ECLI:NL:RBOVE:2023:4169

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
C/08/303062 / KG ZA 23-206
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot tussenkomst van ouders in kort geding over executie van grondkavels door Rabobank

In deze kortgedingprocedure heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een zaak tussen [eiseres] en de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK U.A. De rechtbank heeft de ouders van eiseres toestemming gegeven om tussen te komen in de procedure. De zaak betreft een conflict over de afwikkeling van een maatschap waarin eiseres en haar ouders betrokken zijn. De maatschap heeft haar financiële verplichtingen tegenover de Rabobank niet nagekomen, wat heeft geleid tot de intentie van de bank om de grondkavels executoriaal te verkopen. Eiseres en haar ouders zijn het oneens over welke kavels verkocht moeten worden, wat aanleiding heeft gegeven tot deze rechtszaak.

De voorzieningenrechter heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van eiseres en haar ouders tegen elkaar, omdat in de maatschapsovereenkomst arbitrage is overeengekomen. De rechtbank oordeelt dat de Rabobank het recht heeft om alle betrokken kavels executoriaal te verkopen zonder onderscheid te maken tussen de veldkavels en de huiskavel. De vorderingen van eiseres en haar ouders om de verkoop te stoppen of voort te zetten zijn afgewezen. Tevens zijn eiseres en haar ouders hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van de Rabobank.

De uitspraak benadrukt de rol van de Rabobank als hypotheekhouder en haar recht op parate executie, evenals de verplichtingen van de betrokken partijen in het kader van de maatschap en de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/303062 / KG ZA 23-206
Vonnis in kort geding van 24 oktober 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres,
advocaat mr. F. Kolkman te Almelo,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. K.W.C. Geurts te Utrecht,
in welke zaak wensen tussen te komen:

1.[ouder 1] en

2. [ouder 2],
beiden wonende te [woonplaats 2]
eisers in het incident tot tussenkomst,
advocaat: mr. H.M. van Eerten te Zwolle
Partijen zullen hierna [eiseres], de Rabobank en de ouders genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 37 producties van [eiseres],
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst, tevens houdende een conclusie van eis van de ouders met de producties 1 tot en met 13,
  • de incidentele conclusie houdende een bevoegdheidsincident, tevens houdende een (voorwaardelijke) eis in reconventie, met de producties 38 tot en met 40 van [eiseres],
  • de aanvullende producties 41 tot en met 44 van [eiseres],
  • de brief van Rabobank van 9 oktober 2023 met de producties 1 en 2 en het verzoek om extra spreektijd,
  • productie 45 van [eiseres],
  • de mondelinge behandeling op 10 oktober 2023,
  • de pleitnota van mr. Kolkman,
  • de pleitnota van mr. Geurts,
  • de pleitnota van mr. Van Eerten, tevens houdende een akte wijziging eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.Samenvatting van de beslissing

2.1.
Deze kortgedingprocedure is gestart door [eiseres] tegen de Rabobank. De ouders is daarbij toegestaan om tussen te komen.
2.2.
[eiseres] en de ouders zijn in een lang slepend conflict verwikkeld over de afwikkeling van de (werk)maatschap waarin zij tot 2021 samen met de partner van [eiseres] een melkveehouderij hebben gehouden. De maatschap komt de financiële verplichtingen tegenover de Rabobank niet na, reden waarom de Rabobank tot de maatschap behorende grondkavels executoriaal wil verkopen.
Zowel [eiseres] als de ouders komen op tegen die verkoop en stellen daarnaast vorderingen tegen elkaar in waarbij zij verschillend denken over de vraag welke kavels executoriaal verkocht zouden moeten worden: de veldkavels of de huiskavel. Voor een overzicht van de kavels wordt verwezen naar overweging 3.15.
2.3.
De voorzieningenrechter zal zich onbevoegd verklaren om van de vorderingen van [eiseres] en de ouders tegen elkaar kennis te nemen omdat zij in de maatschapsovereenkomst arbitrage zijn overeengekomen.
Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter dat de Rabobank het recht op parate executie mag uitoefenen op alle betrokken kavels en daarbij geen onderscheid hoeft te maken tussen de veldkavels en de huiskavel. De vorderingen van [eiseres] en ouders tegen de Rabobank om deze verkoop te stoppen, voortvarend voort te zetten dan wel mee te werken aan onderhandse verkoop worden afgewezen. [eiseres] en de ouders (ieder) worden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van de Rabobank.

