ECLI:NL:RBOVE:2023:3797

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
10467571 \ CV EXPL 23-1583
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor verloren goederen in bewaarnemingsovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, die in 2000 en 2002 goederen in bewaring heeft gegeven bij gedaagde, een vordering ingesteld wegens het zoekraken van een kist met goederen. Eiseres ontdekte in oktober 2021 dat de kist uit 2000 niet meer kon worden gevonden en vordert nu terugbetaling van de opslagkosten en schadevergoeding voor de verloren goederen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zijn verplichtingen uit de bewaarnemingsovereenkomst niet is nagekomen, wat leidt tot een wanprestatie. Gedaagde heeft geen inventarislijst bijgehouden en heeft onvoldoende gereageerd op de verzoeken van eiseres om de kwestie op te lossen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde aansprakelijk is voor het zoekraken van de goederen en wijst de vordering van eiseres gedeeltelijk toe. Eiseres krijgt de betaalde opslagkosten terug en een schadevergoeding voor de verloren goederen. De kantonrechter heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 1.500,00 en de totale vordering op € 11.410,00, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10467571 \ CV EXPL 23-1583
Vonnis van 19 september 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: drs. [gemachtigde]
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 juni 2023,
- de mondelinge behandeling van 21 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] heeft in 2000 en 2002 goederen naar het opslagbedrijf van [gedaagde] gebracht. Haar spullen werden door [gedaagde] in twee kisten bewaard, elk met een inhoud van 8m³. Toen [eiseres] in 2021 haar spullen wilde ophalen, bleek de kist uit 2000 spoorloos te zijn verdwenen. [eiseres] wil daarom dat [gedaagde] alle opslagkosten voor die kist terugbetaalt en dat hij de waarde van de kwijtgeraakte goederen vergoedt.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] voor een deel toe. De uitkomst is dat [gedaagde] de gevorderde opslagkosten moet terugbetalen en dat de vervangende schadevergoeding voor de kwijtgeraakte vergoeding gedeeltelijk kan worden toegewezen. De kantonrechter zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] is voormalig eigenaar van de eenmanszaken [eenmanszaak 1] en van [eenmanszaak 2] .
3.2.
In januari 2000 heeft [eiseres] goederen bij [eenmanszaak 2] in bewaring gegeven, gevolgd door een tweede partij goederen in maart 2002. [gedaagde] heeft de goederen van [eiseres] in twee kisten opgeslagen, elk met een inhoud van 8m³.
3.3.
[eiseres] heeft voor de bewaarneming maandelijks opslagkosten betaald.
3.4.
Op 30 oktober 2021 gaat [eiseres] naar de loods van [gedaagde] om haar goederen op te halen. Daar komt [eiseres] tot de ontdekking dat de goederen die zij in 2000 had aangeleverd ontbreken. [eiseres] geeft [gedaagde] een opsomming van wat zij mist en [gedaagde] belooft de kwestie tot op de bodem uit te zoeken en er op terug te komen.
3.5.
[eiseres] heeft, ondanks diverse pogingen om met [gedaagde] in contact te komen, geen inhoudelijke reactie van [gedaagde] ontvangen.
3.6.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de loods inmiddels is leeggeruimd en dat de kist van [eiseres] tijdens dat proces niet boven water is gekomen.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – samengevat – betaling van € 14.003,96, met rente en proceskosten. Dit bedrag bestaat uit € 3.000,00 aan vervangingswaarde van de kwijtgeraakte goederen,
€ 9.910,00 aan de betaalde opslagkosten voor de kist uit 2000 en € 1.093,96 aan buitengerechtelijke incassokosten.
4.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen, zodat sprake is van een wanprestatie.
4.3.
[gedaagde] betwist dat hij verantwoordelijk is voor de verdwenen goederen. Ook voert [gedaagde] aan dat het onduidelijk is wat er in de kist zat en op welk moment de goederen zijn kwijtgeraakt.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen staat vast dat de goederen van [eiseres] door [gedaagde] waren opgeslagen in twee kisten, elk met een inhoud van 8m³. Wel verschillen partijen van mening over de vraag wat er met de inhoud van de kist uit 2000 is gebeurd. Als vast komt te staan dat deze kwijt is geraakt, zijn partijen het ook niet eens over de vraag wie daarvoor verantwoordelijk is. Over de gevorderde vergoeding bestaat in dat geval ook verschil van inzicht, omdat er discussie bestaat over de vragen welke goederen precies kwijt zijn, wanneer die goederen kwijt zijn geraakt en wat die goederen waard zijn. De kantonrechter zal in de volgende overwegingen ingaan op deze punten.
