ECLI:NL:RBOVE:2023:4104

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
10317760 \ CV EXPL 23-281
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en beëindiging arbeidsovereenkomst bij ziekte

In deze zaak vordert eiseres, werkzaam bij Villa Attent B.V., betaling van haar loon over de periode van 12 december 2021 tot en met 4 mei 2022. Villa Attent heeft de loonbetaling stopgezet, stellende dat de ziekmelding van eiseres op 21 december 2021 een verkapte werkweigering was. De kantonrechter oordeelt dat Villa Attent onterecht het loon heeft stopgezet, aangezien het aan de bedrijfsarts is om de arbeidsongeschiktheid van een werknemer te beoordelen. Eiseres heeft geen transitievergoeding ontvangen na de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst op 4 mei 2022. De kantonrechter beslist dat Villa Attent het loon van eiseres moet doorbetalen voor de periode van 21 december 2021 tot en met 4 mei 2022, en dat de reeds betaalde bedragen in mindering worden gebracht. Eiseres heeft geen recht meer op de transitievergoeding. Villa Attent wordt verder veroordeeld tot het verstrekken van loonstroken en een eindafrekening, evenals de betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10317760 \ CV EXPL 23-281
Vonnis van 17 oktober 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M. Spithoff,
tegen
VILLA ATTENT B.V.,
te Nijverdal,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Villa Attent,
gemachtigde: mr. W.A.A. van Kuijk.

1.Samenvatting

1.1.
In deze zaak ligt kort gezegd de vraag voor of [eiseres] recht heeft op betaling van haar loon over de periode van 12 december 2021 tot en met 4 mei 2022. Villa Attent is gestopt met het doorbetalen van het loon van [eiseres] , omdat zij vindt dat de ziekmelding van [eiseres] op 21 december 2021 een verkapte werkweigering was. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van [eiseres] is op 4 mei 2022 van rechtswege geëindigd. [eiseres] heeft na die datum geen transitievergoeding en een eindafrekening van Villa Attent ontvangen.
1.2.
De kantonrechter oordeelt dat Villa Attent op 21 december 2021 niet mocht stoppen met het doorbetalen van het loon van [eiseres] . Het is aan de bedrijfsarts en niet aan de werkgever om te beoordelen of een werknemer arbeidsongeschikt is of niet. [eiseres] kan aanspraak maken op betaling van haar loon over de periode van 21 december 2021 tot en met 4 mei 2022. De door Villa Attent reeds betaalde bedragen worden hierop in mindering gebracht. [eiseres] kan geen aanspraak (meer) maken op de transitievergoeding. Villa Attent wordt verder veroordeeld tot afgifte van loonstroken en een deugdelijke eindafrekening. Ook moet Villa Attent de buitengerechtelijke incassokosten en de proces- en nakosten betalen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 mei 2023,
- de mondelinge behandeling van 15 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] is op 1 september 2019 in dienst getreden bij Villa Attent in de functie van Verzorgende IG. Laatstelijk had [eiseres] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd van 1 mei 2021 tot en met 4 mei 2022, een arbeidsduur van gemiddeld 28 uur per week en een bruto uurloon van € 18,18. De CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg, Kraamzorg en Jeugdgezondheidszorg (VVT) was op de arbeidsovereenkomsten tussen partijen van toepassing.
3.2.
Op 12 december 2021 heeft [eiseres] zich ziek gemeld.
3.3.
Op 15 december 2021 heeft [eiseres] de bedrijfsarts bezocht. De bedrijfsarts heeft toen een probleemanalyse opgesteld, waarin onder andere is geadviseerd over wat voor werkzaamheden [eiseres] nog wel kan verrichten en voor hoeveel uur per dag en per week.
3.4.
Op 21 december 2021 heeft [eiseres] zich via een Whatsapp-bericht volledig ziekgemeld met het volgende bericht:
“ Hallo, ik kan je niet bereiken. En [naam 1] ook niet vandaar maar zo. Ik meld mij volledig ziek. Ik zie het niet meer zitten, depressieve klachten. Eind van de week moet ik naar mijn eigen huisarts. Groeten [eiseres] .”
3.5.
