eiser] vorderen dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
  • voor recht verklaart dat de Stichting jegens eisers een onrechtmatige daad heeft gepleegd door de nalatenschap voor een bedrag van € 15.184,51 te benadelen;
  • voor recht verklaart dat de Stichting wanprestatie heeft gepleegd jegens (de erven van) wijlen mevrouw [erflaatster] , als gevolg waarvan zij voor een bedrag van € 4.932,74 schade hebben geleden;
  • de Stichting veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 20.117,25 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het onrechtmatig handelen dan wel vanaf de aansprakelijkstelling dan wel vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
  • de Stichting veroordeelt in de kosten van de procedure.
Eisers leggen aan vorderingen - samengevat - ten grondslag dat de Stichting door het indienen van de factuur van de uitvaart bij de ABN AMRO in strijd heeft gehandeld c.q. inbreuk heeft maakt op het erfrecht van eisers waardoor de nalatenschap is verminderd met een bedrag van € 15.184,51. Daarnaast heeft de Stichting gehandeld en nagelaten met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De Stichting had het centraal testamentenregister (CTR) dienen te raadplegen om zo de executeur(s) en erfgenamen van erflaatster te achterhalen. De schade die hierdoor geleden wordt, bedraagt volgens eisers het verschil tussen de kosten van de uitvaart zoals die nu zijn gemaakt (€ 18.168,51) en kosten van een sobere uitvaart die volgens eisers zou aansluiten bij de wensen van erflaatster ten bedrage van € 2.984,00.
Daarnaast is de Stichting toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als bewindvoerder door, kort samengevat, taken niet of veel te laat te verrichten. Hierdoor hebben eisers schade geleden tot een bedrag van € 4.932,74.
3.2.
Het verweer
De Stichting concludeert - samengevat - tot niet-ontvankelijkverklaring, althans afwijzing van de vorderingen van eisers met veroordeling van eisers in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vorderingen constateert de kantonrechter dat [eiseres] als enig erfgename op 4 maart 2022 de nalatenschap van erflaatster beneficiair heeft aanvaard. Blijkens de verklaring van executele van 4 december 2021 heeft [eiseres] haar benoeming tot executeur aanvaard en heeft zij gebruik gemaakt van de haar toegekende bevoegdheid om een executeur aan zich toe te voegen in persoon van [eiser] . Op 4 maart 2022 een einde gekomen aan de taken van de executeur(s) door de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap door [eiseres] nu dit gevolg heeft dat de nalatenschap dient te worden vereffend en een zogenoemde ruimschoots-verklaring ontbreekt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van eisers zich desgevraagd gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Een en ander betekent dat [eiser] op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding geen belang (meer) heeft bij de ingestelde vorderingen en niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Ook indien [eiser] nog executeur zou zijn gebleven is de kantonrechter van oordeel dat hij geen belang heeft bij de ingestelde vorderingen. [eiser] is immers geen erfgenaam van wijlen mevrouw [erflaatster] en kan aldus niet in zijn vermogen zijn aangetast.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de taken van de bewindvoerder en de mentor eindigen op het moment van overlijden van wijlen mevrouw [erflaatster] , zijnde blijkens het op 6 september 2021 afgegeven uittreksel uit de overlijdensakte, op [datum] 2021 rond [tijd] . Ook is niet in geschil dat de Stichting de uitvaart van erflaatster niet heeft geregeld en ter zake geen opdrachten heeft gegeven. Wel heeft de Stichting het regelen van de uitvaart overgelaten aan [naam 3] . Door [eiseres] is niet betwist dat het de herhaaldelijk jegens de Stichting uitgesproken wens van erflaatster was dat [naam 3] haar uitvaart zou regelen. In dit verband acht de kantonrechter ook van belang dat uit het zorgdossier van erflaatster blijkt dat de mentor in de weken voor het overlijden van erflaatster diverse keren bij haar op bezoek is geweest en op 31 augustus 2021 geruime tijd bij erflaatster is geweest. Daarnaast is de Stichting een professional zodat daarvan verwacht mag worden dat, indien een overlijden zich aankondigt zoals in casu het geval was, navraag gedaan wordt over de vraag wie een toekomstige uitvaart dient te regelen. Ook uit het e-mailbericht van [naam 3] van 27 februari 2022 aan onder meer [eiseres] en [eiser] volgt dat erflaatster haar wensen omtrent haar uitvaart in de weken voor haar overlijden heeft besproken met [naam 3] . De kantonrechter ziet dan ook geen reden te twijfelen aan de omstandigheid dat de uitvaart zoals die heeft plaatsgevonden, conform de wensen van erflaatster was zoals zij die voorafgaand aan haar overlijden met [naam 3] heeft besproken. De stelling van [eiseres] dat erflaatster een sober leven leidde, weinig sociale contacten had en een sobere uitvaart wenste, volgt de kantonrechter dan ook niet omdat [eiseres] al zes jaren geen contact heeft gehad met erflaatster en aldus geen wetenschap kan hebben omtrent een wijziging in de wensen van de uitvaart, zeker als deze aanstaande is.
