ECLI:NL:RBOVE:2023:3694

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
C/08/299205 / KG ZA 23-133
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen tot inzage en afgifte van bescheiden in kort geding met betrekking tot bewijsbeslag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 18 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (hierna: eiseres) en twee andere besloten vennootschappen (hierna: gedaagden). Eiseres vorderde inzage in en afschrift van bescheiden waarop bewijsbeslag was gelegd, alsook andere bescheiden die relevant waren voor haar procespositie. Eiseres had conservatoir bewijsbeslag laten leggen op 28 juni 2023, omdat zij vreesde dat gedaagden zich schuldig maakten aan wanprestatie en onrechtmatig handelen. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres voldoende spoedeisend belang had bij haar vorderingen en dat de vordering tot inzage in bescheiden van vier specifieke leveranciers werd toegewezen. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de vordering tot inzage in bescheiden van andere leveranciers, en wees deze vordering af. De rechter machtigde DigiJuris om een selectie te maken van de in bewaring zijnde gegevens en bepaalde dat gedaagden binnen twee dagen na betekening van het vonnis de gerechtelijk bewaarder opdracht moesten geven om de relevante bescheiden aan eiseres te verstrekken. Tevens werden dwangsommen opgelegd voor het geval gedaagden niet aan de veroordelingen voldeden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/299205 / KG ZA 23-133
Vonnis in kort geding van 18 september 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. F.H.A. ter Huurne en mr. S. Remers te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. R. Amelink te Hilversum.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagden] (gedaagden gezamenlijk) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de nagekomen productie 29
  • de mondelinge behandeling d.d. 4 september 2023
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van [gedaagden]
1.2.
Vervolgens is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

waar gaat het over?