Op 22 december 2021 heeft (de gemachtigde van) Villa Attent aan [eiseres] een brief gestuurd waarin het volgende is geschreven:
(…)
Op 17 december 2021 hebt u kenbaar gemaakt niet conform het vastgestelde rooster te kunnen werken. U geeft niet aan waarom dat niet mogelijk is, maar volhardt in die mededeling terwijl mevrouw [naam 2] van uw werkgever u bij herhaling kenbaar maakt dat zij verlangt dat u de geplande werkzaamheden wel verricht. Uw reactie is vervolgens, nadat u herhaalt dat het niet past om te komen werken, een volledige ziekmelding. U tracht daarmee kennelijk een werkweigering te maskeren, hetgeen natuurlijk niet acceptabel is.
Daarmee gaat u ook in tegen het advies van de bedrijfsarts die meent dat u in staat bent de werkzaamheden te verrichten, hetgeen nog maar heel kort daarvoor, middels de probleemanalyse is vastgesteld.
Omdat u zich schuldig maakt aan werkweigering, althans niet handelt conform het advies van de bedrijfsarts, zal de loonbetaling met onmiddellijke ingang worden gestaakt. Indien u het overigens oneens bent met het oordeel van de bedrijfsarts, welke u in staat acht de opgedragen werkzaamheden te verrichten, kunt u een deskundigenoordeel aanvragen bij het UWV. U dient daartoe zelf actie te ondernemen.
De loondoorbetaling zal worden hervat zodra u de werkzaamheden weer hervat.
(…)
3.6.
Op 29 december 2021 heeft [eiseres] Villa Attent een brief gestuurd waarin zij schrijft dat alleen een bedrijfsarts haar ziekmelding kan beoordelen. Zij verzoekt Villa Attent daarom om een uitnodiging voor de bedrijfsarts en doorbetaling van haar loon. Hierop is door (de gemachtigde van) Villa Attent op 3 januari 2022 per brief gereageerd, waarin is geschreven dat [eiseres] in strijd heeft gehandeld met het advies van de bedrijfsarts en dat zij een deskundigenoordeel moet aanvragen bij het UWV als zij het niet met dat advies eens is. De loonstop is door Villa Attent gehandhaafd. Op 10 januari 2022 heeft [eiseres] hierop weer per brief gereageerd. Zij schrijft daarin dat zij na 15 december 2021 een week aangepaste werkzaamheden heeft verricht, maar dat haar gezondheidssituatie daarna veranderde en zij bijkomende klachten kreeg. Ook schrijft [eiseres] in de brief dat Villa Attent haar eerst voor de loonstop had moeten waarschuwen en dat, nu dit niet gebeurd is, haar loon moet worden doorbetaald.
3.7.
Op 3 februari 2022 is [eiseres] bij de bedrijfsarts geweest. De bedrijfsarts heeft toen in het advies geschreven dat [eiseres] nog arbeidsongeschikt is voor haar eigen werk en dat er nog nader zal worden onderzocht of er benutbare mogelijkheden zijn.
3.8.
In een daarop volgend advies van 9 maart 2022 heeft de bedrijfsarts bericht dat [eiseres] nog niet geschikt is voor haar eigen werk, maar in het kader van haar re-integratie passende werkzaamheden kan verrichten. In het advies is uitgewerkt hoe de werkzaamheden van [eiseres] kunnen worden opgebouwd.
3.9.
Op 15 maart 2022 zou er een gesprek tussen [eiseres] en mevrouw [naam 2] (directeur van Villa Attent) plaatsvinden over het nieuwe advies van de bedrijfsarts. Omdat [eiseres] haar moeder had meegenomen en mevrouw [naam 2] het gesprek alleen met [eiseres] wilde voeren, is het gesprek niet doorgegaan.
3.10.
Op 16 maart 2022 heeft [eiseres] een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV.
3.11.
Op 17 maart 2022 heeft mevrouw [naam 2] gemaild dat ze [eiseres] in het gesprek van 15 maart 2022 passende werkzaamheden had willen aanbieden. Zonder passende werkzaamheden blijft volgens haar de loonstop gehandhaafd. In de e-mail wordt aangegeven dat als [eiseres] passende werkzaamheden wil verrichten, zij Villa Attent om een gesprek kan verzoeken.
3.12.
Op 1 april 2022 heeft Villa Attent schriftelijk het einde van de arbeidsovereenkomst van [eiseres] aangezegd, waardoor deze op 4 mei 2022 van rechtswege is geëindigd.
3.13.
Op 23 juni 2022 is door de deskundige van het UWV geoordeeld dat [eiseres] haar eigen werk op 15 december 2021 niet kon verrichten.

4.Het geschil

De vordering
4.1.
