ECLI:NL:RBOVE:2023:4174

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
08/326810-22 (P) en 08/188140-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging in vereniging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 220 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren. De zaak betreft een incident op 13 december 2022 op het station in Zwolle, waar de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij een vechtpartij. Tijdens deze vechtpartij heeft de verdachte het slachtoffer, [slachtoffer 1], met een mes gestoken, wat leidde tot een klaplong en andere ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, maar niet met de intentie om te doden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die op het moment van de feiten 19 jaar oud was. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding van € 6.155,00 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/326810-22 (P) en 08/188140-20 (TUL)
Datum vonnis: 24 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2004 [geboorteplaats 1],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Holtslag en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G. Bischop, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) door mr. A.T. van Vulpen is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 16 mei 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem te steken;
feit 2:zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging op het station in Zwolle, terwijl dit geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 13 december 2022 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de borst, althans in het bovenlichaam, althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op of omstreeks 13 december 2022 te Zwolle openlijk, te weten in de trein en/of op het perron van het centraal station, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) persoon/personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], door:
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het bovenlichaam, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] voornoemd te steken en/of te prikken en/of te snijden en/of
  • die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] voornoemd te duwen en/of te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,

terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een steekverwonding en/of klaplong en/of een of meer litteken(s), voor die [slachtoffer 1] voornoemd ten gevolge heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat niet verdachte, maar vermoedelijk [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] heeft gestoken.
Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het steken met het mes. Van dat onderdeel op de tenlastelegging dient verdachte te worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 13 december 2022 werd verdachte gebeld door zijn vriend, [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]). [medeverdachte] deelde verdachte mee dat hij was bestolen en vroeg verdachte naar het treinstation in Zwolle te komen. Verdachte gaf direct gehoor aan dat verzoek. Eenmaal op het station trof verdachte [medeverdachte] en samen liepen zij naar perron 5. In de stilstaande trein naast dat perron bevonden zich [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]). [slachtoffer 2] had [medeverdachte] eerder die dag had bestolen van twee capuchons. Tussen de beide groepen ontstond een woordenwisseling over de gestolen capuchons. Die woordenwisseling mondde uit in een vechtpartij. Op enig moment gedurende die vechtpartij voelde [slachtoffer 1] een harde druk ter hoogte van zijn linker oksel/borst. [slachtoffer 1] is de trein (verder) ingelopen en is gaan zitten. Vervolgens bleek dat [slachtoffer 1] hevig bloedde en werden de hulpdiensten gebeld.
Onder het treinstel bij de ingang van de trein waar de vechtpartij had plaatsgevonden, werd een mes gevonden. Onderzoek heeft uitgewezen dat daarop het bloed van [slachtoffer 1] zat.
In een blauwe tas van het merk Louis Vuitton werd een doorschijnende hoes gevonden, met een soortgelijke vorm als het lemmet van het mes dat op het spoor werd aangetroffen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de blauwe tas van hem was. Over het zich daarin bevindende hoesje heeft verdachte verklaard dat dat niet van hem was en dat iemand anders dat gedurende de vechtpartij in zijn tas moet hebben gestopt.
Verdachte heeft verklaard dat het mes niet van hem was en dat hij [slachtoffer 1] niet heeft gestoken. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij niet heeft gestoken en dat hij niet heeft gezien wie wel gestoken heeft. Datzelfde geldt voor [slachtoffer 2].
[slachtoffer 1] heeft de personen met wie hij in gevecht raakte omschreven. Jongen 1 heeft hij omschreven als een jongen van ongeveer 19 of 20 jaar oud met een bruin getinte huid (gelijkend op de huid van [slachtoffer 1] of iets donkerder) ,een slank postuur en een lengte van ongeveer 1,77 meter. Hij droeg een grijze muts en een zwarte winterjas.
Jongen 2 heeft hij omschreven als een jongen van ongeveer 17 of 18 jaar oud, met een licht getinte huid, lichter van kleur dan jongen 1, met een slank postuur. De jongen was kort, kleiner dan jongen 1 en had vermoedelijk zwart haar.
De omschrijving van beide jongens komt overeen met de foto’s die zijn gevoegd in de processen-verbaal van het forensisch onderzoek persoon, opgemaakt over [medeverdachte] en verdachte. De rechtbank stelt vast dat jongen 1 kan worden geïdentificeerd als [medeverdachte] en jongen 2 als verdachte.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij gefocust was op [medeverdachte] toen hij de harde druk voelde. [slachtoffer 1] heeft [medeverdachte] niet zien steken en hij heeft verklaard dat hij daarom vermoedt dat verdachte hem heeft gestoken.
