ECLI:NL:RBOVE:2023:3436

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
C/08/282626 / HA ZA 22-215
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van licentiekosten en administratieve werkzaamheden met betrekking tot zorgverlening

In deze civiele zaak vordert ZORG PROFESSIONALS TWENTE U.A. (ZPT) van de gedaagde een betaling van € 72.327,30, welke som bestaat uit vier facturen. ZPT stelt dat de gedaagde buitensporig en onevenredig heeft gedeclareerd voor licentiekosten en administratieve werkzaamheden. De rechtbank heeft de gedaagde de gelegenheid gegeven om binnen veertien dagen een kopie van de productieverantwoording, zoveel mogelijk gepseudonimiseerd, aan ZPT te verstrekken. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 8 maart 2023 geoordeeld dat er een overeenkomst was tot verrekening van werkzaamheden, maar dat de verhouding tussen de werkzaamheden niet meer in gelijke waarden was gebaseerd. Dit leidde tot de mogelijkheid dat de gedaagde het meerdere dat door ZPT is uitgekeerd, zou moeten terugbetalen.

In het incident vordert ZPT dat de gedaagde de productieverantwoording over de jaren 2018, 2020 en 2021 in het geding brengt. ZPT stelt dat de gedaagde steeds een gelijk maandbedrag heeft gedeclareerd, terwijl de omzet is teruggelopen. De rechtbank oordeelt dat ZPT een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde gegevens, die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin ZPT partij is. De rechtbank heeft bepaald dat de gedaagde de productieverantwoording moet verstrekken, maar dat deze gegevens gepseudonimiseerd moeten worden om de privacy van betrokken cliënten te waarborgen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en zal op 4 oktober 2023 de rol opnieuw aanroepen voor een akte door ZPT.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/282626 / HA ZA 22-215
Vonnis in het incident en in de hoofdzaak van 23 augustus 2023
in de zaak van
ZORG PROFESSIONALS TWENTE U.A.,
te Enschede,
eisende partij,
hierna te noemen: ZPT,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. R.F. Kötter te Wierden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 maart 2023,
- de akte van ZPT van 17 mei 2023 met productie 10 en 11 tevens incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv;
- het proces-verbaal van het op 31 mei 2023 gehouden getuigenverhoor,
- de antwoordakte in het incident van [gedaagde] van 28 juni 2023,
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

Inleiding
2.1.
In de hoofdzaak vordert ZPT veroordeling van [gedaagde] tot het betalen van een bedrag van € 72.327,30 bestaande uit vier facturen. ZPT stelt dat [gedaagde] buitensporig en onevenredig heeft gedeclareerd voor de licentiekosten en de administratieve werkzaamheden.
2.2.
Bij tussenvonnis van 8 maart 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat uit de praktijk blijkt dat partijen overeenstemming hadden tot verrekening van de werkzaamheden over en weer, maar dat de achtergrond van die overeenkomst was dat partijen er van uitgingen dat die werkzaamheden op ongeveer gelijke waarden waren gebaseerd. Dat betekent dat als achteraf blijkt dat die werkzaamheden niet meer in ongeveer gelijke verhouding liggen, het in de rede ligt, dat het meerdere dat is uitgekeerd door ZPT aan [gedaagde] door [gedaagde] moet worden terugbetaald. Tegen die achtergrond heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 8 maart 2023 ZPT in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat de omvang van de werkzaamheden van [gedaagde] in een disproportionele verhouding staat tot de omvang van de marge die ZPT over de periode 2018-2020 in rekening heeft gebracht.
Het geschil in het incident
2.3.
In het incident vordert ZPT – kort gezegd – dat [gedaagde] de productieverantwoording over de jaren 2018, 2020 en 2021 in het geding brengt, zodat bij akte na enquête de berekening over deze jaren alsnog nader kan worden gemaakt en het verschil nader in kaart kan worden gebracht. ZPT legt aan haar vorderingen in dit incident ten grondslag dat [gedaagde] telkens een gelijk maandbedrag heeft gedeclareerd, terwijl de omzet aantoonbaar steeds verder is teruggelopen. ZPT concludeert dat de kosten van [gedaagde] voor ZPT dan ook terug hadden moeten lopen, maar dat dit niet het geval is geweest. Om dit aan te tonen wil ZPT de productieverantwoording verkrijgen.