[eiseres] vordert na vermindering van eis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Villa Attent te veroordelen om aan [eiseres] :
te betalen het netto equivalent van € 12.475,63 bruto, bestaande uit het achterstallige loon, 8% vakantiegeld, een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen en de eindejaarsuitkering over de periode van 12 december 2021 tot en met 4 mei 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
te betalen een bedrag aan wettelijke verhoging ex art. 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van maximaal 50% over € 12.475,63 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
de loonstroken over de maanden december 2021 tot en met mei 2022 te verstrekken alsmede afgifte en uitbetaling van de eindafrekening, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW vanaf 4 mei 2022 tot aan de dag van algehele voldoening, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag dat Villa Attent nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
te betalen de transitievergoeding van € 1.782,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.113,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding (4 januari 2023) tot aan de dag van algehele voldoening;
te betalen de proces- en de nakosten binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente na afloop van deze termijn tot de dag van algehele voldoening.
4.2.
Aan haar vordering heeft [eiseres] ten grondslag gelegd dat Villa Attent ten onrechte haar loon niet heeft uitbetaald in de periode van 12 december 2021 tot en met
4 mei 2022. Na de probleemanalyse van de bedrijfsarts van 15 december 2021 wilde Villa Attent haar werkzaamheden/diensten laten verrichten, die volgens haar gezien de probleemanalyse van de bedrijfsarts niet passend waren. Dit werd [eiseres] te veel, reden waarom zij zich op 21 december 2021 (volledig) heeft ziek gemeld. In plaats van de bedrijfsarts in te schakelen, is Villa Attent ten onrechte gestopt met het betalen van haar loon. Van een verkapte werkweigering was volgens [eiseres] echter geen sprake. Vervolgens is [eiseres] op 3 februari 2022 bij de bedrijfsarts geweest, die heeft bevestigd dat [eiseres] arbeidsongeschikt is voor haar eigen werk. Op 9 maart 2022 heeft de bedrijfsarts bericht dat [eiseres] nog niet geschikt is voor haar eigen werk, maar in het kader van haar re-integratie passende werkzaamheden kan verrichten. [eiseres] wilde op 15 maart 2022 hierover het gesprek met Villa Attent voeren in aanwezigheid van haar moeder, omdat zij het gesprek niet alleen kon voeren vanwege haar gezondheidsklachten. Dit werd door Villa Attent geweigerd, waardoor er geen nieuwe afspraken over het verrichten van passend werk zijn gemaakt. Na de e-mail van 17 maart 2022 liet Villa Attent niets meer van zich horen, behoudens een aanzegging van het einde van de arbeidsovereenkomst op 1 april 2022. Haar arbeidsovereenkomst is van rechtswege op
4 mei 2022 geëindigd. Een eindafrekening en de transitievergoeding heeft zij nooit ontvangen, reden waarom zij daar nu nog aanspraak op maakt.
Het verweer
4.3.
Villa Attent voert verweer. Volgens haar dient [eiseres] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vorderingen, omdat zij geen deskundigenoordeel van het UWV als bedoeld in artikel 7:629a BW heeft overgelegd. Het deskundigenoordeel van 23 juni 2022 volstaat niet, omdat daarin geen oordeel wordt gegeven over of het door Villa Attent aangeboden werk als passend moet worden beschouwd in het licht van het advies van de bedrijfsarts.
4.4.
Als [eiseres] wel ontvankelijk is in haar vorderingen, dan voert Villa Attent aan dat haar vorderingen moeten worden afgewezen dan wel enkel over de periode van
3 februari 2022 tot en met 9 maart 2023 moeten worden toegewezen. Villa Attent heeft het loon, ondanks de loonstop, doorbetaald tot 1 februari 2022, zodat [eiseres] de gelegenheid had om een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen. [eiseres] heeft daarom hooguit een loonaanspraak vanaf 3 februari 2022, aangezien dat het moment is waarop de bedrijfsarts vaststelde dat [eiseres] arbeidsongeschikt is. Daarvóór kon [eiseres] geen aanspraak maken op loon, omdat zij in december 2021 weigerde de aangeboden werkzaamheden te verrichten en zij zich vervolgens op 21 december 2021 ten onrechte ziek meldde. Die ziekmelding van 21 december 2021 was volgens Villa Attent een verkapte werkweigering, nu de aangeboden werkzaamheden passend en conform de probleemanalyse van de bedrijfsarts waren. Op 15 maart 2022 heeft Villa Attent naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts van 9 maart 2022 met [eiseres] willen bespreken welke werkzaamheden zij in het kader van haar re-integratie alsnog zou kunnen gaan verrichten. Dat gesprek is echter niet doorgegaan, omdat [eiseres] volgens Villa Attent ten onrechte het gesprek alleen wilde voeren als haar moeder aan het gesprek mocht deelnemen. Villa Attent heeft daarna in een e-mail van 17 maart 2022 [eiseres] aangeboden om het gesprek aan te gaan als zij alsnog re-integratiewerkzaamheden wilde verrichten, maar [eiseres] heeft daar niet op gereageerd.
