In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 22 augustus 2023, staat de aansprakelijkheid van de Stichting Doe Mee(R) centraal, die als bewindvoerder en mentor van de erflaatster fungeerde. De erfgenamen, [eiseres] en [eiser], hebben de Stichting aangeklaagd wegens vermeende onrechtmatige daad en wanprestatie, omdat zij van mening zijn dat de Stichting hen heeft benadeeld door de uitvaartkosten van ruim € 18.000,00 te laten betalen, terwijl deze volgens hen voor slechts € 3.000,00 hadden kunnen worden geregeld. De erfgenamen stellen dat de Stichting het Centraal Testamenten Register (CTR) had moeten raadplegen na het overlijden van de erflaatster, zodat zij tijdig op de hoogte waren geweest van hun erfgenaamschap en de uitvaart zelf hadden kunnen regelen.
De rechtbank oordeelt dat de Stichting niet onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter stelt vast dat de erflaatster, die in een verpleeghuis verbleef en gediagnosticeerd was met een neurocognitieve stoornis, haar wensen omtrent de uitvaart had besproken met haar mantelzorger, [naam 3]. De Stichting heeft de uitvaart aan deze mantelzorger overgelaten, wat in lijn was met de wensen van de erflaatster. De rechtbank concludeert dat de kosten van de uitvaart, hoewel hoger dan gemiddeld, in overeenstemming waren met de omstandigheden van de erflaatster, die op het moment van overlijden een positief saldo op haar spaarrekening had.
De vorderingen van de erfgenamen worden afgewezen, en de rechtbank verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen. De kosten van de procedure worden aan de erfgenamen opgelegd, die in totaal € 1.058,00 aan proceskosten moeten betalen. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van bewindvoerders en de noodzaak om de wensen van de overledene te respecteren, evenals de rol van erfgenamen in het proces van nalatenschap en uitvaartregelingen.