Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.Samenvatting
2.De procedure
3.De feiten
“Voorschot factuur conform overleg”aan [partij A] gestuurd. Die factuur heeft [partij A] (gefaseerd) voldaan.
4.Het geschil
5.De beoordeling
primaire grondslagvan zijn vordering beroept [partij A] zich op onverschuldigde betaling nu er geen overeenkomst is gesloten. De eerste vraag die de rechtbank zal moeten beantwoorden is dan ook of er tussen partijen een overeenkomst tot aanneming van werk tot stand is gekomen.
de ontvangen conceptentekenen. [partij B] mocht aan deze verklaring redelijkerwijs de betekenis toekennen dat [partij A] akkoord was met deze stukken en daarmee het aanbod aanvaardde.
subsidiaire grondslagvan zijn vordering aangevoerd dat, als er wel een overeenkomst tot stand is gekomen, hij niet degene is die de overeenkomst heeft opgezegd. Het is [partij B] die weigert verder uitvoering te geven aan het overeengekomen werk totdat een tussentijdse afrekening heeft plaatsgevonden. [partij B] is daarmee op grond van artikel 6:83, sub c, BW in verzuim. Op basis daarvan ontbindt [partij A] bij dagvaarding de overeenkomst, hetgeen als ontbindingsverklaring in de zin van artikel 6:271 BW moet worden beschouwd. Als gevolg daarvan ontstaan ongedaanmakingsverplichtingen. [partij B] moet dus de betaalde € 150.000,00 terugbetalen, aldus [partij A].
ten onrechtevanuit ging dat er nog geen overeenkomst bestond. Alleen al daaruit kan worden afgeleid dat [partij A] meent dat hij zelf geen uitvoering hoeft te geven aan de aanneemovereenkomst, maar de eerste aanbetaling terug kan vorderen.
Het teveelwordt als onverschuldigd teruggevorderd…”. Ook [partij A] gaat er dus (terecht) vanuit dat gemaakte kosten van het bedrag van € 150.000,00 moeten worden afgetrokken.
Nadat u akkoord heeft gegeven op het overzicht…”. [partij A] had kunnen kiezen voor “doorgaan” en had kunnen onderhandelen over het maken van afspraken over een nieuwe begroting en over de reeds gemaakte kosten
subsidiaire grondslagvoor zijn vordering stelt [partij A] het volgende. Indien de rechtbank tot de conclusie zou komen dat er wel een overeenkomst is gesloten en ontbinding daarvan door [partij A] niet gerechtvaardigd is, stelt [partij A] zich nog steeds op het standpunt dat hij de overeenkomst niet heeft opgezegd. [partij A] vordert dan afwikkeling van betaling minus kosten tot dat moment. Het is [partij B] die, in afwijking van de overeenkomst tot aanneming van werk, de aanvullende/afwijkende voorwaarde stelt dat afwikkeling van de kosten plaatsvindt en het teveel betaalde bedrag wordt teruggestort. [partij A] heeft daarmee, gezien zijn mails van 25 en 26 oktober 2022, ingestemd.
na uw akkoord”), partijen definitief van elkaar af zouden zijn. Dat bij niet-accepteren van dit voorstel het voorstel van de baan zou zijn en [partij B] zich zou beroepen op opzegging van de overeenkomst door [partij A], hoefde [partij A] niet uit deze mail te begrijpen.
€ 11.771,38 +
€ 3.376,22 +
€ 2.580,40 +
€ 1.380,51 +
€ 283,01 +
€ 11.945,85 +
De rechtbank overweegt hierover in de eerste plaats dat blijkens de niet-betwiste bevestiging van [naam 1] d.d. 21 oktober 2021 (zie r.o. 3.2) interne kosten in goed overleg ook worden vergoed. Uitgangspunt is dus dat ze, ook voordat de overeenkomst werd gesloten, in beginsel vergoed zouden worden. Ten tweede geldt, nadat eind december 2021 de overeenkomst is gesloten, de interne kosten (ook) op basis van de overeenkomst verschuldigd zijn. Ook dit deel dient [partij A] derhalve te betalen.
€ 9.203,61 +(11.771,38 - 2.567,77)
€ 3.196,48 +
€ 2.443,02 +
€ 1.307,02 +
€ 267,94 +
€ 11.309,68 +
6.De beslissing
[partij A] [6] in de kosten van het geding in conventie, tot aan dit vonnis aan de zijde van [partij B] begroot op € 9.497,00,