4.5.
Het bovenstaande brengt volgens Villa Attent mee dat als [eiseres] al aanspraak kan maken op doorbetaling van haar loon, deze aanspraak beperkt moet worden tot de periode van 3 februari 2022 tot en met 9 maart 2023. De wettelijke verhoging dient te worden afgewezen dan wel sterk te worden gematigd, aangezien [eiseres] erg lang heeft gewacht met al haar acties in dit geschil. Dit geldt niet alleen voor het aanvragen van het deskundigenoordeel, maar ook voor iedere actie daarna. Verder is haar recht op de transitievergoeding vervallen gelet op artikel 7:686a vierde lid onder b BW, aldus Villa Attent.

5.De beoordeling

Ontvankelijkheid
5.1.
Ten aanzien van het verweer dat [eiseres] niet ontvankelijk in haar vorderingen is, omdat zij heeft nagelaten een verklaring van een deskundige te overleggen ex artikel 7:629a BW, overweegt de kantonrechter als volgt. [eiseres] heeft een deskundigenoordeel van het UWV overlegd van 23 juni 2022 en heeft tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd waarom dat deskundigenoordeel volgens haar wel voldoet aan artikel 7:629a BW. Villa Attent is hier verder niet meer op ingegaan, waardoor de kantonrechter haar niet-ontvankelijkheidsverweer vanwege een gebrek aan voldoende onderbouwing zal afwijzen. Dit betekent dat [eiseres] ontvankelijk is in haar vorderingen dan wel dat deze vorderingen niet bij voorbaat moeten worden afgewezen.
Verplichting tot doorbetaling loon
5.2.
Vaststaat dat [eiseres] zich op 21 december 2021 (volledig) heeft ziekgemeld en zij daarna niet direct een afspraak heeft gehad bij de bedrijfsarts. Dit kwam omdat Villa Attent haar ziekmelding in het licht van het geschil tussen partijen over de vraag of de aangeboden werkzaamheden al dan niet passend waren, gelet op de probleemanalyse van de bedrijfsarts van 15 december 2021, als werkweigering beschouwde. Pas op 3 februari 2022 is [eiseres] bij de bedrijfsarts geweest. Het is echter aan de bedrijfsarts en niet aan de werkgever om te beoordelen of een werknemer arbeidsongeschikt is of niet. Villa Attent had [eiseres] na de (volledige) ziekmelding op 21 december 2021 opnieuw moeten laten beoordelen door de bedrijfsarts, zeker nu [eiseres] bij haar ziekmelding aangaf dat zij de werkzaamheden niet zag zitten vanwege depressieve klachten. Villa Attent heeft echter nagelaten de bedrijfsarts op dat moment in te schakelen. De kantonrechter neemt daarom aan dat [eiseres] in de periode tussen 21 december 2021 en 3 februari 2022 daadwerkelijk arbeidsongeschikt was en dat zij daardoor, zolang een bedrijfsarts na een nieuw onderzoek niet anders zou hebben vastgesteld, ook niet in staat was de door Villa Attent in december 2021 aangeboden werkzaamheden te verrichten. Door de nieuwe ziekmelding op 21 december 2021 ontstond er dus een nieuwe situatie waardoor het advies van de bedrijfsarts van 15 december 2021, dat nog gebaseerd was op de eerste ziekmelding van 12 december 2021, niet langer actueel was. Hierdoor heeft Villa Attent op
22 december 2021 de loonstop onterecht opgelegd en had zij dus het loon van [eiseres] moeten doorbetalen.
5.3.