Getuige [getuige] (hierna: [getuige]), hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen, en op 13 december 2022 werkzaam op het station in Zwolle, heeft de vechtpartij waargenomen en heeft geprobeerd partijen uit elkaar te halen. Ook getuige [getuige] heeft een beschrijving gegeven van twee van de vier vechtende jongens. Hij heeft persoon 1 omschreven als een donker getinte jongen met een tenger postuur, van ongeveer 1,80 meter. Hij had zwarte kleding aan een bandage op zijn hoofd. Op de achterzijde van zijn jas bevonden zich witte letters. Persoon 2 heeft [getuige] omschreven als een donker getinte jongen met een klein postuur van ongeveer 1,70 meter lang. Hij had zwart kroeshaar met een bruine gloed en droeg een zwarte jas met grijze boord en een rood embleem.
De beschrijvingen van [getuige] komen overeen met de foto’s die bij de processen-verbaal forensisch onderzoek persoon werden gevoegd. De rechtbank stelt vast dat persoon 1 kan worden geïdentificeerd als [medeverdachte] en persoon 2 als verdachte.
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij het slachtoffer, [slachtoffer 1], hoorde zeggen dat
“de kleine”hem had gestoken. In een nader verhoor bij de politie heeft getuige [getuige] voorts verklaard dat hij op een gegeven moment in de deuropening van de trein stond en dat hij het latere slachtoffer, [slachtoffer 1], tegenhield met zijn rechterhand. Hij hield [medeverdachte] tegen met zijn linkerhand. Achter [medeverdachte] stond verdachte. [medeverdachte] was wild met zijn armen en handen aan het zwaaien in de richting van [slachtoffer 1]. [getuige] was gefocust op [medeverdachte] en probeerde ervoor te zorgen dat hij [slachtoffer 1] niet zou raken. Hij heeft niet gezien dat [medeverdachte] een mes bij zich had. Volgens [getuige] stond verdachte achter [medeverdachte] en probeerde verdachte [slachtoffer 1] ook te raken. Hij weet daarom eigenlijk wel zeker dat verdachte degene is geweest met een mes en dat hij degene is geweest die gestoken moet hebben.
In de letselrapportage van de GGD IJsselland van 14 december 2022 is te lezen dat bij [slachtoffer 1] sprake was van een diepe, open, bloedende wond links op de voorzijde van de borst op de overgang naar de bovenarm. De wond is gehecht en er is een thoraxdrain aangebracht, omdat sprake was van een klaplong. De klaplong werd veroorzaakt doordat door de steek de dieper liggende linker long is aangeprikt. Dergelijk perforerend letsel kan volgens de forensisch arts het hart of belangrijke slagaders raken waardoor dodelijk letsel kan ontstaan.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat, en dat staat ook niet ter discussie, dat [slachtoffer 1] werd gestoken met het mes dat op het spoor onder de trein werd aangetroffen na de vechtpartij.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of kan worden bewezen verklaard dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] heeft gestoken. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Zowel [slachtoffer 1] als getuige [getuige] hebben verdachte aangewezen als degene die gestoken heeft. Zij hebben een gedetailleerde en kloppende beschrijving gegeven van zowel [medeverdachte] als verdachte en hebben beiden verklaard dat volgens hen ‘de kleine’ degene moet zijn geweest die gestoken heeft. Voorts werd in de tas van verdachte een hoesje aangetroffen, waarvan de rechtbank aanneemt dat dat behoort bij het mes waarmee [slachtoffer 1] werd gestoken. De rechtbank leidt daaruit af dat het mes in de tas van [slachtoffer 1] moet hebben gezeten. De verklaring van verdachte, inhoudende dat een ander het hoesje tijdens de vechtpartij in zijn tas moet hebben gedaan, schuift de rechtbank ter zijde als onaannemelijk. Ook het door de verdediging geopperde mogelijkheid dat [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] zou hebben neergestoken, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de bewijsmiddelen in het dossier.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1]. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Er was sprake van een vechtpartij zoals hiervoor beschreven, maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 1] willens en weten heeft willen doden. Vol opzet kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden aangenomen. De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van verdachte heeft gehad. Naar algemene ervaringsregels levert het steken met een mes in de borststreek een aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer komt te overlijden. In de borststreek bevinden zich immers vitale organen, zoals het hart, de longen en slagaders. Uit de bevindingen van de politie en de letselrapportage leidt de rechtbank verder af dat verdachte met kracht heeft gestoken, aangezien het mes door de kleding tot diep in het lichaam van [slachtoffer 1] is gegaan. Daarbij werd de borstwand geperforeerd en werd de long geraakt.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit, op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit, met uitzondering van het steken met het mes/puntig voorwerp, waarover hierna meer, heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Wat betreft het steken met het mes verwijst de rechtbank naar de feiten en omstandigheden, zoals die hierboven zijn beschreven. De rechtbank komt, gelet daarop, ook tot bewezenverklaring van het onderdeel ‘steken met een mes’.
