ECLI:NL:RBOVE:2023:3664

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
C/08/300878 / KG ZA 23-170
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in kort geding met betrekking tot onroerende zaken en dwangsommen

In deze zaak heeft [partij A] B.V. diverse vorderingen ingesteld tegen [partij B], haar echtgenoot en de vennootschap, waarbij de voorzieningenrechter op 24 november 2022 de vorderingen bij verstek heeft toegewezen. [partij B] heeft vervolgens verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis. De voorzieningenrechter heeft in deze verzetprocedure geoordeeld dat [partij B] niet-ontvankelijk is in haar verzet, omdat zij de verzettermijn heeft overschreden. De verzetdagvaarding is pas op 10 augustus 2023 betekend, terwijl de wettelijke termijn op 26 december 2022 was verstreken. De voorzieningenrechter heeft de eerdere veroordelingen in het verstekvonnis bekrachtigd en [partij B] veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure. De uitspraak is gedaan op 8 september 2023 door mr. J.N. Bartels in de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/300878 / KG ZA 23-170
Vonnis in kort geding van 8 september 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij A] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres, gedaagde in het verzet,
hierna te noemen: [partij A] ,
gemachtigde: mr. J.G.H. Meijerink te Drachten.
tegen
[partij B],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, eiseres in het verzet,
hierna te noemen: [partij B] ,
advocaten: mr. G. van der Spek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door de voorzieningenrechter op 24 november 2022 tussen partijen bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer C/08/288210 / KG ZA 22-243, hersteld bij vonnis van 29 november 2022,
- de verzetdagvaarding van 10 augustus 2023,
- de akte overlegging producties (1 t/m 20) van [partij A] ,
- de mondelinge behandeling van 22 augustus 2023, waarbij ook het geschil tussen partijen met zaaknummer C/08/301253 / KG ZA 23-175 is behandeld en waarvan ter gelegenheid waarvan partijen pleitnota’s hebben overgelegd en door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2. Tijdens de zitting is overleg gevoerd over een minnelijke regeling. Vervolgens hebben partijen verzocht om de zaak tot 25 augustus 2023 aan te houden voor nader overleg. Op 25 augustus 2023 hebben partijen laten weten dat de onderhandelingen niet tot een schikking hebben geleid en hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om vonnis te wijzen. Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1.
Op 21 november 2022 heeft [partij A] in kort geding [partij B] , haar echtgenoot [naam] en de vennootschap onder firma ‘Maatschap [partij B] ’, waarvan [partij B] en haar echtgenoot vennoot zijn, gedagvaard en diverse vorderingen ingediend.
3.2.
Bij verstekvonnis van 24 november 2022, hersteld bij vonnis van 29 november 2022, zijn de vorderingen van [partij A] , voor zover hier van belang, als volgt toegewezen:
“De voorzieningenrechter
3.1.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de (wils)verklaring(en) van gedaagde(n) die is/zijn vereist voor de levering en het transport van de onroerende zaken,
kadastraal bekend als Ambt-Ommen, Sectie A, nummers 3065, 3947, 3948, 3951, 4506, 4507, 4508, 4509 , en Stad-Ommen, sectie A, nummers 2199, 2200, 3387, 2204, 3761, 4160 en 4276 en de erfpachtrechten op de percelen land, kadastraal bekend als Ambt-Ommen, Sectie A, nummers 3760, 3980, 4500, 4501 en 4511 en Ambt-Ommen, Sectie I, nummers 715, 716, 897, 1012, 1014, 1301 en 1303, zodat de levering zal plaatsvinden door inschrijving van dit vonnis samen met de leveringsakte in de daartoe bestemde openbare registers;
3.2.
gebiedt gedaagden hoofdelijk om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis alle roerende zaken die als zodanig genoemd staan op het aan dit vonnis gehechte overzicht aan eiseres ter vrije beschikking te stellen door deze beschikbaar te stellen op de locatie behorende tot het verkochte waar deze zich ten tijde van het ondertekenen van de koopovereenkomst op 30 april 2022 hebben bevonden c.q. zich hoorden te bevinden;
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan eiseres een dwangsom te betalen van € 25.000,00 ineens en verder € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 3.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen en per ontbrekende roerende zaak, tot een maximum van € 200.000,00 is bereikt;
3.4.
gebiedt gedaagden hoofdelijk toe te staan dat (door verrekening) op de koopsom van € 6.750.000,00 in mindering gebracht wordt wat zij uit hoofde van de geldleningen (zijnde in totaal € 1.954.707,58) en uit hoofde van de contractuele boete (van drie pro mille van de koopprijs per dag vanaf 11 november 2022 met een maximum van tien procent van de koopprijs, zijnde tot en met heden € 283.500,00) verschuldigd zijn, te vermeerderen met de contractuele rente van 2% per jaar over een bedrag van € 875.956,12 en met de contractuele rente van 6% per jaar over een bedrag van € 1.078.751,46, beide vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.5.
gebiedt gedaagden hoofdelijk om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan de Dullertstichting mee te delen dat gedaagden de erfpacht van de percelen kadastraal bekend als Ambt-Ommen, Sectie A, nummers 3760, 3980, 4500, 4501 en 4511 en Ambt-Ommen, Sectie I, nummers 715, 716, 897, 1012, 1014, 1301 en 1303, totaal groot 32 hectare, 17 are en 25 centiare, staakt, met verzoek eiseres onder dezelfde voorwaarden in hun plaats te stellen en daartoe al het nodige te doen;
3.6.
gebiedt gedaagden hoofdelijk om binnen 5 werkdagen na betekening van dit vonnis het verkochte behoudens mee verkochte roerende zaken leeg en ontruimd, vrij van huur, vrij van gebruiksrechten, vrij van aanspraken tot gebruik, de woning veegschoon, de stallen spuitschoon, de kuil en maisbult afgedekt, de gronden inclusief afrastering, de mestkelder-putten en -opslag zuigleeg en de mee verkochte roerende zaken vrij van enig gebruiksrecht aan eiseres over te dragen;
3.7.
gebiedt gedaagden hoofdelijk om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan eiseres toegang te verstrekken tot de ‘Mijn RVO-omgeving’ van gedaagde(n) en eiseres daarbij in staat te stellen en zo nodig te machtigen om de door gedaagde(n) verkochte rechten (varkensrechten, (bruto) fosfaatrechten als bedoeld in art. 21 van de koopovereenkomst) te kunnen overzetten naar c.q. te registreren op naam van eiseres c.q. op naam van door eiseres aan te dragen derden, alsmede het leveringsrecht (van gedaagden) aan de aan het verkochte verbonden melkfabriek en hun leveringsreferentie en/of vergelijkingsvolume melk over te dragen aan eiseres;
3.8.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan eiseres een dwangsom te betalen van € 25.000,00 ineens en verder € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 3.5 en/of 3.6 en/of 3.7 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;
3.9.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 880,74, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
3.10.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 1.729,85 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
3.11.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
3.12.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.”
3.3.
Op 25 november 2022 heeft [partij A] het verstekvonnis aan [naam] in persoon laten betekenen.
3.4.
Bij herstelvonnis van 29 november 2022 is het bedrag van € 1.729,85 aan beslagkosten (zie de hierboven weergegeven veroordeling onder 3.10.) gewijzigd in € 2.001,57 omdat sprake was van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent.