3.De feiten

3.1.
De ouders en [eiseres] exploiteerden van 1 januari 2007 tot
1 januari 2021 in maatschapsverband een gemengd melkvee- en varkenshouderijbedrijf voor gemeenschappelijke rekening en risico. De partner van [eiseres], [naam 1] (roepnaam: [naam 1]), was ook vennoot in deze maatschap. De maatschap waarin het veehouderijbedrijf werd geëxploiteerd zal worden aangeduid als ‘de werkmaatschap’.
3.2.
Het erf, de op 1 januari 2007 reeds bestaande bedrijfsgebouwen, en de circa 42 hectare omliggende cultuurgronden werden aan de werkmaatschap in gebruik en genot beschikbaar gesteld vanuit een andere maatschap, waarin tot 20 maart 2013 alleen de ouders deelnamen. [eiseres] is tot deze maatschap toegetreden met terugwerkende kracht vanaf
1 januari 2011. Deze maatschap zal hierna worden aangeduid als ‘de hoofdmaatschap’.
3.3.
In de overeenkomst van de hoofdmaatschap zijn zij in artikel 18 arbitrage overeengekomen.
3.4.
Vanaf 2007 heeft Rabobank vijf financieringen verstrekt.
Op 16 april 2007 heeft Rabobank een aflossingsvrije geldlening van € 275.000,00 verstrekt aan de ouders met welk geld zij de bouw van de nieuwbouw woning aan de [adres] hebben gefinancierd.
[eiseres] en haar partner zijn niet hoofdelijk verbonden voor deze lening.
Verder heeft Rabobank een viertal financieringen verstrekt aan de ouders, [eiseres] en [naam 1] gezamenlijk, te weten:
- een geldlening d.d. 24 september 2008 van € 1.030.000,00
- een geldlening d.d. 2 december 2009 van € 165.000,00
- een geldlening d.d. 9 juni 2015 van € 650.000,00
- een kredietfaciliteit d.d. 6 maart 2018 van € 100.000,00.
Voor deze vier financieringen zijn de ouders, [eiseres] en [naam 1] hoofdelijk verbonden jegens Rabobank.
3.5.
Tot zekerheid van terugbetaling van alle vijf hiervoor genoemde financieringen
heeft de vader een hypotheekrecht gevestigd op het aan hem toebehorende perceel [nummer 1]. Daarnaast hebben de ouders en [eiseres] tot zekerheid van deze vijf financieringen hypotheekrechten gevestigd op de aan hen gezamenlijk in eigendom toebehorende percelen [nummer 3], [nummer 2], [nummer 6], [nummer 5] en 4859.
3.6.
De ouders hebben de werkmaatschap opgezegd bij brief van 8 juni 2020 tegen
1 januari 2021. Zij hebben hierbij een beroep gedaan op het contractuele voortzettingsrecht.
3.7.
Bij arbitraal tussenvonnis van 27 mei 2021 is deze opzegging van de werkmaatschap in stand gebleven en is geoordeeld dat de ouders op grond van de overeenkomst het voorzettingsrecht van de werkmaatschap hebben.
De arbiters hebben de feitelijke einddatum van de maatschappelijke samenwerking tussen partijen bepaald op 1 oktober 2021 of zoveel eerder als partijen in onderling overleg nader zouden overeenkomen. Per die datum dienden [eiseres] en [naam 1] ook de door hen bewoonde bedrijfswoning aan de [adres] te verlaten. Ook hebben de arbiters bepaald dat vooruitlopend op de eindafrekening de ouders een voorschot van € 300.000,00 aan [eiseres] en [naam 1] moeten betalen.
3.8.
Bij arbitraal vonnis spoedvoorziening van 1 juli 2021 hebben de arbiters
overwogen dat van de ouders mag worden verwacht dat zij zoeken naar een mogelijkheid en meewerken aan een oplossing voor mogelijk ontslag van [eiseres] en [naam 1] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de Rabobank.
3.9.
Bij brief van 22 september 2021 heeft de Rabobank aan de vier maten van de werkmaatschap onder meer laten weten dat de bank zich het recht voorbehoudt om de financiering op te zeggen indien de financiering per 1 oktober 2022 niet volledig is afgelost.
3.10.
Inmiddels hebben de ouders de melkveetak gestaakt zodat alleen nog een kleine varkenstak en een beperkte hoeveelheid jongvee resteert. Voor de werkzaamheden binnen de varkenstak schakelen de ouders derden in.
3.11.
Op 11 januari 2022 hebben [eiseres] en [naam 1] conservatoir beslag laten leggen op de privékavel van vader [ouder 1] ([nummer 1]), om verhaal te verzekeren van hun (schade)vordering op de ouders uit hoofde van de arbitrageprocedure.
3.12.
De ouders hebben [eiseres] bij e-mailbericht van 17 oktober 2022 verzocht om haar medewerking te verlenen aan de onderhandse verkoop van een viertal veldkavels. De betreffende veldkavels behoren tot het volledige juridische eigendom van de hoofdmaatschap. [eiseres] heeft bij e-mailbericht van 14 november 2022 van mr. Kolkman laten weten niet mee te werken aan de verkoop van de veldkavels.
3.13.
Bij brief van 3 februari 2023 heeft Rabobank de financieringen tegen 3 mei 2023 opgezegd en executiemaatregelen aangekondigd.
3.14.
Bij vonnis van 15 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van de ouders tegen [eiseres]. Inzet van dat kort geding was de medewerking van [eiseres] aan de verkoop van veldkavels.
3.15.
Op 7 juli 2023 heeft de Rabobank aan [eiseres] en haar partner bericht dat de executieverkoop via een internetveilig zal geschieden en gepland staat op 12 oktober 2023. Niet in de veiling worden betrokken: kavels 1, 3 en 4: zijnde de huiskavel, en het aangekruiste gedeelte: de privékavel van de vader, gezamenlijk ongeveer 6 hectare. Alle overige kavels, zijnde de veldkavels, zullen wel ter veiling worden aangeboden. Zie het overzicht:
[Afbeelding]
Huiskavel: 1, 3 en 4 en kavelnummer [nummer 2]
Veldkavels: 2, 5 en 6 en kavelnummer [nummer 3]
3.16.
Bij deurwaardersexploot van 12 juli 2023 is de executieverkoop aan [eiseres] en haar partner aangezegd.
3.17.
Bij arbitraal eindvonnis van 25 juli 2023 hebben de arbiters in het kader van de eindafrekening van de werkmaatschap bepaald dat [eiseres] en haar partner, na aftrek van het reeds toegewezen voorschot van € 300.000,00, een vordering op hun (schoon)ouders hebben van € 444.674,00 vermeerderd met rente.
3.18.
De hoofdmaatschap is nog niet geëindigd.