5.2.
[eiseres] heeft gesteld dat zij op 30 oktober 2021 enkel de kist uit 2002 heeft opgehaald. Zij heeft haar stelling onderbouwd met een factuur van het bedrijf waar zij een busje had gehuurd om de goederen mee te vervoeren. Aan de hand van de kilometerstanden kan worden afgeleid dat [eiseres] één keer op en neer is gereden van [woonplaats 1] naar [woonplaats 2] . Dat zou niet mogelijk zijn geweest als zij ook de kist uit 2000 had opgehaald, omdat het busje een laadruimte had van 10m³, terwijl één kist een inhoud had van 8m³. Daarnaast wijst [eiseres] erop dat zij [gedaagde] direct bij het ophalen van de goederen op de hoogte heeft gesteld dat er goederen ontbraken en hem een opsomming heeft gegeven van wat zij miste. [gedaagde] heeft erkend dat [eiseres] bij hem opgaaf heeft gedaan van ontbrekende goederen en dat hij heeft toegezegd dat hij de kwestie tot op de bodem zou uitzoeken. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling weliswaar gesuggereerd dat [eiseres] de kist uit 2000 misschien al eerder had opgehaald, maar die stelling wordt ondergraven door zijn eigen verklaring dat het in de administratie wordt bijgehouden als spullen worden opgehaald. Verder stelt [gedaagde] tegenover de stellingen van [eiseres] niet meer dan dat het onmogelijk is dat de kist is zoekgeraakt, omdat de loods leeg is. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] daarmee de stellingen van [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Daarbij weegt zij mee dat uit zijn verklaring tijdens de mondelinge behandeling het beeld oprijst dat hij zich in de opslagperiode van meer dan twintig jaar niet heeft bekommerd om wat er in zijn loods stond en aan wie die goederen toebehoorden. Ter illustratie wijst de kantonrechter op het feit dat [gedaagde] geen inventarislijst heeft opgemaakt. Ook was [gedaagde] voor [eiseres] nauwelijks te bereiken toen zij een afspraak wilde maken om haar spullen op te halen en ook niet daarna toen zij contact met hem zocht in verband met de zoekgeraakte spullen. Dit betekent dat de kantonrechter ervan uitgaat dat de kist van [eiseres] tijdens het beheer van [gedaagde] is zoekgeraakt.
5.3.
De volgende vraag is die verantwoordelijk is voor het zoekraken van de kist. [eiseres] stelt dat [gedaagde] daarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden, maar [gedaagde] meent van niet en beroept zich op artikel 17 lid 2 sub b van de Algemene Voorwaarden Bewaarneming Verhuisgoederen 2000 (AVBA 2000). Daarin staat dat de klant een tijdelijke opslagverzekering voor de bewaarnemingsperiode moet afsluiten. [eiseres] stelt daar tegenover dat zij deze algemene voorwaarden nooit heeft ontvangen en dat het artikel waarop [gedaagde] zich baseert niet van toepassing is op deze situatie. De kantonrechter overweegt dat niet vaststaat dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst, omdat deze achteraf – dat wil zeggen na het sluiten van de overeenkomst – zijn verstrekt. Bovendien is niet komen vast te staan dat [gedaagde] de algemene voorwaarden aan [eiseres] ter hand heeft gesteld. Los daarvan is gebleken dat [gedaagde] zich zelf ook niet aan de algemene voorwaarden houdt. Die verplichten hem namelijk in artikel 3 lid 3 om bij het sluiten van de bewaarnemingsovereenkomst een inventarislijst op te maken, die als bijlage deel uitmaakt van de bewaarnemingsovereenkomst. Zou [gedaagde] dat in dit geval hebben gedaan, dan was beide partijen een hoop onduidelijkheid bespaard gebleven. Gelet op het feit dat [gedaagde] op zo’n cruciaal punt zijn eigen algemene voorwaarden schendt, is de kantonrechter van oordeel dat hem ook daarom geen beroep daarop toekomt. De kantonrechter houdt [gedaagde] daarom aansprakelijk voor de gevolgen van het zoekraken van de goederen van [eiseres] .