Aan verdachte is de strafverzwarende omstandigheid dat de openlijke geweldpleging zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, ten laste gelegd. Op grond van artikel 82 Sr kan onder zwaar lichamelijk letsel onder meer worden begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel ook als zwaar worden beschouwd, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij is het van belang of het oordeel van de rechtbank iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel, zoals door de Hoge Raad is bepaald in zijn arrest van 3 juli 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1051).
De rechtbank overweegt dat uit de forensische geneeskundige letselbeschrijving over het slachtoffer blijkt dat sprake was van een diepe steekwond, waarbij de long werd aangeprikt, waardoor een klaplong ontstond. In het ziekenhuis moest de wond worden gehecht en werd een thoraxdrain aangebracht. [slachtoffer 1] is vijf dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis. Het letsel van [slachtoffer 1] was volgens de forensisch arts potentieel dodelijk en de genezingsduur hiervoor is geschat op zes tot acht weken. Inmiddels is [slachtoffer 1] weer hersteld, maar er blijft sprake van een ontsierend litteken op zijn borst/onder zijn arm. De rechtbank is, gelet op de aard van dit letsel en het medisch ingrijpen, van oordeel dat het letsel naar algemeen spraakgebruik kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij opof omstreeks13 december 2022 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes,althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de borst, althansin het bovenlichaam,althans in het lichaamvan die [slachtoffer 1] heeft gestokenen/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij opof omstreeks13 december 2022 te Zwolle openlijk, te weten in de trein en/of op het perron van het centraal station,in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen(een) persoon/personen, te weten[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], door:
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerpin het bovenlichaam, althans het lichaamvan die [slachtoffer 1] voornoemd te stekenen/of te prikken en/of te snijdenen/of
  • die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] voornoemd te duwen en/ofte schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een steekverwonding en/ofklaplong en/ofeenof meerlitteken(s), voor die [slachtoffer 1] voornoemd ten gevolge heeft gehad.
Er is sprake van meerdaadse samenloop van de feiten 1 en 2.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte, gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 220 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het locatieverbod, met aftrek van voorarrest. De officier heeft zich verder op het standpunt gesteld dat aan verdachte ook een taakstraf voor de duur van 80 uren dient te worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verwezen naar de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 14 april 2023 en heeft de rechtbank verzocht de daarin vervatte conclusies, betreffende het verminderd toerekenen van de feiten aan verdachte en het toepassen van het jeugdstrafrecht, over te nemen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is samen met zijn vriend [medeverdachte] in gevecht geraakt met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Tijdens dat gevecht heeft hij [slachtoffer 1] met een mes in zijn bovenlichaam gestoken. [slachtoffer 1] liep daardoor een klaplong op en medisch ingrijpen was noodzakelijk. Door zo te handelen heeft verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] en, met name, [slachtoffer 1]. Verdachte heeft, door hem in zijn bovenlichaam te steken met een mes, bewust het risico genomen dat [slachtoffer 1] dodelijk geraakt zou worden. Daarbij komt dat het geweld is gepleegd op het perron en in een stilstaande trein op het station Zwolle, in het zicht van voorbijgangers en reizigers, hetgeen gevoelens van onveiligheid heeft veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 8 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor openlijke geweldpleging.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de volgende rapportages die in het kader van de persoonlijke omstandigheden zijn opgemaakt:
- het psychologisch pro Justitia rapport van 14 april 2023, opgemaakt door
drs. J. Hamel, GZ-psycholoog;
- het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 10 mei 2023, opgemaakt door mevrouw [reclasseringsmedewerker].
Uit het pro Justitia rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en parentificatie. Het laatstgenoemde is een gevolg van problemen in de ouder-kindrelatie. Vanuit zijn zwakbegaafdheid is verdachte sneller dan anderen geneigd om impulsief te handelen, zonder na te denken over de gevolgen. De parentificatie zorgt ervoor dat hij zich snel te zeer verantwoordelijk voelt voor de problemen van anderen. Deze problematiek wordt versterkt door het enigszins narcistisch gekleurde zelfbeeld van verdachte. Verdachte werd gebeld door zijn vriend die, naar de inschatting van verdachte, in gevaar was. Verdachte reageerde vanuit zijn zwakbegaafdheid impulsief door zijn vriend direct te hulp te schieten, zonder na te denken over de mogelijke gevolgen. Vanuit zijn geparentificeerde zelfbeeld kwam in verdachte op dat hij het gevaar direct diende af te wenden. Hij had op dat moment geen ruimte meer om rustig over alternatieve oplossingen na te denken. Vanwege de invloed van zowel de impulsiviteit (vanuit zijn zwakbegaafdheid) als vanuit het geparentificeerde zelfbeeld, waardoor verdachte zichzelf als de redder in nood ziet, heeft de deskundige geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Met de conclusie uit voornoemde rapportage ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid kan de rechtbank zich verenigen en de rechtbank neemt deze over als de hare. De rechtbank zal verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten dan ook als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Op grond van artikel 77a Sr is het jeugdstrafrecht van toepassing op jongeren van 12 tot en met 17 jaar. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter ten aanzien van jongvolwassenen tot en met 22 jaar het jeugdstrafrecht toepassen indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
In de pro Justitia rapportage is te lezen dat wordt geadviseerd om verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten. De psycholoog is van mening dat berechten via het volwassenenstrafrecht risicoverhogend kan werken, aangezien verdachte dan in contact komt met andere gedetineerden en mogelijk zal verharden of de moed zal verliezen en onverschillig zal worden.
