ECLI:NL:RBOVE:2023:3613

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
C/08/296436 / HA ZA 23-184
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in erfrechtelijke geschil tussen zoon en moeder over nalatenschap

In deze zaak, die zich afspeelt in het erfrecht, heeft eiser, de zoon van gedaagde, een incidentele vordering ingesteld tegen zijn moeder, die tevens executeur is van de nalatenschap van zijn overleden vader. Eiser vordert dat zijn moeder wordt verplicht om bepaalde administratieve bescheiden te overleggen die nodig zijn om zijn erfdeel te berekenen. De moeder heeft verweer gevoerd en stelt dat zij niet meer beschikt over de gevraagde documenten uit 1989. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen in het incident niet kunnen worden toegewezen, omdat deze betrekking hebben op een materieel geschilpunt en niet op een processuele kwestie. De rechtbank heeft de incidentele vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van het incident, vastgesteld op € 598,00. De hoofdzaak, waarin eiser zijn erfdeel wil vaststellen en zijn moeder wil verplichten tot het verstrekken van informatie, zal verder worden behandeld. De rechtbank heeft eiser de gelegenheid geboden om zijn broer, die ook deelgenoot is in de nalatenschap, in de procedure te betrekken. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere uitlating.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/296436 / HA ZA 23-184
Vonnis in het incident van 6 september 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R. Westendorp-Hertgers te Deventer,
tegen
[gedaagde],
- zowel privé als in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van wijlen de heer [naam 1] , geboren [geboortedatum 1] 1933 en overleden op [overlijdensdatum] 1989 -,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: gedaagde,
advocaat: mr. D.J.P. van Barneveld te OOSTERBEEK.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties genummerd 1 t/m 7, tevens houdende een vordering in het incident
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

Eiser is de zoon van gedaagde. Gedaagde is gehuwd geweest met de vader van eiser. Dit huwelijk is geëindigd door het overlijden van vader op [overlijdensdatum] 1989. Gedaagde heeft naast eiser nog een zoon ( [naam 2] ). Moeder (geboren op [geboortedatum 2] 1934) verblijft momenteel in Kenia, bij zoon [naam 2] en zijn gezin. Moeder bezit een vakantiehuis in Holten. Eiser heeft na verlof daartoe van de voorzieningenrechter, conservatoir beslag gelegd op dit vakantiehuis. Eiser stelt een vordering te hebben op zijn moeder ter grootte van 1/3e deel van de helft van het vermogen van de ouders op de sterfdatum van vader. Eiser begroot zijn erfdeel op een bedrag van € 150.000,=. Eiser wil (onder andere) dat de rechtbank in deze procedure zijn aandeel in de nalatenschap van vader zal vaststellen op genoemd bedrag en dat moeder wordt veroordeeld om zekerheid te stellen voor dat bedrag. Eiser wil daarbij ook van zijn moeder alle relevante informatie en stukken ontvangen die nodig zijn om de grootte van zijn erfdeel te kunnen berekenen. In verband daarmee heeft hij de hierna te omschrijven vordering in incident ingesteld.

3.De vordering in het incident

3.1.
Eiser vordert dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, moeder zal veroordelen om:
  • I) binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis een gewaarmerkt afschrift van alle administratieve bescheiden die nodig zijn om het erfdeel van eiser uit hoofde van de nalatenschap van zijn vader – wijlen [naam 1] , overleden op [overlijdensdatum] 1989 – te kunnen berekenen en aan de raadsvrouw van eiser af te geven op straffe van een dwangsom van € 1.000,= per dag dat zij daarmee na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,=
  • II) binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis een gewaarmerkt afschrift van een notariële boedelbeschrijving met betrekking tot de nalatenschap van vader, onderbouwd met verificatoire bescheiden, aan de raadsvrouw van eiser af te geven en deze op de kortst mogelijke termijn ten overstaan van de bevoegde rechter te beëdigen op straffe van een dwangsom van € 1.000,= per dag dat zij daarmee na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,=
  • III) over alle jaren sinds 1989 en voorts jaarlijks, zolang zij executeur is, en tevens bij het einde van de executele, rekening en verantwoording aan eiser als erfgenaam af te leggen van het door haar als executeur gevoerde beheer op straffe van een dwangsom van € 1.000,= per dag, voor elke dag dat zij daarmee na betekening van het te wijzen vonnis, in gebreke blijft tot een maximum van € 50.000,=
Eiser vordert daarbij om moeder te veroordelen in de kosten van dit incident.
3.2.
Moeder heeft verweer gevoerd. Zij wil dat de vorderingen in het incident worden afgewezen.

