ECLI:NL:RBOVE:2023:3942

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
C/08/298168 / KG ZA 23-114
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging licentieovereenkomst en inzagevordering in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, draait het om de rechtsgeldigheid van de beëindiging van een licentieovereenkomst tussen [X] B.V. en [Y] B.V. De voorzieningenrechter heeft op 9 oktober 2023 geoordeeld dat [X] de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft beëindigd, waardoor de vorderingen van [X] zijn afgewezen. De zaak begon met een kort geding waarin [X] vorderingen indiende tegen [Y] om hen te verbieden de zelfsluitende vloeddeuren te produceren en te verkopen, en om een mededeling op hun websites te plaatsen over het verlies van het recht om de [merknaam] te gebruiken. [Y] betwistte de rechtsgeldigheid van de beëindiging en stelde dat zij haar verplichtingen uit de overeenkomst was nagekomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat [X] onvoldoende bewijs had geleverd voor de rechtsgeldige beëindiging van de overeenkomst, en dat [Y] niet tekort was geschoten in haar verplichtingen. Daarnaast heeft [Y] in reconventie inzage gevorderd in de koopovereenkomst van de aandelen van [X], maar deze vordering werd ook afgewezen omdat [Y] niet kon aantonen dat zij partij was bij de relevante rechtsbetrekking. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/298168 / KG ZA 23-114
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2023
in de zaak van
[X] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [X] ,
advocaten: mrs. R.M. Sjoerdsma en A.J. Boot te 's-Hertogenbosch,
tegen
[Y] B.V.,
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [Y] ,
advocaten: mrs. S.M. Kaak te Utrecht en A.C. Kool te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 juli 2023 met 24 producties;
- de akte houdende aanvullende producties (25 t/m 28) van [X] ;
- de akte houdende eis in reconventie (843a-Rv) van [Y] met producties (1 t/m 21);
- de mondelinge behandeling van 7 september 2023, ter gelegenheid waarvan partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de aanhouding in verband met minnelijk overleg;
- het verzoek van partijen om vonnis te wijzen.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald op heden.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
In deze zaak draait het kort gezegd om de vraag of [X] de licentieovereenkomst met [Y] rechtsgeldig heeft beëindigd. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Dat betekent dat de vorderingen van [X] zullen worden afgewezen. Datzelfde geldt voor de inzagevordering die [Y] in reconventie heeft ingesteld, omdat voor toewijzing niet is voldaan aan de (cumulatieve) voorwaarden van artikel 843a Rv. De voorzieningenrechter zal deze beslissingen hierna toelichten. Daarvoor zijn de volgende feiten relevant.

3.De feiten

3.1.
[X] houdt zich onder meer bezig met het beheer van een verscheidenheid aan (intellectuele eigendoms-)rechten ten aanzien van de door wijlen de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) ontwikkelde zelfsluitende vloeddeuren/ [merknaam] (hierna: [merknaam] ). Dit is een tijdelijk zelfwerkend systeem om ondergrondse garages, ingangen, infrastructuur e.d. droog te houden in tijden van overstromingen of hevige regenval. Bij dit systeem wordt gebruik gemaakt van de Wet van Archimedes. Een in een goot verzonken waterkering komt omhoog door de druk van het stijgende water waartegen het moet beschermen. [X] is houdster van het Uniemerk “ [merknaam] ”.
3.2.
[Y] is in 2014 opgericht en houdt zich onder meer bezig met het ontwikkelen, produceren, verkopen en onderhouden van waterkeringen, alsmede het opzetten en in het buitenland onderhouden van een dealernetwerk. De zoon van [naam 1] , de heer [naam 2] , is (middellijk) bestuurder en aandeelhouder van [Y] .
3.3.
Op 12 maart 2018 hebben partijen (laatstelijk) een licentieovereenkomst gesloten uit hoofde waarvan het [Y] is toegestaan om tegen betaling van royalty's de [merknaam] verder te (doen) ontwikkelen, te (doen) produceren en te (doen) verkopen (hierna: de licentieovereenkomst). Artikel 4 van deze overeenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

4.4 Nadat de verkoop ter hand is genomen, zal [Y] aan [naam 1][ [X] , toevoeging voorzieningenrechter]
binnen dertig (30) dagen na afloop van elk kalenderkwartaal een opgave verstrekken van het aantal [merknaam] en/of onderdelen daarvan dat gedurende dat kwartaal is verkocht. Tevens zal [X] aan [naam 2] een specificatie doen toekomen van de bedragen die [Y] over dat kalenderkwartaal aan [naam 1] is verschuldigd.
4.5
Tegelijk met het doen van in artikel 4.4 omschreven opgave zal [Y] het door haar in totaal verschuldigde bedrag aan vergoedingen conform artikel 4.2 overmaken. Bij niet-tijdige betaling zal de door [Y] verschuldigde vergoeding worden verhoogd met een procent (1%) per maand.
4.6
[Y] zal eenmaal per jaar een verklaring overleggen aan [naam 1] van haar registeraccountant betreffende de juistheid van door [Y] aan [naam 1] gedane opgaven en betalingen als hierboven bedoeld. [naam 1] heeft het recht om bij ernstige twijfel aan de juistheid van artikel 4.4 omschreven opgaven, deze opgaven door een registeraccountant te doen controleren. [Y] zal aan deze registeraccountant de voor de controle benodigde boeken en administratieve bescheiden overleggen en aan deze registeraccountant gedurende de normale kantooruren toegang verschaffen tot haar kantoor. De kosten verbonden aan deze controle zullen ten laste komen van [naam 1] , tenzij uit de controle blijkt dat de door [Y] gedane opgaven niet correct zijn, met een toegestaan afwijkingspercentage van drie procent (3%), in welk geval de bedoelde kosten voor rekening van [Y] zijn.”
3.4.
[Y] heeft op haar beurt (sub)licenties verschaft aan buitenlandse dealers.
3.5.
Op 21 november 2021 is [naam 1] overleden, waarna zijn achtergebleven echtgenote mevrouw [naam 3] (hierna: [naam 3] ) op 17 februari 2022 diens nalatenschap beneficiair heeft aanvaard. Tot deze nalatenschap behoorden onder meer alle aandelen van [X] . Bij testament heeft [naam 1] aan [naam 3] 1/1000 deel van de nalatenschap toebedeeld en aan zijn zonen gezamenlijk 999/1000 deel.
3.6.
Op 3 maart 2022 heeft [naam 3] een “Verklaring van aanvaarding benoeming tot executeur/ruimschootsverklaring” ondertekend, waarvan de inhoud is bevestigd in de verklaring van erfrecht van 4 maart 2022.
3.7.
Vanaf 28 maart 2022 tot 22 december 2022 stond [naam 3] als (enig) statutair bestuurder van [X] in het handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd.
3.8.
Bij brieven van 14 april 2022, 7 september 2022 en 14 september 2022 heeft ( [bedrijf 1] B.V. namens) [X] [Y] verzocht, en zo nodig gesommeerd, tot nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit (de artikelen 4.4, 4.5 en 4.6 van) de licentieovereenkomst.
3.9.
Bij beschikking van 14 juli 2022 heeft de kantonrechter van deze rechtbank het verzoek van de beide zonen van [naam 1] om [naam 3] te ontslaan van haar taken als executeur afgewezen. Tegen deze beschikking zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
3.10.
Bij brief van 14 oktober 2022 heeft [X] meegedeeld de licentieovereenkomst per direct te beëindigen.
3.11.
Op 22 december 2022 heeft [naam 3] “voor zich” en “als de zelfstandig bevoegde bestuurder” van [X] alle (400) aandelen in het kapitaal van [X] verkocht en geleverd aan [bedrijf 2] N.V., gevestigd in België (hierna: [bedrijf 2] ), tegen een vaste koopsom van € 30.000,00 en een variabel deel. [bedrijf 2] is een zustervennootschap van [bedrijf 3] N.V. (hierna: [bedrijf 3] ), die sublicentienemer is van [Y] . De heren [naam 4] en [naam 5] zijn via hun persoonlijke vennootschapen [bedrijf 4] N.V. en [bedrijf 5] B.V. bestuurders en aandeelhouders van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] .
3.12.
Bij beschikking van 21 februari 2023 heeft deze rechtbank mr. E. Linde, notaris te Dedemsvaart, benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van [naam 1] . Tegen deze beschikking heeft [naam 3] hoger beroep ingesteld.
3.13.
Op 7 juli 2023 heeft [bedrijf 3] [Y] voor de Belgische rechter gedagvaard en een verklaring voor recht gevorderd dat de tussen hen gesloten dealerovereenkomst is vervallen en dat zij ter zake niet schadeplichtig is.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[X] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(I) [Y] zal bevelen binnen twee dagen na betekening van het vonnis te staken en gestaakt te houden iedere productie en exploitatie van (onderdelen van) de zelfsluitende vloeddeuren die het onderwerp waren van de licentieovereenkomst;
(II) [Y] zal bevelen binnen twee dagen na betekening van het vonnis te staken en gestaakt te houden ieder on- en offline gebruik van het teken “ [merknaam] ” of enig ander teken dat daarmee verwarring wekkend overeenstemt (i) op (de verpakking van) (onderdelen van) zelfsluitende vloeddeuren, (ii) bij het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben van (onderdelen van) zelfsluitende vloeddeuren, (iii) bij het aanbieden of verrichten van diensten met betrekking tot (onderdelen van) zelfsluitende vloeddeuren, (iv) bij het invoeren of uitvoeren van (onderdelen van) zelfsluitende vloeddeuren, (v) als handels-, bedrijfs- of domeinnaam of als deel van een handels-, bedrijfs- of domeinnaam met betrekking tot activiteiten in verband met (onderdelen van) zelfsluitende vloeddeuren en (vi) in stukken voor zakelijk gebruik en in advertenties in verband met (onderdelen van) zelfsluitende vloeddeuren;
(III) [Y] zal bevelen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis op al haar websites (waaronder, maar niet beperkt tot, [website 1] en [website 2] ) centraal bovenaan de homepage in lettertype Arial, twaalf punts, in zwarte letters op een witte achtergrond, ter grootte van ¼ van de homepage, een mededeling op te nemen, met als titel “
BELANGRIJKE MEDEDELING – IMPORTANT ANNOUNCEMENT”, en daaronder uitsluitend de navolgende tekst, en dat zij deze mededeling daar drie maanden geplaatst zal houden:
“ [Y] B.V. no longer has to right to produce, distribute and/or sub-licence the [merknaam] ® - [merknaam] .
For future business questions and/or opportunities please refer to the holder of the IP rights to the [merknaam] ® - [merknaam] , [X] B.V., [adres] or by e-mail at [mailadres] .
We apologise for any inconvenience.
[Y] B.V.”
(IV) [Y] zal bevelen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de dealers in haar dealernetwerk op individueel niveau zowel per aangetekende brief als per e-mail in kennis te stellen van het feit dat [Y] niet langer gerechtigd is enige gebruiksrechten met betrekking tot de relevante zelfsluitende vloeddeuren te verstrekken, lopende licentieovereenkomsten met onmiddellijke ingang zijn beëindigd, en dat zij zich hebben te wenden tot [X] voor toekomstige gebruiksrechten met betrekking tot de relevante zelfsluitende vloeddeuren;
(V) [Y] zal bevelen binnen tien dagen na betekening van het vonnis de advocaten van [X] afschriften te doen toekomen van alle aangetekende brieven en e-mails als bedoeld onder (IV);
(VI) zal bepalen dat, indien [Y] met de naleving van de onder (I) tot en met (V) gevraagde verboden/bevelen in gebreke blijft, zij aan [X] een dwangsom van € 10.000,00 zal verbeuren voor iedere overtreding dan wel – zulks ter keuze van [X] – een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat de overtreding van het gebod en/of het bevel voortduurt, en
(VII) [Y] op grond van artikel 1019h Rv zal veroordelen in de volledige, redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
4.2.
Aan haar vorderingen legt [X] , samengevat, ten grondslag dat [Y] zich schuldig maakt aan (i) schending van (post)contractuele verplichtingen, (ii) merkinbreuk, (iii) het voeren van oneerlijke handelspraktijken, (iv) het zich bedienen van misleidende reclame en (v) het anderszins plegen van een onrechtmatige daad. Daartoe voert [X] aan dat [Y] , zonder dat zij daartoe als gevolg van de beëindiging van de licentieovereenkomst nog langer bevoegd is, zich nog steeds bezig houdt met het (laten) produceren en (laten) exploiteren van geoctrooieerde en middels merkrechten beschermde zelfsluitende vloeddeuren onder de naam “ [merknaam] ”. Volgens [X] presenteert [Y] zich ook ten onrechte als partij die bevoegd zou zijn om voor andere landen dan Nederland (sub)licenties te verschaffen voor het produceren, aanbieden en verkopen van de bedoelde zelfsluitende vloeddeuren.
4.3.
[Y] betwist dat [X] de licentieovereenkomst – volgens haar een duurovereenkomst – rechtsgeldig heeft opgezegd. [Y] stelt dat zij haar verplichtingen uit de licentieovereenkomst is nagekomen en dat sprake is van schuldeisersverzuim. Volgens [Y] is van een zwaarwegende grond voor opzegging geen sprake. Daarnaast wijst [Y] erop dat [X] geen redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen. [Y] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [X] .
in reconventie
4.4.
[Y] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [X] zal gebieden om binnen twee dagen na het vonnis aan [Y] middels afschrift inzage te verschaffen in de koopovereenkomst van 22 december 2022 van de aandelen in [X] , op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag – een gedeelte van een dag tot een gehele gerekend – dat de niet-nakoming voortduurt, alsmede veroordeling in de volledige, redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
4.5.
Aan haar vorderingen legt [Y] , samengevat, ten grondslag dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage in bedoelde koopovereenkomst. Daartoe voert [Y] aan dat [naam 3] beschikkingsonbevoegd was tot de aandelenoverdracht en dat de heren [naam 4 + 5] dat wisten, althans behoorden te weten. Behalve de irreële koopsom bevat de koopovereenkomst volgens [Y] nog meer artikelen waaruit deze wetenschap – en daarmee het ontbreken van goede trouw – blijkt. De heren [naam 4 + 5] en/of hun vennootschappen hebben daardoor onrechtmatig tegenover [Y] gehandeld. Dit geldt ook ten aanzien van de opzegging van de licentieovereenkomst waarop zij hebben aangestuurd teneinde [Y] uit de contractuele keten voor de productie en verkoop van de vloeddeuren te laten verdwijnen, aldus [Y] .
4.6.
[X] voert als verweer dat de inzagevordering van [Y] niet voldoet aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 843a Rv en concludeert daarom tot afwijzing van deze vordering.
4.7.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de voorzieningenrechter hierna ingaan, voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil.

5.De beoordeling

in conventie
Is [X] ontvankelijk in haar vorderingen?
5.1.
Als meest verstrekkend verweer voert [Y] aan dat [naam 3] door de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van [naam 1] geen executeur meer was, maar vereffenaar met de twee andere erfgenamen, en dat de “ruimschoots voldoende verklaring” daar niets aan afdoet. Het gevolg daarvan is dat [naam 3] slechts gezamenlijk met de andere vereffenaars besluiten kon nemen. Volgens [Y] heeft zij dat niet gedaan. Het besluit om haar bestuurder van [X] te maken is daardoor nietig en dat geldt ook voor alle vervolgbesluiten van [naam 3] als bestuurder. [naam 3] was ook niet bevoegd om als executeur de aandelen over te dragen. Dat betekent dat de aandelen nog steeds in de nalatenschap zitten en de door de rechtbank benoemde vereffenaar, notaris mr. Linde, nu het stemrecht heeft in de algemene vergadering van aandeelhouders van [X] . Nu niet is gebleken dat mr. Linde voor dit kort geding toestemming heeft gegeven, is [X] in haar vorderingen niet-ontvankelijk, aldus [Y] .
5.2.
Beoordeling van het niet-ontvankelijkheidsverweer van [Y] vergt een uitgebreid onderzoek, waarvoor een kort gedingprocedure zich – gelet op de aard daarvan – niet goed leent. In de onderhavige procedure kan in het midden blijven of [Y] in dit verweer moet worden gevolgd. Aangezien de vorderingen van [X] hierna op inhoudelijke gronden zullen worden afgewezen, wordt [Y] daardoor niet geschaad in haar procesbelangen.
Spoedeisend belang
5.3.
Uit de aard van het gevorderde volgt reeds dat [X] bij haar vorderingen voldoende spoedeisend belang heeft. Als uitgangspunt heeft immers te gelden dat het spoedeisend belang in beginsel is gegeven zolang de gestelde inbreuk of het gestelde onrechtmatig handelen voortduurt, wat hier het geval is.
Rechtsgeldige beëindiging licentieovereenkomst op 14 oktober 2022?
5.4.
[X] stelt dat [Y] haar verplichtingen uit de licentieovereenkomst niet (tijdig en/of volledig) is nagekomen. Daartoe voert [X] aan dat [Y] heeft nagelaten om (i) conform artikel 4.4 van de licentieovereenkomst per kwartaal een opgave te verstrekken van het aantal verkochte [merknaam] en/of onderdelen daarvan (de laatst verstrekte opgave ziet op het derde kwartaal van 2022), (ii) conform artikel 4.5 van de licentieovereenkomst de overeengekomen licentievergoeding te voldoen (deze vergoeding is slechts betaald t/m het derde kwartaal van 2021) en (iii) conform artikel 4.6 van de licentieovereenkomst na het einde van elk kalenderjaar een verklaring van de registeraccountant over te leggen aangaande de juistheid van de kwartaalverklaringen (van 2021 en 2022 zijn deze verklaringen nimmer ontvangen). [Y] betwist deze beweerdelijke tekortkomingen.
5.5.
Ten aanzien van de sub (i) bedoelde opgave stelt de voorzieningenrechter vast dat [X] zelf tot tweemaal toe – te weten: in randnummer 7 van de dagvaarding en randnummer 9 van de spreekaantekeningen – heeft erkend dat [Y] tot en met het derde kwartaal van 2022 aan die verplichting heeft voldaan. Ten tijde van de gewraakte beëindiging van de licentieovereenkomst was van een tekortkoming van [Y] in zoverre dus geen sprake.
5.6.
Ten aanzien van de sub (ii) bedoelde betalingsverplichting heeft [Y] aangevoerd dat de feitelijke uitvoering van de licentieovereenkomst vanaf het begin van de samenwerking zo was dat [Y] ieder kalenderkwartaal aan [X] een opgave verstuurde van het aantal zelfsluitende vloeddeuren en/of onderdelen daarvan die zij had verkocht en dat zij vervolgens op grond van die opgave een factuur met btw van of namens [X] ontving, die [Y] dan betaalde. Dat [X] na het overlijden van [naam 1] wist van deze bestaande praktijk, blijkt volgens [Y] uit de (sommatie)brief van [X] van 14 april 2022 waarin zij [Y] heeft verzocht om een opgave van de laatste twee kwartalen,
“zodat de eventuele facturering plaats kan vinden.”
Naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter heeft [X] deze door [Y] gestelde werkwijze met betrekking tot de facturatie onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat daarvan zal worden uitgegaan.
5.7.
Uit productie 6 van [X] kan vervolgens worden afgeleid dat [Y] op 2 mei 2022 opgave heeft gedaan van het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal 2022. Dit wordt bevestigd in de opzegging van [X] van 14 oktober 2022. Uit productie 11 van [X] en productie 6 van [Y] volgt verder dat [Y] op 1 juni 2022 opgave heeft gedaan van het tweede kwartaal 2022. Tot slot blijkt uit de opzegging van 14 oktober 2022 dat [Y] op 3 oktober 2022 opgave heeft gedaan van het derde kwartaal van 2022. Daarmee heeft [Y] van oktober 2021 tot en met de opzegging op 14 oktober 2022 voldaan aan haar opgaveverplichting.
5.8.
[X] heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat zij voor deze kwartalen een factuur met btw aan [Y] heeft verstuurd, ondanks dat [Y] hierom heeft verzocht en/of vragen heeft gesteld, zoals onder meer blijkt uit haar e-mail van 15 juli 2022 (zie productie 18 van [X] ). Weliswaar heeft [bedrijf 1] BV op 31 maart 2022 een factuur aan [Y] verstuurd, maar daarvan heeft [Y] aangevoerd dat die factuur onjuist is, omdat deze mede ziet op het tweede kwartaal van 2022, terwijl dat kwartaal op de factuurdatum nog niet was begonnen (en altijd pas achteraf opgave wordt gedaan en gefactureerd). [X] heeft op de bezwaren van [Y] terzake niet inhoudelijk gereageerd. Verder heeft [naam 3] bij e-mail van 13 juli 2022 [Y] aangemaand tot betaling van de royalty’s met betrekking tot het vierde kwartaal van 2021 en het eerste en tweede kwartaal van 2022, maar zoals hiervoor is overwogen is niet gebleken dat [X] [Y] hiervoor op de afgesproken wijze heeft gefactureerd. Bovendien heeft [Y] bezwaar gemaakt tegen betaling van de hiervoor bedoelde facturen op de privérekening van [naam 3] , gelet op de afwikkeling van de nalatenschap van [naam 1] . Uit de overige correspondentie in het procesdossier valt verder op te maken dat [Y] tot nakoming van haar betalingsverplichting bereid en in staat was en dat zij daartoe het nodige heeft gedaan, maar dat [X] nakoming heeft verhinderd doordat zij de daartoe noodzakelijke medewerking niet heeft verleend door niet in gesprek te gaan over de bezwaren van [Y] en evenmin een nieuwe correcte factuur te sturen. Dat kan haar worden verweten. Het voorgaande betekent, naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter, dat niet gezegd kan worden dat [Y] tegenover [X] is tekortgeschoten in haar betalingsverplichting, maar dat juist aannemelijk is dat [X] in schuldeisersverzuim is komen te verkeren op grond waarvan [Y] bevoegd was tot opschorting van haar (betalings-)verplichtingen.
5.9.
Ten aanzien van de sub (iii) bedoelde jaarlijkse accountantsverklaring heeft [Y] aangevoerd dat artikel 4.6 van de licentieovereenkomst een dode letter is, in die zin dat zij nog nooit een dergelijke verklaring heeft laten opmaken en dat [X] nimmer hierom heeft verzocht. [X] heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zo heeft [X] niet gesteld en is evenmin gebleken dat [Y] van de jaren 2018 t/m 2020 wel een accountantsverklaring betreffende de juistheid van door haar aan [X] gedane opgaven en betalingen heeft opgemaakt en verstrekt dan wel dat [X] hierom heeft gevraagd. Dat [Y] in zoverre is tekortgeschoten is dus niet gebleken. Door [X] is ter zitting nog uitgesproken dat het eisen van een accountantsverklaring onder de gegeven omstandigheden wel redelijk was omdat er twijfels bestonden of er wel een correcte opgave was gedaan, maar dat leidt niet tot een ander oordeel. Gesteld noch gebleken is immers dat deze twijfels zijn uitgesproken naar [Y] en evenmin dat voor alle betrokkenen kenbaar was dat in afwijking van eerdere jaren voor de jaren 2021 en 2022 wel een accountantsverklaring werd verwacht.
5.10.
Dan blijft over het achterwege blijven van de opgave met betrekking tot het tweede en derde kwartaal van 2021 dat [X] mede aan de opzegging van de licentieovereenkomst ten grondslag heeft gelegd. Hoewel [Y] daartegen geen verweer heeft gevoerd, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat deze tekortkoming, gezien haar geringe betekenis en tijdsverloop tussen de tekortkoming en de opzegging, de opzegging met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dit geldt temeer nu de overeenkomst naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter een duurovereenkomst betreft en dat met de opzegging daarvan grote belangen gemoeid zijn.
Conclusie
5.11.
Al met al komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat [X] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de licentieovereenkomst rechtsgeldig heeft beëindigd. Hieruit volgt dat alle vorderingen van [X] moeten worden afgewezen. De overige verweren die [Y] heeft gevoerd behoeven om die reden geen bespreking meer.
Proceskosten
5.12.
[X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Hoewel het gevorderde raakvlakken heeft met de handhaving van rechten van intellectuele eigendom, is de kernvraag in dit geschil of [X] de licentieovereenkomst rechtsgeldig heeft beëindigd. [X] heeft al haar vorderingen daarop gebaseerd. De proceskosten zullen daarom worden begroot op basis van de Aanbeveling tarieven kort gedingen kantonzaken en handelszaken per 1 februari 2023, waarbij het tarief voor een complex kortgeding zal worden gehanteerd:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 1.619,00
Totaal € 2.295,00
in reconventie
5.13.
[Y] vordert op de voet van artikel 843a Rv inzage in de koopovereenkomst tussen [naam 3] en [bedrijf 2] met betrekking tot de aandelen van [X] .
5.14.
[X] voert, kort samengevat, als verweer dat het inzageverzoek tegen de verkeerde partij is gericht, afkomstig is van de verkeerde partij, onnodig is en enkel is onderbouwd door speculaties.
5.15.
De voorzieningenrechter overweegt dat aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a Rv drie cumulatieve voorwaarden zijn verbonden: (a) het hebben van een rechtmatig belang, (b) het moet gaan om bepaalde bescheiden en (c) men moet partij zijn bij de rechtsbetrekking. Daarbij moet ook het bepaalde in lid 4 (gewichtige redenen) worden betrokken. Met rechtsbetrekking wordt elke rechtsbetrekking bedoeld, niet alleen een overeenkomst maar ook een verbintenis uit de wet (onrechtmatige daad, onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking).
5.16.
[X] heeft ter zitting aangevoerd dat het haar ontgaat hoe de verkoop en overdracht van haar aandelen een onrechtmatige daad kan opleveren
jegens[Y] . Volgens [X] beïnvloedt die verkoop en overdracht immers de rechtsverhouding tussen partijen niet en kan die transactie ook geen schade veroorzaken bij [Y] . Of er al dan niet een onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden door de verkoop en overdracht van de aandelen in [X] , is een rechtsvraag die wellicht relevant is op het niveau van de zo(n)on(en) van [naam 1] in privé inzake het beheer en de afwikkeling van de nalatenschap van [naam 1] , maar het is niet een rechtsbetrekking waarin [Y] partij is, aldus [X] .
5.17.
Nu [Y] daar onvoldoende tegenin heeft gebracht, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [Y] haar standpunt dat zij partij is bij een rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Dit betekent dat de gevorderde inzage in de koopovereenkomst moet worden afgewezen.
Proceskosten
5.18.
[Y] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu de (inzage)vordering van [Y] geen betrekking heeft op handhaving van rechten van intellectuele eigendom als bedoeld in artikel 1019h Rv, zullen de proceskosten worden begroot op basis van de Aanbeveling tarieven kort gedingen kantonzaken en handelszaken per 1 februari 2023, in dit geval € 1.079,00 x 0,5 = € 539,50 aan salaris advocaat.
5.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [X] af;
6.2.
veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van [Y] tot op heden begroot op € 2.295,00;
in reconventie
6.3.
wijst de vorderingen van [Y] af;
6.4.
veroordeelt [Y] in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 539,50, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
in conventie en in reconventie
6.5.
verklaart 6.2 en 6.4 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023. (PS)