4.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 4:7 lid 1 aanhef en onder b BW dienen de kosten van lijkbezorging, voor zover deze in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene, bij voorrang uit de nalatenschap te worden voldaan. Gelet op het saldo van de nalatenschap acht de kantonrechter deze kosten, hoewel deze hoger zijn dan wat een gemiddelde uitvaart kost, in overstemming met de omstandigheden van erflaatster. In ieder geval wordt een uitvaart als waarvan [eiseres] is uitgegaan, niet in overeenstemming geacht met de omstandigheden van erflaatster. Een dergelijke ingetogen uitvaart zonder bloemen, zonder kaarten en zonder overlijdensadvertentie waarbij maximaal 15 personen gedurende 15 tot 30 minuten in een ruimte bij het crematorium afscheid kunnen nemen van de overledene acht de kantonrechter, zonder nadrukkelijke wens van de overledene, niet in overeenstemming met een positief saldo op de spaarrekening op het moment van overlijden van ruim € 81.000,00.
4.4.
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter [eiseres] niet volgt in haar stelling dat de Stichting door het indienen van de factuur van de uitvaart ad € 18.168,51 met het verzoek deze te voldoen, heeft gehandeld in strijd met c.q. inbreuk heeft maakt op het erfrecht van [eiseres] . Daarbij geldt bovendien dat [eiseres] op dat moment de benoeming tot executeur nog niet heeft aanvaard en haar aanspraak op de nalatenschap latent is omdat zij haar keuze over de aanvaarding nog niet kenbaar heeft gemaakt. Hooguit zou gezegd kunnen worden dat de Stichting zich meer inspanningen had moeten getroosten om te onderzoeken of wijlen mevrouw [erflaatster] bij testament over haar nalatenschap heeft beschikt. Dat is ook de tweede grondslag waarop [eiseres] het onrechtmatig handelen van de Stichting baseert. De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
4.5.