4.De vorderingen

[eiseres] tegen de Rabobank

4.1.
[eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van de Rabobank in de proceskosten kortgezegd:
I. de Rabobank te veroordelen de openbare en/of onderhandse verkoop en iedere daarmee verband houdende feitelijke of juridische handeling m.b.t. de kavels waarvan [eiseres] mede-eigenaar is (zijnde de kavels, kadastraal bekend Hellendoorn, sectie I, nummers [nummer 2], [nummer 4], [nummer 3], [nummer 5] en [nummer 6]) te staken en gestaakt te houden binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, zulks op verbeurte van een dwangsom;
II. de Rabobank te veroordelen de openbare (en/of onderhandse) verkoop van de kavel, kadastraal bekend te Hellendoorn, sectie I, nummer [nummer 1], die is aangezegd tegen 12 oktober 2023 voortvarend voort te zetten en uiterlijk 2 november 2023 tot openbare verkoop over te gaan, dan wel te onderhandse verkoop te verzoeken, zulks op verbeurte van een dwangsom;
[eiseres] tegen de ouders
4.2.
[eiseres] vordert uitvoerbaar bij voorraad, en met veroordeling van de ouders in de proceskosten, kortgezegd:
I. de ouders te veroordelen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis al datgene te doen en na te laten wat vereist is om tot een ontslag van [eiseres] en haar partner uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de Rabobank te komen, onder verbeurte van een dwangsom;
II. voorwaardelijk, indien de Rabobank op grond van dit vonnis gerechtigd mocht zijn enig vermogensbestanddeel van [eiseres] uit te winnen voor de aflossing van de vorderingen van de Rabobank, de ouders te veroordelen aan [eiseres] te voldoen een voorschot van € 350.000,00 ter zake haar regresvordering, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van uitwinning door de Rabobank tot aan de dag der algehele voldoening.
De ouders tegen [eiseres] en de Rabobank
4.3.
Als tussenkomende partijen vorderen de ouders - na wijziging van eis - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van [eiseres] en/of de Rabobank in de proceskosten, kortgezegd:
I. hen toe te staan te mogen tussenkomen in deze procedure,
II. de door [eiseres] jegens de Rabobank ingestelde vorderingen af te wijzen,
alsmede bij wege van voorziening:
III. zowel de Rabobank als [eiseres] te gelasten de openbare en/of onderhandse verkoop van het huiskavel, kadastraal bekend gemeente Hellendoorn, sectie 1, nummer [nummer 2] en nummer [nummer 1] (voor zover niet betrokken in de aan de ouders uitgebrachte biedingen, te staken en gestaakt te houden, en - bij afwijzing van navolgend sub IV en V - de Rabobank te gelasten de executie met betrekking tot de overige percelen voortvarend ter hand te nemen,
IV. de Rabobank te veroordelen tot het verlenen van haar medewerking aan de onderhandse verkoop en levering van de veldkavels en het door de ouders aangewezen deel van het huiskavel tegen aflossing van al haar geldleningen, inclusief opeisbare contractuele rente en kosten tot aan de leveringsdatum,
V. [eiseres] te veroordelen tot het verlenen van haar medewerking aan de onderhandse verkoop en levering van de veldkavels en het door de ouders aangewezen deel van het huiskavel tegen voldoening van € 444.674,00 te vermeerderen met rente en te bepalen dat dit vonnis op voet van artikel 3:301 BW in de plaats zal treden van de daartoe vereiste leveringsakte.

5.De beoordeling

De incidentele vordering tot tussenkomst
5.1.
Deze procedure gaat over de bevoegdheid van de Rabobank om de kavels van de maatschap te mogen uitwinnen. De ouders willen tussenkomen en [eiseres] en de Rabobank hebben tegen tussenkomst geen gemotiveerd bezwaar gemaakt.
5.2.
De ouders wordt toegestaan tussen te komen in deze procedure omdat bij de beoordeling van de vordering in dit kort geding de rechten en plichten van alle maten aan de orde komen. De ouders en [eiseres] zijn maten van zowel de werkmaatschap als de hoofdmaatschap. Alle maten kunnen door de Rabobank aangesproken worden tot de nakoming van hun hypothecaire verplichtingen.
Het bevoegdheidsincident
5.3.
[eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorzieningenrechter onbevoegd is om van de vorderingen van zowel de ouders als [eiseres] kennis te nemen. Alleen voor zover de voorzieningenrechter anders mocht oordelen, heeft [eiseres] vorderingen tegen de ouders ingesteld.
5.4.
De ouders menen dat de voorzieningenrechter bevoegd is. De Rabobank heeft geen standpunt ingenomen.
5.5.
De voorzieningenrechter verklaart zich voor de beoordeling van de vorderingen tussen [eiseres] en de ouders onbevoegd om van de vorderingen kennis te nemen op grond van artikel 18 van de hoofdmaatschap waarin partijen arbitrage zijn overeengekomen. Dat geen spoedige beslissing in arbitrage kan worden verkregen is onvoldoende aannemelijk gemaakt en staat haaks op arbitraal vonnis van 1 juli 2021 dat als productie 9 bij de dagvaarding is overgelegd in de spoedvoorziening tussen de ouders en [eiseres]. In die procedure is immers binnen vijf weken na ontvangst van de incidentele vordering vonnis gewezen.
5.6.
Kennelijk heeft geen der partijen in de hoofdmaatschap een spoedgeschil bij de arbiters aangebracht na bovengenoemd vonnis in kort geding van 15 februari 2023 waarin de voorzieningenrechter zich onbevoegd heeft verklaard om van de vorderingen kennis te nemen. Daarmee is kostbare tijd verloren gegaan. Dat de Rabobank inmiddels de volgende stappen zet om haar vorderingen te innen maakt niet dat over de bevoegdheid nu anders geoordeeld zou moeten worden.
5.7.
De ouders hebben nog naar voren gebracht dat aan [eiseres] bij beschikking van 9 oktober 2023 verlof is verleend tot tenuitvoerlegging van het voornoemde arbitrale vonnis van 25 juli 2023. Ook dit maakt het oordeel tot onbevoegdheid niet anders temeer daar in deze procedure niet kan worden vastgesteld of de beschikking waarin verlof is verleend (rechtsgeldig) is betekend.
5.8.
Concluderend zal de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaren om kennis te nemen van de vorderingen die de ouders en [eiseres] tegen elkaar hebben ingesteld.
De vorderingen van de ouders en [eiseres] tegen de Rabobank;
5.9.
[eiseres] vordert dat de Rabobank de executie van de veldkavels staakt en gestaakt houdt en de executie van het huiskavel voortvarend voortzet. De ouders vorderen hetzelfde, maar dan in spiegelbeeld.
5.10.
De Rabobank doet een beroep op haar recht op parate executie. De Rabobank stelt dat zij in dit stadium geen keuze hoeft te maken. Mede aan de hand van de taxatie van de verschillende kavels zal de Rabobank bepalen welke kavels worden uitgewonnen. De ouders en [eiseres] ontkennen op zich niet dat de Rabobank het recht van parate executie heeft, maar wijzen verschillende kavels aan.
5.11.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De ouders en [eiseres] hebben de Rabobank ter nakoming van hun betalingsverplichting tot zekerheid het eerste recht van hypotheek verleend. Nu zij hun verplichtingen niet nakomen mag de bank als hypotheekhouder in beginsel gebruik maken van het recht van parate executie zoals dat is neergelegd in artikel 3:268 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Dit is anders als de bank van dit recht misbruik heeft gemaakt zoals is bedoeld in artikel 3:13 BW, dan wel als blijkt dat het gebruik van die bevoegdheid gegeven de omstandigheden van het geval op grond van artikel 6:248 lid BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Van misbruik kan sprake zijn als de hypotheekhouder mede gelet op de belangen van hypotheekgever die door de executie worden geschaad, geen redelijk te respecteren belang bij de parate executie heeft. Misbruik kan ook worden aangenomen als er vanwege de parate executie voor de schuldenaar een noodsituatie zal ontstaan.
5.12.
De Rabobank heeft de schuld becijferd op € 1.150.746,03 te vermeerderen met de rente. Niet ter discussie staat dat er percelen verkocht moeten worden om de Rabobank te kunnen voldoen. In zoverre valt aan verkoop van landbouwgrond niet te ontkomen. Het geschil tussen de ouders en [eiseres] gaat over de vraag welke kavels moeten worden verkocht: de huiskavel dan wel de veldkavels. De voorzieningenrechter vindt met de Rabobank dat de Rabobank voor wat betreft de keuze van de kavels buiten dit geschil staat. Het recht van de Rabobank om kavels executoriaal te verkopen wordt met andere woorden door het geschil tussen [eiseres] en de ouders in beginsel niet ingeperkt.
5.13.
[eiseres] heeft naar voren gebracht dat het verkopen van de veldkavels haar harder treft omdat zij dan als mede-eigenaar van deze kavels meebetaalt. Daartegenover staat het standpunt van de ouders dat zij harder worden getroffen door verkoop van de huiskavel omdat deze dicht bij de boerderij ligt en nodig is om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Daarnaast stellen zij dat de extra hoeveelheid grond rondom de boerderij een waarde stijgend effect heeft.
5.14.
Wat daar ook van zij, deze argumenten maken niet dat de Rabobank het recht op parate executie niet mag uitoefenen.
5.15.
[eiseres] heeft er nog op gewezen dat uit het arbitraal vonnis van 25 juli 2023 volgt dat de ouders [eiseres] (en haar partner) uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van deze schulden moeten ontslaan en schadeloos moeten stellen tot het in dat vonnis genoemde bedrag. Hoewel er op de ouders de plicht rust om [eiseres] en [naam 1] schadeloos te stellen, betekent ook dit niet dat de Rabobank beperkt zou moeten worden in haar keuze voor de kavels die executoriaal worden verkocht. Het is immers niet de Rabobank die voor de financiële middelen moet zorgen om [eiseres] en [naam 1] uit te kopen.
5.16.
Wel kan worden opgemerkt dat de Rabobank [eiseres] in de periode van medio 2021 tot januari 2023 ten onrechte niet heeft geïnformeerd over allerlei ontwikkelingen over de financieringen, de uitwinning van de roerende zaken waaronder de depotovereenkomst/pandrecht roerende zaken, de bevoegdheid tot het gebruik van de betrokken bankrekeningen en het aanleveren van financiële gegevens ten behoeve van de definitieve jaarrekening (2020). Bij de mondelinge behandeling is door de Rabobank bevestigd dat [eiseres] bewust niet werd geïnformeerd omdat zij de onderneming niet voorzette. Dat de Rabobank [eiseres] niet heeft geïnformeerd is niet juist omdat [eiseres] immers nog steeds maat is en bovendien door de Rabobank aangesproken wordt op naleving van de op haar rustende verplichtingen. Maar daarmee kan aan de Rabobank niet het recht op parate executie worden ontzegd. [eiseres] wist bovendien ook gedurende de bovengenoemde periode dat er sprake was van hypothecaire schulden waarvoor zij kon worden aangesproken. En ook nadat de communicatie met [eiseres] in januari 2023 weer op gang is gekomen is de schuld niet afgelost. Daarvoor zijn alle maten tegenover de Rabobank aansprakelijk.
5.17.
[eiseres] heeft er nog op gewezen dat de Rabobank talmt met de executoriale verkoop. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is van een situatie waarin de Rabobank de executie niet met redelijke spoed voortzet geen sprake. Nadat partijen niet in staat zijn gebleken om onderling afspraken te maken over de aflossing van de financiering aan de bank heeft de bank op 12 juli 2023 een veiling aangezegd. Dit traject is stilgelegd nadat de arbiters op 25 juli 2023 eindvonnis hebben gewezen omdat Rabobank mede op basis daarvan nog een keer wilde bekijken op welke wijze zij haar executierecht zou gaan gebruiken. Om te voorkomen dat ook maar één van de betrokken hypotheekgevers haar zou kunnen verwijten dat zij misbruik van recht zou hebben gemaakt heeft de Rabobank partijen bij brief van 3 oktober 2023 gevraagd om concreet aan te geven op welk punt Rabobank - kort samengevat - misbruik van recht zou maken als zij de executie op de in die brief voorgeschreven wijze zou voortzetten. De Rabobank heeft er terecht op gewezen dat welke keuze zij ook zal maken bij het veilen van de percelen, zij door de spreekwoordelijke kat of hond gebeten zal worden. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gezegd worden dat dat de Rabobank traineert. Ten aanzien van de financiering van de woning van de ouders heeft de Rabobank overigens nog naar voren gebracht dat deze niet ten laste zal worden gebracht van de opbrengst van de percelen van de maatschap.
5.18.
Bovendien heeft de Rabobank er terecht op gewezen dat [eiseres] en haar ouders niet het recht hebben om te vorderen dat de executie voortvarend wordt voortgezet. Deze vordering is immers gebaseerd op artikel 545 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en daaruit blijkt dat deze vordering slechts kan worden ingesteld door een (andere) executiebevoegde hypotheekhouder of een executoriale beslaglegger, wat zij niet zijn. Hoewel aan [eiseres] bij beschikking van 9 oktober 2023 verlof is verleend om het arbitrale eindvonnis te executeren, was de Rabobank daarvan ten tijde van de zitting nog niet conform 508 Rv in kennis gesteld, zodat [eiseres] in het kader van dit geschil niet als executoriale beslaglegger kan worden aangemerkt. De vorderingen van [eiseres] en ouders tegen de Rabobank om de parate executie te stoppen dan wel voortvarend voort te zetten op de door hen voorgestane manier zal dan ook worden afgewezen.
5.19.
Voor zover [eiseres] en de ouders hebben gevorderd dat de Rabobank wordt gemaand om de onderhands verkoop te staken of juist voortvarend voort te zetten stuit de vordering er op af dat de Rabobank niet degene is die de kavels onderhands te koop aanbiedt. Dat de Rabobank die bevoegdheid heeft is door de ouders en door [eiseres] niet onderbouwd.
5.20.
De ouders hebben nog gevorderd dat de Rabobank wordt veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de onderhandse verkoop en levering van de veldkavels en een deel van de huiskavel. Dat de Rabobank de ouders ook maar een strobreed in de weg legt om deze te verkopen, hebben de ouders niet gemotiveerd gesteld. Het is juist zo dat de Rabobank de executoriale verkoop heeft uitgesteld om de onderhandse verkoop mogelijk te maken. Verwezen wordt naar overweging 5.17. De gevorderde veroordeling wordt daarom afgewezen.
5.21.
Concluderend doet de situatie zich hier niet voor dat de Rabobank misbruik maakt van haar recht op parate executie, in strijd handelt met de redelijkheid en billijkheid dan wel dat er sprake is van een noodsituatie.
Spoedeisend belang
5.22.
Bij de mondelinge behandeling is uitgebreid aan de orde geweest dat de ouders inmiddels bezig zijn met de onderhandse verkoop van (enkele) veldkavels. Er zijn goede biedingen die mogelijk tot een beter resultaat leiden dan executoriale verkoop, aldus de ouders. De Rabobank heeft naar voren gebracht hier buiten te staan en de resultaten af te wachten. Bij een gunstig resultaat zal dat bedrag in mindering kunnen strekken op de verschillende hypothecaire schulden, waarna zal worden gekeken of nog een executoriale verkoop moet plaatsvinden.
5.23.
Deze onderhandse verkoop brengt met zich mee dat executoriale verkoop mogelijk niet op korte termijn aan de orde is. Dat brengt de vraag op het volgende: is er spoedeisend belang?
5.24.
Gelet op de biedingen in het kader van de onderhandse verkoop, waarvan onbetwist is gesteld door de ouders dat deze onvoorwaardelijk gestand zijn gedaan tot 31 oktober 2023, hebben alle partijen er belang bij om zo snel mogelijk te weten in hoeverre de Rabobank tot executoriale verkoop mag overgaan en welke kavels het betreft. Dat tussen de aankondiging en de daadwerkelijk datum van de executoriale verkoop drie maanden zal zijn gelegen, maakt dat niet anders.
De kosten in het geschil tussen [eiseres] en de ouders tegen de Rabobank
5.25.
[eiseres] en de ouders (ieder) zullen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.079,00
Totaal € 1.755,00
De kosten in de tussenkomst
5.26.
Tegen de tussenkomst is geen bezwaar gemaakt. Iedere partij blijft belast met de eigen kosten.
De kosten in het bevoegdheidsincident
5.27.
[eiseres] heeft het bevoegdheidsincident terecht opgeworpen, omdat niet de voorzieningenrechter van de rechtbank maar arbiters bevoegd zijn van het geschil kennis te nemen. Daarom zullen de ouders worden veroordeeld in de kosten van het bevoegdheidsincident. [eiseres] heeft gevorderd dat deze proceskosten begroot zullen worden op de werkelijk gemaakte kosten, omdat de ouders al eerder, op dezelfde gronden, een kort geding bij de rechtbank aanhangig hebben gemaakt, waarin de voorzieningenrechter zich vervolgens onbevoegd heeft verklaard, omdat partijen een arbitragebeding zijn overeengekomen. Volgens haar is sprake van misbruik van procesrecht.
De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee. Het betoog van de ouders wordt niet gevolgd onder meer inhoudende dat samenhang tussen enerzijds de vorderingen tussen de ouders en [eiseres] onderling en anderzijds de vorderingen van [eiseres] en de ouders tegen de Rabobank er toe moet leiden dat de voorzieningenrechter nu wel bevoegd zou zijn. Maar dat betekent niet dat er misbruik van procesrecht is.
Bovendien zijn de door [eiseres]’s advocaat begrote kosten, € 4.500,00 exclusief BTW, op basis van 12 uren maal een uurtarief van € 375,00 niet van enige onderbouwing voorzien en dus niet toetsbaar.
De voorzieningenrechter zal de kosten begroten aan de hand van het liquidatietarief. Dit resulteert in een bedrag van € 598,00. De kosten van de Rabobank, die zich refereert aan het oordeel van de voorzieningenechter, worden begroot op nihil.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in het incident tot tussenkomst
6.1.
staat toe dat de ouders in deze procedure tussen [eiseres] en de Rabobank tussenkomen,
6.2.
compenseert de proceskosten,
in het bevoegdheidsincident
6.3.
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen van [eiseres] en de ouders tegen elkaar,
6.4.
veroordeelt de ouders hoofdelijk in de kosten van dit incident, tot op heden aan de zijde van de Rabobank begroot op nihil en aan de zijde van [eiseres] begroot op € 598,00,
in het geschil tussen [eiseres] en de ouders tegen de Rabobank
6.5.
wijst de vorderingen van [eiseres] en de ouders af,
6.6.
veroordeelt [eiseres] en de ouders (ieder) hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 1.755,00,
6.7.
veroordeelt [eiseres] en de ouders (ieder) hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
in alle geschillen
6.8.
verklaart de veroordelingen in de proceskosten (in de overwegingen 6.4., 6.6. en 6.7.) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023.