5.4.
Op grond van wat de kantonrechter hiervoor heeft overwogen staat het vast dat [gedaagde] niet aan de uit de bewaarnemingsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan, zodat sprake is van een tekortkoming. Deze tekortkoming, waarbij de stand van zaken is dat [gedaagde] zich niet om de in bewaring gegeven zaken heeft bekommerd en [eiseres] een deel van haar spullen niet terugkrijgt, is naar het oordeel van de kantonrechter ernstig genoeg te rechtvaardigen dat [eiseres] de overeenkomst met terugwerkende kracht opzegt. Dat betekent dat [gedaagde] alle betaalde opslagkosten voor de kist uit 2000 aan [eiseres] moet terugbetalen. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat de hoogte daarvan € 9.910,00 is, zodat de kantonrechter van dat bedrag uit zal gaan. Dat niet kan worden vastgesteld op welk moment de spullen van [eiseres] zijn zoekgeraakt, doet daar niet aan af omdat [gedaagde] zijn zorgplicht gedurende de hele bewaarperiode heeft verzaakt.
5.5.
[eiseres] wil daarnaast dat [gedaagde] de waarde voor de zoekgeraakte goederen vergoedt.
Zij heeft een globale lijst opgemaakt van wat zij in 2000 aan [gedaagde] in bewaring heeft gegeven. Daarop staat kort gezegd dat het gaat om een tafel, vitrinekast, klapbankje, klapspiegel, leren bankje, leren stoel en diverse andere goederen zoals een rotanstoel, bureau en andere kleine spullen. Van de eerste drie goederen heeft [eiseres] foto’s bijgevoegd. [eiseres] heeft geschat dat de goederen een waarde van € 3.000,00 vertegenwoordigen. Het verweer van [gedaagde] is dat niet kan worden vastgesteld wat zich precies in de kist bevond. De kantonrechter overweegt dat dat deels te wijten is aan het feit dat [gedaagde] geen inventarislijst heeft opgemaakt, zodat het niet redelijk is dat dit aan [eiseres] wordt tegengeworpen. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de door [eiseres] opgesomde goederen in de kist zaten. Vervolgens is de vraag tot welk schadebedrag dit leidt. Uit de foto’s en/of omschrijving van de goederen kan de kantonrechter niet afleiden wat de goederen waard zijn. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat verdere aanknopingspunten ontbreken. Omdat de goederen onvindbaar zijn en slechts enkele objecten zijn gefotografeerd, laat de schade zich in dit geval niet behoorlijk begroten. Dat de zaken enige waarde vertegenwoordigen, is echter duidelijk. De kantonrechter volgt [eiseres] in haar verzoek om op grond van de stukken van het geding de waarde zelf te schatten. De kantonrechter stelt de vervangingswaarde mede gelet op de zeer globale omschrijving en het ontbreken van aanschafdata/-prijzen op € 1.500,00. [gedaagde] dient dit bedrag aan [eiseres] te vergoeden.
5.6.
De conclusie is dat [gedaagde] een bedrag van € 11.410,00 aan [eiseres] moet betalen. De gevorderde en niet betwiste wettelijke rente over de hoofdsom zal ook worden toegewezen.
5.7.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiseres] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De vordering van € 1.093,96 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. Dat komt doordat de kantonrechter een lager geldbedrag toewijst dan is gevorderd. Bij een bedrag van € 11.410,00 geldt een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 889,10. De kantonrechter wijst daarom € 889,10 toe, te vermeerderen met de gevorderde en niet betwiste wettelijke rente.
5.8.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld, te vermeerderen met de gevorderde en niet betwiste wettelijke rente. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
792,00
(2,00 punten × € 396,00)
Totaal
1.617,42

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 11.410,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van
19 september 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 889,10 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 19 september 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.617,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken door
mr. R.F. van Aalst op 19 september 2023. (ED)