4.De beoordeling

In het incident
4.1.
De rechtbank wijst de incidentele vordering af. Dat oordeel is enerzijds gebaseerd op het verweer van moeder dat zij niet meer beschikt over administratie uit 1989 en dat zij daarom de stukken die [eiser] wil ontvangen, niet heeft en niet kan overleggen. Anderzijds is de afwijzing van de incidentele vordering ook gebaseerd op het volgende. Hoewel in de wet geen limitatieve opsomming is gegeven van de vorderingen die kunnen worden voorgelegd in incident, gaat het bij incidentele vorderingen meestal om kwesties van processuele aard en niet om beslissingen over een materieel geschilpunt. De vordering die nu door [eiser] in het incident is voorgelegd aan de rechtbank heeft, naar het oordeel van de rechtbank, betrekking op het materiële geschil van partijen en maakt daar deel van uit. [eiser] heeft wat dat betreft ook in de hoofdzaak (onder V) een vordering ingesteld betreffende het overleggen van informatie en bescheiden die nodig zijn om zijn erfdeel te berekenen. In de hoofdzaak zal worden beslist over die vordering en over de vordering tot vaststelling van het erfdeel van [eiser] en over de vordering tot zekerheidstelling. Bij de beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak zal onder andere het verjaringsverweer aan de orde komen en dat verweer ziet ook op de gevorderde afgifte van bescheiden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vorderingen die nu in het incident aan de rechtbank zijn voorgelegd zich niet lenen voor een afdoening in incident.
4.2.
[eiser] is in dit incident in het ongelijk gesteld. Hij zal daarom worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de kant van moeder vastgesteld op een bedrag van € 598,= (één punt, liquidatietarief rechtbank tarief groep II) voor salaris advocaat.
In de hoofdzaak
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de vorderingen van [eiser] betrekking hebben op de nalatenschap van zijn vader, de heer [naam 1] , geboren op [geboortedatum 1] 1933 en overleden op [overlijdensdatum] 1989 te Deventer. In die nalatenschap zijn moeder (gedaagde in deze procedure), zoon [eiser] (eiser in deze procedure) en zoon [naam 2] (hierna te noemen [naam 2] ) betrokken als deelgenoten. Tussen deze deelgenoten is sprake van een ondeelbare rechtsverhouding. De rechtbank vindt het in dat kader van belang dat ook [naam 2] in deze procedure wordt betrokken. Aan [eiser] wordt daarom op grond van artikel 118 Rv de gelegenheid geboden om [naam 2] alsnog in de procedure op te roepen. [eiser] dient zich op de rol erover uit te laten of en hoe deze oproeping heeft plaatsgevonden.
4.4.
De rechtbank zal in het verdere verloop van deze procedure een mondelinge behandeling bepalen. Als het zover is, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om hun verhinderdata op te geven, waarna er een dag en tijdstip voor de mondelinge behandeling zullen worden bepaald.
4.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
In het incident
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de kant van moeder vastgesteld op € 598,00 voor salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart de voorgaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In de hoofdzaak
5.4.
stelt [eiser] in de gelegenheid om zijn broer [naam 2] op de voet van artikel 118 Rv in het geding op te roepen;
5.5.
verwijst deze zaak naar de rolzitting van 18 oktober 2023 voor uitlating aan de kant van [eiser] over de hiervoor genoemde oproeping;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken
op 6 september 2023. (ap)