ECLI:NL:RBOVE:2023:3641

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
08.324339.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in aanrandingszaak

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van feitelijke aanranding. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig was om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de aanranding van het slachtoffer. De zaak werd behandeld op een openbare terechtzitting op 29 augustus 2023, waar de officier van justitie, mr. M.J. Jager, de vordering indiende. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Engels.

De tenlastelegging omvatte verschillende ontuchtige handelingen die de verdachte op of omstreeks 5 november 2021 in Hardenberg zou hebben gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, en verwees naar de verklaring van het slachtoffer, die als betrouwbaar werd beschouwd. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer onvoldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, zoals WhatsApp-berichten en de verklaring van een getuige.

De rechtbank concludeerde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat de verklaring van één getuige niet voldoende is voor een bewezenverklaring. Gezien het gebrek aan ondersteunend bewijs, werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van het feit werd vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.324339.22 (P)
Datum vonnis: 12 september 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2023
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. Jager en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Engels, advocaat in Ommen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens haar als benadeelde partij door mr. L.V.S. Cassese is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft aangerand, door haar te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 5 november 2021 te Hardenberg althans in Nederland, [slachtoffer] ,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen door onverhoeds
- die [slachtoffer] te (tongzoenen) en/of
- de billen en/of schaamstreek van die [slachtoffer] te betasten en/of
- die [slachtoffer] van haar (boven)kleding te ontdoen en/of
- in de borst(en) van die [slachtoffer] te knijpen, althans haar borst(en) te betasten en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel te pakken en/of aan haar haren te trekken en/of
- (vervolgens) bovenop die [slachtoffer] te gaan zitten en/of
- (terwijl hij, verdachte, zijn hand op de keel van die [slachtoffer] hield en/of bovenop die [slachtoffer] zat) zichzelf af te trekken en/of
- te ejaculeren over de borst(en) en/of nek en/of schouders, althans over het

lichaam van die [slachtoffer] en/of

- (hierbij) (telkens) voorbij te gaan aan de verbalen en/of non-verbale signalen van

verzet/weerstand van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft daartoe gewezen op de verklaring van [slachtoffer] , die zij gelet op de consistentie, gedetailleerdheid en wijze van totstandkoming als betrouwbaar bestempelt.
Haar verhaal vindt steun in de verklaring van de getuige [getuige] , de begeleidster van [slachtoffer] bij [bedrijf], aan wie [slachtoffer] heeft verteld wat haar is gebeurd, en die heeft gezien dat [slachtoffer] op dat moment heel gespannen, verdrietig en boos werd, en die daarvoor ook al gedragsveranderingen bij [slachtoffer] had waargenomen.
Ook wordt het verhaal van [slachtoffer] ondersteund door de inhoud van WhatsApp-berichten waaruit blijkt dat [slachtoffer] kort na de gebeurtenis, op 5 november 2021 vanaf 22:52:14, berichten naar haar vriendin [naam] heeft gestuurd, waarin [slachtoffer] schrijft dat er net wat met haar is gebeurd waarover zij met [naam] wil praten en waarbij [slachtoffer] een foto van een plat pakje sigaretten stuurt en daarbij schrijft: “zo ziet men pakje eruit die in men jas zat”.
Daarnaast wordt het verhaal van [slachtoffer] ondersteund door de inhoud van een WhatsApp-bericht van 1 november 2021 waarin [slachtoffer] al aan [naam] schrijft dat zij door verdachte wordt gestalkt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte hiervoor wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van wat hem is ten laste gelegd, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het komt in deze zaak aan op de vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte tegen haar wil de ten laste gelegde ontuchtige handelingen bij haar heeft verricht.
Immers, volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Deze bepaling beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342,tweede lid, Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster in dit geval onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal.
Dat aangeefster kort na de gestelde gebeurtenis WhatsApp berichten naar haar vriendin [naam] heeft gestuurd, waarin zij schrijft dat er net wat met haar is gebeurd en waarbij zij een foto van een verkreukeld pakje sigaretten stuurt en daarbij schrijft: “zo ziet men pakje eruit die in men jas zat” biedt onvoldoende steunbewijs, omdat deze berichten afkomstig zijn uit dezelfde bron, te weten [slachtoffer] zelf.
Dit geldt ook voor het op 1 november 2021 door [slachtoffer] aan [naam] verstuurde WhatsApp bericht waarin zij schrijft dat zij door verdachte wordt gestalkt. Bovendien is ten aanzien van dit laatste bericht sprake van een te ver verwijderd verband met het ten laste gelegde.
De verklaring van de getuige [getuige] biedt evenmin voldoende steunbewijs voor het ten laste gelegde. Ook voor deze verklaring geldt dat deze afkomstig is uit dezelfde bron, te weten [slachtoffer] .
De omstandigheid dat getuige [getuige] tijdens het gesprek met [slachtoffer] een emotionele reactie bij [slachtoffer] heeft waargenomen, acht de rechtbank, mede gelet op het gegeven dat dit gesprek drie weken na de gestelde gebeurtenis heeft plaatsgevonden en deze emoties niet kort na de gestelde gebeurtenis zijn waargenomen, evenmin voldoende ondersteunend aan de verklaring van [slachtoffer] .
De waarneming door [getuige] van de gedragsverandering van [slachtoffer] is evenmin voldoende ondersteunend omdat deze waarneming geen duidelijke aanknopingspunten biedt om vast te stellen dat de door [slachtoffer] gestelde handelingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, en dat deze die gedragsveranderingen hebben veroorzaakt.
Gelet op het voorgaande is in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer] .
De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

5.De schade van benadeelde

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft betrekking op het ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.