2.4.
[gedaagde] voert als verweer het volgende aan. [gedaagde] is van mening dat zij op grond van het bepaalde in artikel 843a lid 4 Rv niet is gehouden om deze gegevens te verstrekken nu ZPT door de aanlevering van de gecontroleerde productieverantwoording heeft aangetoond over de benodigde productiegegevens te hebben beschikt. Verder stelt [gedaagde] dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd nu er twee getuigenverklaringen zijn afgelegd en daaruit ook bewijs kan worden afgeleid.
Vereisten artikel 843a Rv
2.5.
Op grond van artikel 843a Rv kan ZPT inzage, afschrift of uittreksel van stukken vorderen indien:
zij daar een rechtmatig belang bij heeft;
het gaat om bepaalde stukken;
de stukken betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin zij partij is;
[gedaagde] deze stukken ter beschikking of onder zich heeft.
2.6.
Degene die over de bescheiden beschikt, is niet gehouden om aan de vordering te voldoen indien daartoe gewichtige redenen zijn, of als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Verder dient de rechtbank ook rekening te houden met de mogelijke belangen van derden tegen de openbaarmaking. Dit volgt uit recente rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie). [1]
2.7.
De vordering tot afgifte van een kopie van de productieverantwoording over de jaren 2018, 2020 en 2021 kan worden toegewezen, indien aan de (overige) vereisten van artikel 843a Rv is voldaan.
Rechtmatig belang
2.8.
ZPT stelt dat zij de totale productieverantwoording over 2018, 2020 en 2021 nodig heeft om aantoonbaar en inzichtelijk te maken dat [gedaagde] telkens een gelijk maandbedrag heeft gedeclareerd, terwijl de omzet aantoonbaar steeds verder is teruggelopen. De kosten van [gedaagde] voor ZPT hadden volgens ZPT dan ook terug moeten lopen. Daarmee heeft ZPT haar rechtmatig belang bij de verstrekking van deze gegevens voldoende onderbouwd.
Bepaalde stukken
2.9.
Een algemene inzageplicht in stukken is te onbepaald. ZPT vraagt om de productieverantwoording over de jaren 2018, 2020 en 2021. Dit is voldoende bepaald en daarom toewijsbaar.
Rechtsbetrekking waarin ZPT partij is
2.10.
De hiervoor genoemde stukken hebben betrekking op een rechtsbetrekking waarin ZPT partij is. ZPT vraagt deze stukken immers op in verband met de lopende hoofdzaak, zodat (volgens haar) door ZPT aantoonbaar en inzichtelijk kan worden gemaakt dat de kosten van [gedaagde] hadden moeten teruglopen.
Stukken ter beschikking van [gedaagde]
2.11.
[gedaagde] heeft in haar antwoordakte aangegeven dat zij beschikt over de productieverantwoording over de jaren 2018, 2020 en 2021.
Privacy belangen van derden
2.12.
Artikel 843a biedt aldus een grondslag voor toewijzing van de vordering tot afgifte van een kopie van de totale productieverantwoording over 2018, 2020 en 2021. De rechtbank oordeelt echter dat deze stukken wel moet worden gepseudonimiseerd. Uit het reeds overgelegde productieverantwoordingsoverzicht over het jaar 2019 kan de rechtbank namelijk afleiden dat de namen van de betrokken zorgbehoevende cliënten hierin staan vermeld. Dat zijn persoonsgegevens in de zin van de AVG. [2] Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat dit soort gegevens weliswaar in het kader van een procedure mogen worden afgegeven, maar dat de rechter daarbij wel oog moet hebben voor de privacy belangen van degenen wiens persoonsgegevens het betreffen, door bijvoorbeeld te bepalen dat deze gegevens zoveel mogelijk moeten worden geanonimiseerd of gepseudonimiseerd. [3] Het Hof van Justitie heeft hierover als volgt geoordeeld:
(..)