4.Het geschil4.1. Bij verzetdagvaarding vordert [partij B] ontheffing van de veroordeling tegen haar uitgesproken bij het verstekvonnis, de vorderingen van [partij A] te ontzeggen, onder vernietiging van het verstekvonnis en met veroordeling van [partij A] in de proceskosten.

4.2.
[partij A] heeft verweer gevoerd.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Tijdig verzet ingesteld?5.1. Allereerst moet worden beoordeeld of [partij B] tijdig in verzet is gekomen van het verstekvonnis van 24 november 2022.
5.2.
Op grond van artikel 143 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het verzet te worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
5.3.
Vaststaat dat het verstekvonnis van 24 november 2022 op 25 november 2022 aan [naam] (oorspronkelijk medegedaagde) in persoon is betekend en uitgereikt. [partij B] heeft naar eigen zeggen toen geen kennis genomen van het verstekvonnis en zij zou in de periode daarna evenmin door haar echtgenoot op de hoogte zijn gebracht van de inhoud van het verstekvonnis. Bij deurwaardersexploot van 13 juli 2023 heeft [partij A] uit hoofde van het verstekvonnis aan [partij B] en [naam] de ontruiming aangezegd tegen 20 juli 2023. [partij B] stelt dat zij toen pas kennis heeft genomen van het verstekvonnis. [partij A] heeft dat gemotiveerd betwist.
5.4.
Tussen partijen staat vast dat zij op 25 november 2022 in de avond met elkaar hebben gesproken bij de familie [partij B] thuis. [partij A] heeft gesteld dat het vonnis – waarin onder meer is bepaald dat levering van het boerenbedrijf en woonhuis zal plaatsvinden door inschrijving van dat vonnis – toen is besproken en dat [partij B] daarbij aanwezig was. [partij B] heeft dat niet gemotiveerd weersproken. Vervolgens zijn [partij B] en haar echtgenoot op 29 november 2022 bij de notaris geweest voor de levering van hun boerenbedrijf en woonhuis aan [partij A] . [partij B] heeft toen de akte van levering medeondertekend. [partij A] heeft in dit verband onweersproken gesteld dat de notaris de in de nota van afrekening genoemde verrekeningen heeft uitgelegd, heeft besproken met [partij B] en haar echtgenoot en dat [partij B] daarna ook de nota van afrekening voor akkoord heeft ondertekend. Dat heeft de notaris bij e-mail van 18 augustus 2023 bevestigd. In deze nota wordt ten aanzien van een aantal te verrekenen posten (contractuele boete, rente en proceskosten) verwezen naar het verstekvonnis.
5.5.
Mede gelet op deze omstandigheden is de voorzieningenrechter binnen het kader van dit kort geding van oordeel dat de ondertekening van de akte van levering op 29 november 2022 als een daad van bekendheid moet worden gezien. De wettelijke verzettermijn van vier weken is daarom aangevangen op 29 november 2022 en is dus geëindigd op maandag 26 december 2022, zijnde de laatste dag waarop de verzetdagvaarding had moeten zijn uitgebracht. Nu [partij B] het exploot van verzetdagvaarding echter eerst op 10 augustus 2023 aan [partij A] heeft betekend, is [partij B] daarmee dus te laat.
Conclusie5.6. Het voorgaande leidt ertoe dat [partij B] in haar verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzet. De overige stellingen en verweren behoeven geen bespreking meer.
Proceskosten
5.7.
[partij B] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [partij A] worden tot op heden begroot op het (forfaitair vastgestelde) bedrag € 1.079,00 aan salaris voor de advocaat.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
verklaart [partij B] niet-ontvankelijk in het verzet en bekrachtigt het door de voorzieningenrechter op 24 november 2022 onder zaaknummer C/08/288210 / KG ZA 22-243 gewezen verstekvonnis, hersteld bij vonnis van 29 november 2022;
6.2.
veroordeelt [partij B] in de kosten van deze verzetprocedure, tot op heden aan de zijde van [partij A] begroot op € 1.079,00,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023. (DG)