ECLI:NL:RBOVE:2023:3841

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
10467900 \ CV EXPL 23-1590
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van geïncasseerd bedrag en verwerping van tegenvordering in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en Hisla B.V. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot betaling van een bedrag van € 3.686,01, dat door Hisla is geïncasseerd maar niet is afgedragen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Hisla tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van 25 maart 2020, waarin afspraken zijn gemaakt over de facturatie. Hisla erkent de incasso, maar stelt een tegenvordering te hebben die zij wil verrekenen. De kantonrechter heeft deze tegenvordering verworpen, omdat deze eerder in een juridische procedure is afgewezen en daardoor niet opnieuw kan worden beoordeeld. De kantonrechter heeft Hisla veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De totale te betalen som bedraagt € 4.184,95, inclusief rente en kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10467900 \ CV EXPL 23-1590
Vonnis van 26 september 2023
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. K. Horstman,
tegen
HISLA B.V.,
te IJsselmuiden (gemeente Kampen),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Hisla,
gemachtigde: mr. J. de Ruiter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het (tussen)vonnis van 13 juni 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de e-mail van [eiseres] van 29 augustus 2023 met producties 2, 3, 5 en 6;
- de mondelinge behandeling van 30 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waar de spreekaantekeningen van de gemachtigden zijn aangehecht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding en uitkomst

2.1.
Tussen partijen bestaat onenigheid over de uitvoering van een overeenkomst van 25 maart 2020. Hisla heeft een bedrag van € 3.686,01 geïncasseerd en niet aan [eiseres] afgedragen, waartoe zij op grond van die overeenkomst wel gehouden was. Hisla erkent dit weliswaar, maar stelt een tegenvordering te hebben waarmee zij wenst te verrekenen. De kantonrechter zal de vordering van [eiseres] toewijzen en het verweer van Hisla verwerpen. De kantonrechter zal dat hierna uitleggen.

3.De feiten

3.1.
Hisla voerde een administratiekantoor. Op 25 maart 2020 heeft Hisla aan [eiseres] haar klantenbestand, personeelsbestand, klantendossiers en archief verkocht in verband met het pensioen van de directeur van Hisla, de heer [naam] . Om de overgang soepel te laten verlopen hebben partijen in punt 11 van hun “overeenkomst van koop en verkoop” een (tijdelijke) werkwijze met betrekking tot de facturatie afgesproken. Tijdens de uitvoering van deze afspraak is tussen partijen een geschil ontstaan wat tot een tweetal procedures heeft geleid. Zowel de kantonrechter als het hof hebben het beroep van Hisla op onverschuldigde betaling - en daarmee haar (tegen)vorderingen - afgewezen (zie het vonnis van deze rechtbank van 12 april 2022 in zaaknummer: 9378111 \ CV EXPL 21-3292 (niet gepubliceerd) en het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10508). Tegen dit arrest is geen cassatie ingesteld.
3.2.
Hisla heeft op 8 maart 2023 een bedrag van € 3.686,01 bij een klant van [eiseres] geïncasseerd en niet aan [eiseres] afgedragen.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van Hisla tot betaling van € 3.686,01, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Hisla voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter moet beoordelen of de vordering van [eiseres] kan worden toegewezen. [eiseres] baseert haar vordering op een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst van 25 maart 2020 door Hisla. Hisla heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij een bedrag van € 3.686,01 heeft geïncasseerd en niet aan [eiseres] heeft afgedragen, terwijl zij daartoe wel gehouden was. Dit volgt ook uit de e-mail van 7 maart 2023 van de raadsman van Hisla aan de raadsman van [eiseres] . Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat Hisla toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de hiervoor bedoelde overeenkomst. Dat betekent dat de vordering in beginsel kan worden toegewezen.
5.2.
Uitzondering hierop kan erin bestaan wanneer Hisla een tegenvordering heeft die zij met de vordering van [eiseres] kan verrekenen. Hisla heeft daarop in deze procedure een beroep gedaan. Zij stelt een vordering van € 5.220,76 op [eiseres] te hebben op grond van onverschuldigde betaling. De vraag is of Hisla een beroep toekomt op verrekening als verweer. De kantonrechter vindt van niet. Artikel 6:127 BW bepaalt onder welke voorwaarden tot verrekening kan worden overgegaan. Een van de voorwaarden is dat de debiteur bevoegd is om betaling van zijn vordering af te dwingen. Dat is in deze zaak niet het geval. De vordering waarmee Hisla wil verrekenen is eerder onderwerp van een juridische procedure geweest. Zowel de kantonrechter als het gerechtshof hebben geoordeeld dat de vordering van Hisla (die zag op de onverschuldigde betaling van een bedrag van € 5.220,76) moet worden afgewezen. Tegen deze beslissing van het gerechtshof is geen cassatie ingesteld. Deze beslissing is daarom onherroepelijk (“kracht van gewijsde”). Op grond van artikel 236 Rv heeft de beslissing van het gerechtshof in deze procedure bindende kracht (“gezag van gewijsde”). De kantonrechter is aan die beslissing gebonden en kan de beweerdelijke vordering van Hisla op [eiseres] niet opnieuw beoordelen. De ratio achter het leerstuk van gezag van gewijsde is dat het ongewenst is dat een eenmaal beslecht geschilpunt in een volgende procedure tussen dezelfde partijen opnieuw ter discussie wordt gesteld. Daarmee wordt niet voldaan aan de vereisten voor verrekening die in artikel 6:127 BW zijn gegeven. Deze vereisten gelden ook wanneer een beroep op verrekening als verweer, in de zin van artikel 6:136 BW, wordt gedaan. Dat betekent dat het verweer van Hisla dat zij de vordering van [eiseres] wil verrekenen met haar vordering uit onverschuldigde betaling in deze procedure niet (opnieuw) kan worden gevoerd. Het verweer van Hisla wordt daarom door de kantonrechter verworpen.
5.3.
Ter zitting heeft [eiseres] nog verzocht Hisla te gelasten de bankafschriften, waaruit de incasso-opbrengst blijkt in het geding te brengen. Voor zover [eiseres] daarmee een eisvermeerdering heeft beoogd, stelt de kantonrechter vast dat deze niet voldoet aan de eisen van artikel 130 Rv. Immers, een eiswijziging dient schriftelijk te worden gedaan en kan niet in een pleitnota geschieden. Ook is er reden om deze eiswijziging ambtshalve te weigeren omdat dit is gedaan in strijd met de beginselen van goede procesorde. Hisla is namelijk door het tijdstip en de wijze waarop het verzoek wordt gedaan in haar verdedigingsbelang geschaad. De kantonrechter laat het verzoek daarom buiten beschouwing.
5.4.
[eiseres] vordert vergoeding van wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Hisla heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Het betreft een vordering die voortvloeit uit een handelsovereenkomst. Daarop is de regeling van artikel 6:119a BW (wettelijke handelsrente) van toepassing. De kantonrechter zal daarom ook de wettelijke handelsrente zoals gevorderd toewijzen. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan en vastgesteld op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit).
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
3.686,01
- verschenen rente tot 5 april 2023
buitengerechtelijke incassokosten
5,34
493,60
+
totaal
4.184,95
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
4.184,95
5.6.
Hisla is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
528,00
(2,00 punten × € 264,00)
Totaal
1.124,44
5.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt Hisla om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.184,95, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag van € 3.686,01, met ingang van 5 april 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Hisla in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.124,44,
6.3.
veroordeelt Hisla in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023.