56
Voor het geval dat de overlegging van het document met persoonsgegevens gerechtvaardigd blijkt, volgt uit dat beginsel bovendien dat de rechtbank, wanneer slechts een deel van die gegevens noodzakelijk blijkt voor het leveren van bewijs, moet overwegen aanvullende maatregelen te nemen op het gebied van gegevensbescherming, zoals de in artikel 4, punt 5, AVG gedefinieerde pseudonimisering van de namen van de betrokkenen of elke andere maatregel om de inmenging in het recht op bescherming van persoonsgegevens als gevolg van de overlegging van een dergelijk document tot een minimum te beperken. Deze maatregelen kunnen inhouden dat de toegang van het publiek tot het dossier wordt beperkt of dat de partijen aan wie de documenten met persoonsgegevens zijn verstrekt, wordt gelast die gegevens niet te gebruiken voor enig ander doel dan de bewijsvoering in de betrokken gerechtelijke procedure.(..)
2.13.
De rechtbank oordeelt dat in deze situatie op grond van artikel 4 sub 5 AVG en op grond van het hiervoor aangehaalde arrest van het Hof van Justitie zoveel mogelijk beschermende maatregelen genomen moeten worden om de persoonsgegevens van de betrokken personen te beschermen. Dit betekent dat in ieder geval de namen van de betrokken personen zoveel mogelijk moeten worden gepseudonimiseerd zoals bedoeld in artikel 4 sub 5 van de AVG en dat voorts ZPT deze gegevens voor geen enkel ander doel dan ten behoeve van de bewijsvoering in de onderhavige procedure mag gebruiken.
Conclusie
2.14.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank [gedaagde] bevelen om ZPT een kopie van de productieverantwoording over 2018, 2020 en 2021 te verstrekken. Het loutere feit dat ZPT over deze gegevens heeft beschikt, maakt dit niet anders. ZPT beschikt thans namelijk kennelijk niet meer over deze gegevens en heeft er in het kader van deze procedure wel een rechtmatig belang bij. De rechtbank dient de belangen van de betrokken (zorg)cliënten wel mee te wegen in de wijze waarop de verooordeling tot afgifte van een kopie van de productieverantwoording wordt ingekleed. Dat heeft in dit geval tot gevolg dat de gegevens zoveel mogelijk moeten worden gepseudonimiseerd als bedoeld in artikel 4 sub 5 van de AVG zonder dat daarbij de kern van de informatie over de productieverantwoording wordt aangetast en dat voorts wordt bepaald dat ZPT deze gegevens voor geen enkel ander doel dan ten behoeve van de bewijsvoering in de onderhavige procedure mag gebruiken. Het verweer van [gedaagde], dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd, gaat niet op. ZPT heeft voldoende aangetoond dat de gegevens kunnen bijdragen aan de bewijsvoering en hiermee is voldaan aan de criteria van artikel 843a Rv. Om [gedaagde] voldoende gelegenheid te geven de persoonsgegevens in de productieverantwoording te pseudonimiseren, zal de rechtbank bepalen dat [gedaagde] een kopie van de productieverantwoording binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis aan ZPT dient te verstrekken.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol van 4 oktober 2023 voor het nemen van een akte door ZPT. Bij deze akte kan zij ingaan op de vraag of zij in de aan haar opgedragen bewijslevering is geslaagd. Vervolgens zal [gedaagde] in de gelegenheid worden gesteld om daarop te reageren.
3.2.
De beslissing omtrent de proceskosten wordt aangehouden totdat in de hoofdzaak een eindvonnis wordt gewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
beveelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis een kopie van de stukken genoemd onder 2.12 aan ZPT af te geven ten behoeve van de bewijsopdracht van ZPT, waarbij de gegevens in deze stukken zoveel mogelijk moeten worden gepseudonimiseerd als bedoeld in artikel 4 sub 5 van de AVG zonder dat daarbij de kern van de informatie over de productieverantwoording wordt aangetast;
4.2.
bepaalt dat ZPT deze te verstrekken kopie van de productieverantwoording voor geen enkel ander doel mag gebruiken dan ten behoeve van de bewijsvoering in deze procedure;
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 4 oktober 2023 voor het nemen van een akte na enquête door ZPT, waarna [gedaagde] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Thurlings-Rassa en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie 2 maart 2023, ECLI:EU:C:2023:145, r.o. 53 t/m 56
2.Verordening (EU) 2016/679.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie 2 maart 2023, ECLI:EU:C:2023:145.