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagden] gehouden is inzage te geven in of afschrift te verstrekken van (een deel van) de bescheiden waarop [eiseres] conservatoir bewijsbeslag heeft laten leggen en andere bescheiden.
[gedaagde 1] (in de persoon van [gedaagde 2] ) heeft vanaf 2017 in opdracht van [eiseres] als bouwregisseur elf bouwprojecten begeleid. Partijen hebben hun afspraken wat betreft deze opdracht niet op papier gezet. [gedaagde 1] heeft ter zake ongeveer € 2.100.000,- aan [eiseres] in rekening gebracht. Halverwege 2023 heeft [eiseres] [gedaagde 1] verzocht haar werkzaamheden te staken omdat haar signalen hadden bereikt dat [gedaagde 1] leveranciers steekpenningen zou hebben laten betalen in ruil voor het verkrijgen van opdrachten voor bouwprojecten van [eiseres] en opdracht zou hebben gegeven om bij de bouw materialen te leveren die goedkoper en van minder kwaliteit waren dan de overeengekomen materialen. [eiseres] heeft [bedrijf 1] onderzoek laten verrichten naar de handelwijze van [gedaagde 1] . [eiseres] houdt [gedaagden] aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van de wanprestatie en/of het onrechtmatig handelen van hun kant. Zij heeft op 28 juni 2023 ten laste van [gedaagden] conservatoir verhaalsbeslag en conservatoir bewijsbeslag laten leggen. DigiJuris treedt op als gerechtelijk bewaarder. [eiseres] vordert op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) inzage in en afschrift van diverse (reeds door [eiseres] beslagen) bescheiden, zoals verwoord in de dagvaarding, alsmede in/van bescheiden die niet beslagen zijn. [gedaagden] ontkent steekpenningen te hebben ontvangen, maar verzet zich niet tegen de vordering voor zover die betrekking heeft op vier nader genoemde leveranciers. Voor het overige verzetten zij zich wel. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat er aanwijzingen zijn dat de [gedaagden] verweten gedragingen zich ook bij andere dan de vier hier bedoelde leveranciers hebben voorgedaan. Hij zal die beslissing hieronder verder toelichten.
spoedeisend belang
2.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang heeft bij het verkrijgen van informatie die haar duidelijkheid kan geven over haar procespositie jegens [gedaagden] Van [eiseres] kan in redelijkheid niet worden verlangd dat zij de afloop van een bodemprocedure afwacht.
de vordering van [eiseres]
2.3.
[eiseres] vordert, kort samengevat, dat de voorzieningenrechter:
a. DigiJuris machtigt een selectie te maken van de zich in bewaring bevindende gegevens, uitgewisseld tussen [gedaagden] en medewerkers van (één of meer van) de zeventien in productie 27 genoemde leveranciers en opdrachtnemers van [eiseres] , betrekking hebbend op de periode 2017 tot de datum van beslaglegging;
b. DigiJuris machtigt een selectie te maken van de zich in bewaring bevindende gegevens op basis van de in productie 28 genoemde zoektermen;
c. [gedaagden] veroordeelt om DigiJuris binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis opdracht te geven de onder de selectie vallende bescheiden zo spoedig mogelijk digitaal aan [eiseres] te verstrekken en bepaalt dat, als [gedaagden] weigert te voldoen aan de veroordelingen onder b. en c., het vonnis in de plaats van de opdracht zal treden;
d. [gedaagden] veroordeelt om inzage te geven in en digitaal afschrift te verstrekken van de bankafschriften en facturen als bedoeld in randnummer 5.5. van de dagvaarding, voor zover het de periode 2017 tot de datum van beslaglegging betreft;
e. bepaalt dat [gedaagden] een dwangsom zal verbeuren voor iedere overtreding van de onder c. en d. gevorderde veroordelingen;
f. [gedaagden] veroordeelt in de beslagkosten ad € 25.000,-, vermeerderd met wettelijke rente;
g. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente bij niet tijdige betaling, en de nakosten.
artikel 843a Rv
2.4.
Artikel 843a Rv verbindt vier cumulatieve voorwaarden aan de toewijsbaarheid van een vordering tot inzage in of afgifte van bescheiden: (1) de eiser moet op dat moment een rechtmatig belang hebben, (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is en (4) degene van wie de bescheiden worden gevraagd moet die te zijner beschikking of onder zijn berusting hebben. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan bestaat niettemin geen gehoudenheid tot overlegging van bescheiden, als daarvoor gewichtige redenen bestaan of als redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd (lid 4).
toewijzing bescheiden viertal leveranciers
2.5.
Nu daartegen geen verweer is gevoerd zal de inzage- en afgiftevordering van [eiseres] als bedoeld in 2.3. onder a. worden toegewezen voor zover die betrekking heeft op [bedrijf 2] B.V, [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V., echter uitsluitend voor zover de gegevens betrekking hebben op opdrachten en projecten van [eiseres] . In het verlengde daarvan heeft [eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook belang bij toewijzing van de vordering onder 2.3. onder b. (het maken van een selectie op grond van de zoektermen genoemd in productie 28 (zie bijlage): die zoektermen zijn ook gericht op deze leveranciers.
2.6.
[gedaagden] zal ook worden veroordeeld om inzage en (digitaal) afschrift te verstrekken aan [eiseres] van de (niet door het bewijsbeslag getroffen) bankafschriften van [gedaagde 1] , maar dan uitsluitend voor zover daarop betalingen van/aan [bedrijf 2] B.V, [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. te zien zijn, alsmede van de door [gedaagden] aan deze vennootschappen gezonden facturen, dit telkens over de periode 2017 tot en met de datum van beslaglegging.
2.7.