Onbetwist is gesteld dat de Stichting voorafgaand aan het aanstaande overlijden met erflaatster heeft gesproken over haar wensen omtrent de uitvaart en dat zij wilde dat [naam 3] als haar meest naaste de uitvaart regelde. Verwezen wordt naar hetgeen daarover reeds is overwogen. Uit de verklaringen van de mentor en [naam 3] blijkt dat erflaatster beiden niet in kennis heeft gesteld van de omstandigheid dat zij in 2010 een testament heeft opgemaakt. Voorts had erflaatster geen wettelijke erfgenamen en had [eiseres] al jaren geen contact gehad met erflaatster zodat de Stichting ook om die reden geen enkele aanleiding had te veronderstellen dat er iemand in beeld zou kunnen zijn die in het verleden bij testament is aangewezen om de uitvaart te regelen. De kantonrechter is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet gezegd kan worden dat de Stichting gehandeld heeft in strijd met hetgeen van haar in het maatschappelijk verkeer kon worden verwacht. Bovendien volgt uit de website van het CTR dat inlichtingen weliswaar online kunnen worden verstrekt maar dat daarvoor vereist is dat het overlijden geregistreerd is. Het is aannemelijk dat hier enige tijd mee gemoeid is gelet op de omstandigheid dat eerst de overlijdensakte [1] moet worden opgesteld door de gemeente en dient te zijn verwerkt in de basisregistratie personen. Zolang dat niet het geval is, zal een aanvraag schriftelijk gedaan dienen te worden als een bewindvoerder of mentor inlichtingen wil ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling is van de zijde van [eiseres] in tweede termijn weliswaar gesteld dat bewindvoerders een brief zouden hebben gehad waaruit zou blijken dat voor hen een kortere weg bewandeld kan worden, maar nu dat door de Stichting is betwist, passeert de kantonrechter deze stelling als zijnde tardief en niet onderbouwd. Gelet op de omstandigheid dat na een overlijden met enige spoed gehandeld dient te worden om een uitvaart te regelen, kan ook om deze reden niet gezegd worden dat de Stichting, wiens taak in beginsel is geëindigd op het moment van overlijden, onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] . Ten slotte overweegt de kantonrechter dat, zelfs indien [eiseres] als executeur de uitvaart had geregeld, zij de wensen van erflaatster had dienen te respecteren zoals zij deze als onbetwist gesteld met [naam 3] kort voor haar overlijden heeft besproken.
4.6.
De conclusie van het voorgaande is dat de gevorderde verklaring voor recht dat de Stichting onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] zal worden afgewezen.
4.7.
Ook de gevorderde verklaring voor recht dat de Stichting wanprestatie heeft gepleegd jegens (de erven van) wijlen mevrouw [erflaatster] , als gevolg waarvan zij schade (hebben) heeft geleden, zal worden afgewezen. Na vermindering van eis ten aanzien van de kosten van de krant heeft [eiseres] zich wat betreft de kosten van bewindvoering gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Nu onbetwist is gesteld dat de kosten van bewindvoering lager zijn dan het bedrag dat [eiseres] acceptabel vindt, ontbreekt ter zake enige grondslag. Ook de stelling van [eiseres] dat de Stichting te laat de huur van de huurwoning heeft opgezegd waardoor ook de kosten voor het waterverbruik en energie zijn opgelopen, volgt de kantonrechter niet. Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat eerst medio juni 2021 een indicatie is afgegeven door het CIZ en dat hierna in samenspraak met wijlen mevrouw [erflaatster] een herbestemming is gezocht voor een groot deel van haar inventaris. Het moge duidelijk zijn dat zulks niet alleen veel tijd en energie heeft gekost van [naam 3] die haar als mantelzorger belangeloos heeft bijgestaan, maar ook dat juist het overleg met mevrouw [erflaatster] in haar belang is geweest om op een zo waardig mogelijke manier afscheid te nemen van haar voormalige woning en de inventaris die zij niet kan meenemen naar haar nieuwe onderkomen. Op geen enkele wijze valt in te zien waarom het latente belang van een erfgenaam bij een zo groot mogelijke nalatenschap zou kunnen prevaleren boven het belang van wijlen mevrouw [erflaatster] , waarbij overigens in ogenschouw genomen dient te worden dat, indien de Stichting voor het overlijden van wijlen van mevrouw [erflaatster] de huur had opgezegd en tot ontruiming van de woning was overgegaan zonder [naam 3] daarvoor de benodigde tijd te geven, een professioneel bedrijf in de arm had moeten worden genomen met alle hoge kosten van dien.
4.8.
De conclusie is duidelijk: de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. [eiseres] en [eiser] zullen worden veroordeeld in de kosten van de procedure die van de zijde van de Stichting worden begroot op € 1.058,00, ter zake salaris gemachtigde, alsmede in de nakosten zoals hierna zal worden bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
5.2.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.3.
veroordeelt [eiseres] en [eiser] in de proceskosten ad € 1.058,00;
5.4.
begroot de nakosten op € 132,00;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van onderdeel 5.3.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2023.
(PR(O)

Voetnoten

1.uittreksel overlijdensakte is van 6 september 2021