Ook het loon tussen 3 februari 2022 (de datum waarop de bedrijfsarts vaststelde dat [eiseres] arbeidsongeschikt is) en 15 maart 2022 (de datum waarop het gesprek over de re-integratie tussen partijen zou plaatsvinden naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts van 9 maart 2022) dient te worden doorbetaald. Hetzelfde geldt voor de periode vanaf 15 maart 2022 tot 4 mei 2022. Wat er verder ook van zij van de eis van [eiseres] om haar moeder aan het gesprek van 15 maart 2022 te laten deelnemen en dat zij na de e-mail van 17 maart 2022 van Villa Attent zelf ook niets meer van zich heeft laten horen, is hier van belang dat door de nieuwe ziekmelding op 21 december 2021 er, zoals gezegd, een nieuwe situatie is ontstaan. De loonstopaanzegging van 22 december 2021 zag nog op de volgens Villa Attent verkapte werkweigering door de ziekmelding op 21 december 2021 en die aanzegging was dus onterecht. Villa Attent heeft nadien echter geen nieuwe loonstop meer aangekondigd vanwege een nieuwe reden, waardoor zij over de gehele periode van 21 december 2021 tot en met 4 mei 2022 verplicht was het loon aan [eiseres] door te betalen.
Omvang achterstallig loon
5.4.
Villa Attent heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat, gelijk [eiseres] heeft aangevoerd, uit kan worden gegaan van een bruto salaris van € 18,18 per uur en een arbeidsduur van gemiddeld 28 uur per week. Uit de door [eiseres] overlegde loonstrook van december 2021 blijkt dat [eiseres] in die maand slechts een bedrag van
€ 616,67 aan loon uitbetaald heeft gekregen. Dat wijst erop dat zij een gedeelte van de maand december 2021 niet heeft uitbetaald gekregen. [eiseres] vordert een bedrag van
€ 9.671,76 bruto aan achterstallig loon, wat volgens haar berekening overeenkomt met het loon over 19 weken met een arbeidsduur van 28 uur per week. Dit betreft echter het loon over de periode dat de loonstop is opgelegd, te weten 21 december 2021 tot en met
4 mei 2022 (in totaal 19 weken). Tijdens de mondelinge behandeling is door Villa Attent erkend dat zij over die periode geen loon heeft betaald. [eiseres] kan daarom aanspraak maken op een bedrag van € 9.671,76 bruto aan achterstallig loon.
5.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Villa Attent gesteld dat [eiseres] vanaf januari 2022 via een uitzendbureau bij een andere zorginstelling is gaan werken en dat zij daar in mei 2022, nadat haar arbeidsovereenkomst met Villa Attent van rechtswege was geëindigd, in dienst is getreden. Volgens Villa Attent moet op grond van
artikel 7:629 lid 5 tweede zin BW het loon dat zij verschuldigd is worden verrekend met het bedrag aan inkomsten die [eiseres] heeft genoten bij de andere zorginstelling. [eiseres] heeft echter betwist dat zij voor 4 mei 2022 werkzaamheden, al dan niet via een uitzendbureau, bij de zorginstelling heeft verricht. Zij is hier wel vanaf medio mei 2022 als zelfstandige aan de slag gegaan, naar zij heeft verklaard, maar dat was pas nadat haar arbeidsovereenkomst bij Villa Attent was geëindigd. De kantonrechter gaat aan dit verweer van Villa Attent voorbij. In het licht van de betwisting door [eiseres] heeft Villa Attent haar stelling onvoldoende onderbouwd. Zij heeft geen enkel stuk overlegd waaruit blijkt dat [eiseres] daadwerkelijk vanaf januari 2022 voor een uitzendbureau is gaan werken en dat zij met dat werk inkomsten heeft genoten. Villa Attent heeft de omvang van de beweerd genoten en te verrekenen inkomsten ook niet genoemd of stukken overlegd waaruit dat kan worden afgeleid. Dit verweer van Villa Attent is dan ook zodanig mager onderbouwd dat aan een bewijsopdracht niet wordt toegekomen.
5.6.
Villa Attent heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij na de loonstop [eiseres] vakantierechten heeft uitbetaald en dat de vordering van [eiseres] daarmee verminderd moet worden. De kantonrechter leidt uit door beide partijen overlegde
loonstroken van december 2021 en januari 2022 af dat in die maanden vakantie uren, een vakantietoeslag en een percentage van de eindejaarsuitkering aan [eiseres] is uitbetaald. In december 2021 gaat het om een bedrag van € 1.280,05 bruto aan vakantie uren, € 151,74 bruto aan vakantietoeslag en € 158,00 bruto aan eindejaarsuitkering. In januari 2022 gaat het om een bedrag van € 1.418,04 bruto aan vakantie uren, € 113,44 bruto aan vakantietoeslag en € 118,12 bruto aan eindejaarsuitkering. In totaal heeft Villa Attent dus voor de maanden december 2021 en januari 2022 een bedrag van € 3.239,39 aan deze posten uitbetaald. [eiseres] heeft verder niet betwist dat deze bedragen door Villa Attent aan haar zijn uitbetaald. Dit bedrag zal daarom van het gevorderde totaalbedrag van € 12.475,63 bruto worden afgetrokken. De kantonrechter oordeelt daarom dat Villa Attent in totaal een bedrag van € 9.236,24 bruto aan [eiseres] moet betalen.
Wettelijke verhoging
5.7.
Op grond van artikel 7:625 BW is Villa Attent over het te laat betaalde loon wettelijke verhoging verschuldigd. Deze zal worden gematigd tot 10%, nu dit percentage op grond van de omstandigheden van het geval billijk voorkomt. Berekend over het toe te wijzen achterstallig (bruto)loon van € 9.236,24, maakt dat € 923,62 aan wettelijke verhoging zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
5.8.
De wettelijke rente over het toegekende bedrag van € 10.159,86 bruto (incl. wettelijke verhoging van 10%) zal worden toegewezen vanaf 4 januari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening.
Transitievergoeding
5.9.
[eiseres] vordert een bedrag van € 1.782,20 aan transitievergoeding ex artikel 7:673 BW. De kantonrechter is het met Villa Attent eens dat [eiseres] dit verzoek te laat heeft ingediend. Uit artikel 7:686a lid 4 aanhef en onderdeel b BW blijkt dat de bevoegdheid om een op artikel 7:673 BW gegrond verzoek bij de kantonrechter in te dienen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd vervalt. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 4 mei 2022. Het verzoek van [eiseres] is eerst bij dagvaarding op 4 januari 2023 en dus niet binnen de hiervoor vermelde vervaltermijn ingediend. Uit de tekst van artikel 7:686a lid 4 aanhef en onderdeel b BW volgt niet dat de termijn pas aanvangt na het opmaken van de eindafrekening door de werkgever. Ook ziet de kantonrechter geen feiten en omstandigheden die maken dat [eiseres] op grond van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid toch aanspraak zou maken op de transitievergoeding, nu niet duidelijk is geworden waarom zij zolang heeft gewacht met het starten van deze procedure tot verhaal van haar vorderingen. De transitievergoeding zal daarom worden afgewezen.
Loonstroken en eindafrekening
5.10.
Villa Attent zal op grond van artikel 7:626 BW worden veroordeeld om loonstroken over de periode december 2021 tot en met mei 2022 en een deugdelijke eindafrekening aan [eiseres] te verstrekken, met dien verstande dat Villa Attent in redelijkheid een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis wordt gegund om bedoelde loonstroken en eindafrekening te verstrekken. De gevorderde dwangsom van € 50,00 per dag is van gebruikelijke omvang en dus toewijsbaar en de kantonrechter zal deze maximeren tot
€ 1.000,00.
5.11.
[eiseres] heeft niet onderbouwd wat er nog, naast de in deze procedure toegewezen vorderingen, bij de eindafrekening aan haar zou moeten worden uitbetaald. De gevorderde uitbetaling van de eindafrekening vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging zal daarom worden afgewezen, nu de kantonrechter niet kan beoordelen of [eiseres] daar recht op heeft.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.12.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na
1 juli 2012 is ingetreden. Uit de bij de dagvaarding overlegde producties blijkt dat er voldoende buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, waardoor [eiseres] aanspraak kan maken op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Dit is ook niet door Villa Attent betwist. Wel is de hoogte van het gevorderde bedrag door Villa Attent betwist. De kantonrechter oordeelt dat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten hoger is dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 1.060,68 (incl. btw), en zal de gevorderde wettelijke rente hierover toewijzen zoals gevorderd.
Proceskosten
5.13.
Villa Attent is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,01
(incl. btw)
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
792,00
132,00
(2,00 punten × € 396,00)
Totaal
1.749,01
5.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen, zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt Villa Attent tot betaling van het netto equivalent van een bedrag van
€ 10.159,86 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het loon vanaf 4 januari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.2.
veroordeelt Villa Attent tot betaling van een bedrag van € 1.060,68 (incl. btw) aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.3.
veroordeelt Villa Attent om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te verstrekken loonstroken over elk van de maanden december 2021 tot en met mei 2022 en een deugdelijke eindafrekening, op straffe van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag dat Villa Attent niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van
€ 1.000,00,
6.4.
veroordeelt Villa Attent in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.749,01, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Villa Attent niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Villa Attent ook de kosten van betekening betalen,
6.5.
veroordeelt Villa Attent in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023.