De voorzieningenrechter zal aan de sub 3.1. en 3.2. toe te wijzen voorzieningen de voorwaarde verbinden dat [gedaagden] de door DigiJuris geselecteerde bescheiden eerst mag inzien en controleren, om te voorkomen dat er in die selectie onjuistheden zitten. Aan DigiJuris komt echter de beslissingsbevoegdheid ter zake toe. De overige door [gedaagden] voorgestelde voorwaarden, inhoudende dat [eiseres] de bescheiden strikt vertrouwelijk zal dienen te behandelen, niet zal delen met derden en die bescheiden enkel mag gebruiken en inbrengen in de reeds aanhangige bodemprocedure en na afloop van die procedure zal vernietigen, neemt de voorzieningenrechter niet over, nu daarvoor geen grondslag is gesteld.
afwijzing overige gevraagde bescheiden
2.8.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat om te kunnen bepalen welke andere leveranciers (dan de vier in 2.5. genoemde) steekpenningen hebben betaald voor het gegund krijgen van opdrachten van [eiseres] , zij recht heeft op en belang heeft bij de door haar verlangde inzage in gegevens met betrekking tot alle zeventien in productie 27 genoemde leveranciers.
[eiseres] heeft echter in dit geding met betrekking tot deze dertien andere leveranciers geen verklaringen of andere gegevens overgelegd, waarin aanwijzingen gevonden zouden kunnen worden dat zij steekpenningen hebben betaald of op andere wijze met [gedaagden] hebben samengewerkt ten koste van [eiseres] . Dit terwijl, zo is ter zitting gebleken, een aantal van deze leveranciers wél blijkt te zijn gehoord door [bedrijf 1] . [eiseres] heeft van de inhoud van die verklaringen echter geen melding gemaakt, zodat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat in die verklaringen geen aanwijzingen worden gevonden voor de betaling van steekpenningen. De vordering tot inzage in en afgifte van bescheiden ten aanzien van deze dertien leveranciers is in de kern dus slechts gebaseerd op vermoedens. De enkele omstandigheid dat [eiseres] in de verklaringen van de hiervoor genoemde vier leveranciers wél aanwijzingen heeft gevonden voor betaling aan [gedaagden] van steekpenningen, betekent niet dat er vanuit kan of moet worden gegaan dat ook één of meer andere, laat staan alle andere leveranciers waarmee [eiseres] heeft gecontracteerd na bemiddeling door [gedaagden] steekpenningen aan [gedaagden] hebben betaald.
Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid tot inzage en afschrift van bescheiden waarvan een partij, in dit geval [eiseres] , vermoedt dat die ander, [gedaagden] , over die stukken beschikt en dat deze wel eens steun zouden kunnen geven aan haar stellingen. Dat is ‘hengelen’ naar informatie (een
fishing expedition) en in strijd met een goede procesorde. De vordering zal in zoverre dan ook worden afgewezen.
2.9.
De beslissing, voor zover daarbij een deel van de vordering wordt toegewezen, zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Het belang van [eiseres] om direct over te kunnen gaan tot executie van dit vonnis weegt zwaarder dan het belang van [gedaagden] om de beslissing in hoger beroep af te wachten.
2.10.
De hoogte van de dwangsommen zal worden beperkt en gemaximeerd.
2.11.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om [gedaagden] te veroordelen in de beslagkosten, nu de vordering van [eiseres] voor het grootste deel wordt afgewezen.
proceskosten
2.12.
Partijen zijn over en weer deels in het ongelijk gesteld. De voorzieningenrechter zal daarom de proceskosten compenseren in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
machtigt de gerechtelijk bewaarder (DigiJuris) een selectie te maken van de zich in gerechtelijke bewaring bevindende gegevens, zoals gedefinieerd in randnummer 4.6. van de dagvaarding, bestaande uit alle digitale documenten en/of correspondentie (e-mails, brieven, sms-berichten, WhatsApp-berichten, etc.), in het bijzonder op gegevensdragers zoals laptop, mobiele telefoon en/of tablet, tussen enerzijds [gedaagden] en anderzijds éen of meer (mede-werkers) van [bedrijf 2] B.V, [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V. (met inbegrip van de daarin genoemde mobiele telefoonnummers en e-mailadressen die door deze leveranciers worden gebruikt), steeds uitsluitend voor zover deze informatie de periode van samenwerking van [eiseres] met [gedaagden] betreft (2017 tot en met de datum van beslaglegging);
3.2.
machtigt de gerechtelijk bewaarder (DigiJuris) een selectie te maken van de in beslag genomen en zich in gerechtelijke bewaring bevindende bescheiden, op basis van de zoektermen zoals genoemd in aangehechte productie 28, uitsluitend voor zover deze informatie de periode van samenwerking van [eiseres] met [gedaagden] betreft (2017 tot en met de datum van beslaglegging);
3.3.
veroordeelt [gedaagden] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de gerechtelijk bewaarder (DigiJuris) schriftelijk en ondubbelzinnig opdracht te geven om de in beslag genomen bescheiden zo spoedig mogelijk digitaal aan [eiseres] te verstrekken, voor zover deze onder de door DigiJuris gemaakte of te maken selectie vallen;
3.4.
bepaalt dat, indien [gedaagden] weigert om te voldoen aan de veroordeling onder 3.3. dit vonnis in de plaats treedt van voornoemde opdracht;
3.5.
veroordeelt [gedaagden] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis inzage in en (digitaal) afschrift te verstrekken aan [eiseres] van de bankafschriften van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] , echter uitsluitend voor zover daarop te zien zijn betalingen van/aan [bedrijf 2] B.V, [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V., en van de door [gedaagden] aan deze vennootschappen gezonden facturen in de periode 2017 tot en met de datum van beslaglegging;
3.6.
bepaalt dat [gedaagden] voor iedere overtreding van de veroordelingen onder 3.3. en 3.5. van dit vonnis een dwangsom aan [eiseres] verbeurt van € 50.000,00 ineens, vermeerderd met € 5.000,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat een overtreding voortduurt, zulks tot een maximum van € 500.000,00;
3.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst af het meer of anders gevorderde;
3.9.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2023. [1]

Voetnoten

1.type: