ECLI:NL:RBOVE:2023:3916

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
C/08/262819 / HA ZA 21-87
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Bottenberg-van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake geschil over bouwopdracht en kwaliteit van geleverd werk met benoeming deskundige

Dit tussenvonnis is het vervolg op het tussenvonnis van 12 april 2023 en de daaropvolgende mondelinge behandeling. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen, waarna de rechtbank een oordeel geeft over de door gedaagde, [partij B], ingebrachte videofragmenten. De rechtbank stelt voor een deskundige te benoemen om de waarde van het door [partij B] geleverde werk te beoordelen. Elke verdere beslissing wordt aangehouden. De procedure omvat diverse akten en mondelinge behandelingen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat [partij B] in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld door vervalst bewijs aan te voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat [partij A] meer heeft betaald dan de waarde van het geleverde werk, en dat [partij B] recht heeft op een redelijke prijs voor zijn werk. De rechtbank benoemt dhr. Ing. P.B.J.M. Elfrink als deskundige om de redelijke prijs te bepalen en stelt een voorschot van € 9.590,46 vast. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de deskundige en het voorschot, waarna de zaak op 18 oktober 2023 weer op de rol komt.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/262819 / HA ZA 21-87
Vonnis van 4 oktober 2023
in de zaak van
[partij A],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie, gedaagde partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [partij A] ,
advocaat: mr. J. Schutrups en mr. T.B. van Dreumel te ENSCHEDE,
tegen
[partij B],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [partij B] ,
advocaat: mr. G.L.E. Kemerink op Schiphorst en mr. K.J.J. Kroeze te ALMELO.

1.Samenvatting

Dit tussenvonnis is het vervolg op het tussenvonnis van 12 april 2023 en de naar aanleiding daarvan gehouden mondelinge behandeling. Partijen zijn daar niet tot overeenstemming gekomen. Thans geeft de rechtbank een oordeel over de door [partij B] in het geding gebrachte video-fragmenten. Ten aanzien van de waarde van het door [partij B] geleverde werk stelt zij voor een deskundige te benoemen en worden vragen geformuleerd. Elke verdere beslissing wordt aangehouden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 april 2023 en hetgeen daarin is opgenomen over het procesverloop,
- de akte uitlating van [partij A] d.d. 10 mei 2023 met de producties 19 tot en met 34,
- de akte uitlating na vonnis van [partij B] d.d. 10 mei 2023,
- de akte overleggen producties + nadere uitlating na vonnis van [partij B] met de producties 28 tot en met 31, ontvangen op 30 juni 2023,
- de mondelinge behandeling van 12 juli 2023, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt,
- de brief met aanvullingen op het proces-verbaal van de zijde van [partij B] d.d. 25 juli 2023, welke brief aan het proces-verbaal is gehecht,
- de antwoordakte van [partij A] van 26 juli 2023,
- de mail van [partij B] aan de rechtbank d.d. 27 juli 2023,
- de antwoordmail van [partij A] aan de rechtbank d.d. 28 juli 2023.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

3.Het geschil en de stand van zaken in deze procedure

Het geschil
3.1.
Kort samengevat gaat deze zaak om het volgende. [partij A] heeft [partij B] opdracht gegeven om bepaalde werkzaamheden ten behoeve van de bouw van zijn huis te verrichten (onder andere het opmetselen van muren). Op zeker moment is er discussie ontstaan tussen partijen over de facturen en de kwaliteit van het geleverde werk.
[partij A] vordert in deze procedure terugbetaling van bedragen die hij, naar zijn stelling, ten onrechte aan [partij B] heeft voldaan. Volgens hem rechtvaardigt het werk dat [partij B] heeft verricht niet het bedrag dat hij heeft betaald.
In voorwaardelijke reconventie, voor zover vorderingen van [partij B] op [partij A] in conventie niet teniet zijn gegaan door verrekening, vordert [partij B] een bedrag van [partij A] .
Stand van zaken
3.2.
Na verschillende tussenvonnissen en een deskundigenonderzoek naar (kort gezegd) de authenticiteit van een handtekening die door [partij A] zou zijn gezet onder een bouwverslag/betalingsovereenkomst, is de stand van zaken nu als volgt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat [partij B] in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld met betrekking tot een bouwverslag dat hij als bewijsstuk heeft gepresenteerd waarop een handtekening staat die niet door [partij A] is gezet, en door een mail te presenteren als offerte die, naar de rechtbank heeft aangenomen, niet de werkelijk geoffreerde prijzen inhoudt.
De rechtbank heeft daaruit de conclusie getrokken dat niet meer als uitgangspunt kan worden uitgegaan van juistheid van enige feitelijke stelling van [partij B] en heeft meerdere stukken en standpunten van [partij B] terzijde gelegd.
Dat betekent niet dat [partij B] geen enkel recht meer heeft; hij houdt op basis van artikel 7:752, lid 1, BW recht op een “redelijke prijs” voor het werk dat hij heeft geleverd.
De rechtbank heeft tijdens de laatste mondelinge behandeling met partijen de mogelijkheid besproken van het benoemen van een deskundige.
3.3.
Daarnaast twisten partijen over de bedragen die door [partij A] reeds aan [partij B] zijn voldaan. Met name het bedrag dat contant zou zijn voldaan staat ter discussie. Nadat partijen hierover een akte hebben genomen is ook dit onderwerp tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Antwoordakte [partij A]
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is voorts afgesproken dat [partij A] bij antwoordakte mocht reageren op de op 30 juni 2023 door de rechtbank ontvangen “Akte overlegging producties + nadere uitlating na vonnis” met producties van [partij B] .
3.5.
[partij A] heeft op 26 juli 2023 deze antwoordakte genomen. Daarbij is hij ook ingegaan op de “Akte nieuwe feiten en producties tevens akte houdende verzoek tot heroverweging terugkomen tevens akte vermeerdering van eis” van [partij B] d.d. 30 maart 2022 met de producties 21 A en B tot en met 23 A en B.
3.6.
[partij B] heeft bezwaar gemaakt tegen dat deel van de antwoordakte van [partij A] , nu daarvoor geen gelegenheid was gegeven.
3.7.
Daarna hebben partijen op 9 augustus 2023 vonnis gevraagd, welk vonnis is bepaald op heden.

4.De verdere beoordeling

In conventie
Akte [partij A] 26 juli 2023
4.1.
De rechtbank zal de reactie van [partij A] op de akte van [partij B] van 30 maart 2022 toestaan. De videofragmenten die bij die akte zijn overgelegd, zijn niet eerder inhoudelijk aan de orde geweest. Eerst tijdens de mondelinge behandeling van 12 juli 2023 en naar aanleiding van de akte van [partij B] van 30 juni 2023 (waarbij [partij B] onder meer door een deskundige heeft laten onderzoeken of de stem die in twee van de videofragmenten te horen is, de stem van [partij A] is), zijn deze fragmenten inhoudelijk aan de orde gekomen. [partij A] had niet eerder gelegenheid om daarop in te gaan.
Videofragmenten
4.2.
De rechtbank acht, onder andere op de door [partij A] aangevoerde gronden, niet aannemelijk dat de videofragmenten op hetzelfde moment zijn opgenomen als de stemmen die er te horen zijn. De eerste twee fragmenten zouden volgens [partij B] zijn opgenomen tijdens twee gesprekken van 20 april 2020. In het videofragment is het verslag van het gesprek van 20 april 2020 te zien. [partij B] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 12 juli 2023 verklaard dat hij dit verslag heeft opgemaakt direct na de eerste bespreking op 20 april 2020. Zo kon het tijdens de tweede bespreking die dag op tafel liggen, zo begrijpt de rechtbank.
4.3.
De rechtbank acht echter onwaarschijnlijk dat [partij B] dit verslag tussen de twee besprekingen heeft opgesteld, het door [partij A] heeft laten tekenen, [partij A] vervolgens (een kopie van) dit verslag op tafel heeft gelegd ter gelegenheid van de tweede bespreking, zoals [partij B] in zijn akte van 30 maart 2022 heeft aangevoerd, en [partij B] dit verslag, zonder dat [partij A] het zag, heeft gefilmd. Dit terwijl [partij A] betwist dat hij dit gespreksverslag kent, laat staan heeft ondertekend, welke laatste stelling is onderbouwd door het deskundigenrapport van de handtekeningdeskundige. Daar komt bij dat in het vonnis van 12 april 2023 is vastgesteld dat [partij B] eerder vervalst bewijsmateriaal heeft ingebracht door een achteraf gefingeerde offerte te overleggen (overweging 3.40).
4.4.
Het derde videofragment kan niet juist zijn. Hier zou de stem van de deskundige [naam] te horen zijn terwijl verschillende documenten waaronder bouwverslagen op tafel liggen. [naam] beschikte op de datum dat [partij B] zegt dat het filmpje is opgenomen (15 mei 2020) volgens mails van [partij B] zelf nog niet over deze stukken. Bij mail van 19 mei 2020 schrijft [partij B] aan [naam] dat hij het hele dossier zal opsturen en bij mail van 24 mei 2020 schrijft hij dat hij dat heeft gedaan.
4.5.
[partij A] heeft wel erkend dat de stem die te horen is, zijn stem is. Aan hetgeen hij zegt kan volgens hem echter niet de (door [partij B] getrokken) conclusie worden verbonden dat 1) is afgesproken dat het metselwerk (binnen- en buitenmuren) € 80.000,00 à € 90.000,00 zou kosten en 2) dat hij € 102.000,00 in totaal aan [partij B] heeft betaald.
De rechtbank overweegt dat deze conclusies, wegens het ontbreken van enige context, inderdaad niet getrokken kunnen worden.
Waarde van het door [partij B] verrichtte werk
4.6.
In het tussenvonnis van 12 april 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat (alleen nog) aan de orde is de (subsidiaire) vordering van [partij A] tot het betalen van vervangende schadevergoeding. Deze vordering is gebaseerd op een tekortkoming in de nakoming van de aanneemovereenkomst, welke vordering dus is omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding in plaats van nakoming.
Daarnaast vordert [partij A] een bedrag wegens onverschuldigde betaling. Hij stelt dat hij al meer aan [partij B] heeft betaald dan het werk dat [partij B] heeft gedaan, waard is.
4.7.
[partij B] heeft betwist dat er sprake is van een tekortkoming.
De rechtbank heeft de (juridische) verweren die [partij B] heeft gevoerd tegen de vordering, zoals bijvoorbeeld zijn beroep op een vaststellingsovereenkomst/betalingsregeling en zijn beroep op oplevering, terzijde geschoven. Ook met betrekking tot feitelijke verweren (bijvoorbeeld het standpunt dat bepaald werk in overleg met [partij A] op een bepaalde manier is uitgevoerd) heeft de rechtbank geoordeeld dat hieraan weinig geloof kan worden gehecht (r,o, 3.52 van het tussenvonnis). Dit alles op basis van artikel 21 Rv.
4.8.
Dat betekent niet dat [partij B] helemaal geen rechten meer heeft. Op basis van de wet heeft hij recht op een redelijke prijs voor het door hem uitgevoerde aanneemwerk (artikel 7:752, lid 2 BW).
4.9.
De rechtbank zal een deskundige benoemen om haar te adviseren over een redelijke prijs voor het geleverde werk.
4.10.
De rechtbank is voornemens de volgende vraag aan de deskundige te stellen.
I. Wat is de waarde van het door [partij B] verrichtte werk aan de woning van [partij A] ?
Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
1. [partij B] heeft in elk geval de volgende werkzaamheden verricht:
- fundering (storten vloeren)
- metselen binnenmuren
- metselen buitenmuren
- maken dakconstructie
- alle extra werkzaamheden die bij de tweede omgevingsvergunning [1] zijn vergund ten opzicht van de eerste omgevingsvergunning. [2]
2. Wat betreft de prijzen voor de werkzaamheden mag gerekend worden met de volgende bedragen (r.o. 3.56 van het tussenvonnis van 12 april 2023):
- fundering: € 20,00 per m²
- binnenmuren: € 21,50 per m²
- schoonmetselwerk buitenmuur handvorm steen: € 55,00 per m²
- voegwerk: € 14,00 per m² (meteen meevoegen kost € 8,00 per m²).
3. Als niet duidelijk is of het [partij B] was die bepaald werk heeft uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld de werkzaamheden aan de kelder [3] , dan verzoekt de rechtbank de deskundige om dat te benoemen en de waarde van dit onderdeel van het werk als aparte post op te nemen. De rechtbank zal dan beoordelen of de bewuste onderdelen van het werk in de begroting van de redelijke prijs moeten worden meegenomen.
4. Als u werk van [partij B] tegenkomt dat niet goed is uitgevoerd, verzoekt de rechtbank de deskundige om dat te benoemen en de kosten voor herstel van dit werk te berekenen of in te schatten.
5. Als niet duidelijk is of bepaald werk dat u als niet goed uitgevoerd beoordeelt, al dan niet in opdracht of met medeweten van [partij A] op die manier is uitgevoerd, verzoekt de rechtbank de deskundige om dan twee prijzen te noemen: ten eerste de prijs voor het verrichtte werk en ten tweede de kosten voor herstel. De rechtbank zal dan beoordelen of de kosten voor herstel moeten worden meegenomen.
6. De rechtbank verzoekt de deskundige te benoemen welk werk niet beoordeeld kan worden, bijvoorbeeld omdat het inmiddels door derden is vernieuwd. Voor zover zulk werk op enige wijze toch wel beoordeeld kan worden (bijvoorbeeld aan de hand van foto’s) of er een onderbouwde schatting gemaakt kan worden, verneemt de rechtbank dat graag.
II. Geeft uw onderzoek nog aanleiding voor het maken van opmerkingen die u voor de beoordeling van de zaak door de rechtbank van belang acht?
4.11.
De rechtbank is voornemens de volgende deskundige te benoemen:
Dhr. Ing. P.B.J.M. Elfrink Rbi
bedrijfsnaam: Exploitatiemaatschappij Elfrink BV
Postbus 23
7579 AE Oldenzaal
Website: www.debouwexpert.nl
De heer Elfrink heeft laten weten vrij te staan en de opdracht te willen aanvaarden. Hij heeft daarbij laten weten in januari 2024 te kunnen beginnen met het onderzoek.
4.12.
Het voorschot voor de werkzaamheden bedraagt: € 9.590,46 inclusief BTW [4] .
4.13.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over deze deskundige en het voorschot. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol van 18 oktober 2023 voor akte uitlating.
4.14.
De rechtbank zal bepalen dat [partij B] het voorschot dient te voldoen, nu hij de partij is die vergoeding eist voor zijn werk. Bij eindvonnis zal een eindoordeel worden gegeven over de vraag wie de kosten voor deze deskundige moet dragen.
Betalingen
4.15.
Partijen hebben zich naar aanleiding van het vorige tussenvonnis ook uitgelaten over de bedragen die [partij A] reeds heeft betaald aan [partij B] , met name de contante betalingen. De rechtbank zal een oordeel hierover aanhouden tot na het deskundigenbericht.
Ook elke andere verdere beslissing zal worden aangehouden.
In voorwaardelijke reconventie
4.16.
De beoordeling in reconventie hangt af van de beoordeling in conventie. Elke verdere beslissing zal daarom ook in reconventie worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 18 oktober 2023voor het nemen van een akte door beide partijen over wat is vermeld onder rechtsoverweging 4.13.
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
In voorwaardelijke reconventie
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg-van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.

Voetnoten

1.De gewijzigde omgevingsvergunning is overgelegd als bijlage 10, en de gewijzigde aanvraag en bouwtekeningen als bijlagen 7 en 8 bij het rapport van TOP Expertise (productie 1 bij dagvaarding). Verschillende tekeningen zijn ook overgelegd als productie 4 bij conclusie van antwoord.
2.Dat [partij B] dit werk heeft verricht is onder meer ter zitting gesteld en door [partij A] niet betwist.
3.Zie het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 12 juli 2023 onder hoofdstuk 2.1
4.In bijlage 1 bij dit vonnis wordt de opstelling van de deskundige weergegeven. Het voorschot heeft de deskundige gebaseerd op het tussenvonnis van 12 april 2023 en de hierboven in r.o. 4.11 voorgestelde vragen. De deskundige spreekt van 5 vragen, maar daarmee worden 5 (later aangevuld tot 6) uitgangspunten onder I bedoeld. In bijlage 2 wordt een lijst met referenties van de heer Elfrink bijgevoegd.