De reclassering heeft eveneens geadviseerd verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht. Gezien het feit dat verdachte momenteel meerderjarig is en met het oog op de geadviseerde bijzondere voorwaarden, waarover hierna meer, acht de reclassering het passender als de begeleiding en het toezicht verdachte niet door de jeugdreclassering wordt uitgevoerd, maar door de reclassering (voor volwassenen).
De rechtbank stelt in de onderhavige zaak vast dat de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde 19 jaar oud was. Verdachte was de leeftijd voor toepassing van het jeugdstafrecht ongeveer anderhalf jaar gepasseerd. De rechtbank ziet, gelet op het vorenstaande, reden om verdachte volgens het jeugdstafrecht te berechten.
In het reclasseringsrapport is te lezen dat bij verdachte sprake is van problemen op de gebieden van de psychosociale gesteldheid, het sociaal netwerk van verdachte en mogelijk op het gebied van zijn houding. Verdachte is eerder veroordeeld voor een geweldsmisdrijf, waarbij eveneens zijn vriend [medeverdachte] betrokken was. De jeugdreclassering heeft de afgelopen jaren geen tot weinig zicht gekregen op het sociale netwerk van verdachte. Verder is over verdachte een beeld ontstaan van een rustige jongen die goed bezig leek te zijn met school, een bijbaan en voetbal. Hoewel de reclassering onderschrijft dat de zaak dient te worden afgedaan door middel van het jeugdstrafrecht wordt geadviseerd om een plan van aanpak op te stellen vanuit de reclassering voor meerderjarigen, omdat vanuit het lopende jeugdreclasseringstraject onvoldoende recidivebeperkende werking is uitgegaan.
De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer 1], een locatieverbod (met elektronische monitoring) en medewerking aan het uitvoeren van een passende dagbesteding.
Alles overwegend, is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 220 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk en met aftrek van voorarrest passend en geboden is. De rechtbank bepaalt daarbij een proeftijd voor de duur van twee jaren en legt de bijzondere voorwaarden op, zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod en het elektronisch toezicht De begeleiding en het toezicht dienen naar het oordeel van de rechtbank te worden uitgevoerd door de reclassering. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een werkstraf op voor de duur van 80 uren.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.155,00 (zegge: eenenzestighonderd en honderdvijfenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bedraagt € 155,00 en bestaat uit de ziekenhuisdaggeldvergoeding voor de vijf dagen die verdachte in het ziekenhuis heeft doorgebracht. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 6.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. Subsidiair heeft zij betoogd dat de vordering, waar het gaat om de immateriële schade, dient te worden gematigd, omdat sprake was van eigen schuld van verdachte. Ten aanzien van de materiele schade heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig en ongegrond voor. Zij zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 6.155,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 0 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbaar feiten heeft schuldig gemaakt.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14c, 36f, 57, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, en 77gg Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van:
feit 1, het misdrijf:
poging tot doodslag;
en:
feit 2, het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
220 (tweehonderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
60 (zestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de Reclassering Nederland, Dobbe 70-74 te Zwolle, zo frequent en zo lang de reclassering dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de FACT-Trajectum of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van FACT-Trajectum zullen worden gegeven. Indien de reclassering dit nodig acht, kan een aanvullende behandeling nodig zijn;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 1999 in [geboorteplaats 2], zo lang het Openbaar Ministerie dit nodig acht;
- meewerkt aan het uitvoeren van een passende dagbesteding;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het werkstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 6.155,00 (bestaande uit € 155,00 aan materiële schade en uit € 6.000,00 aan immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 6.155,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 december 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 6.155,00, (zegge: eenenzestighonderd en vijfenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 december 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing geschorst bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de Rechtbank Overijssel van
21 mei 2021 voorwaardelijk opgelegde
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. C.H. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. C.H. Dijkstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R022091 (onderzoek Maretak) van
6 maart 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van slachtoffer [slachtoffer 1] van 27 februari 2023 (pagina’s 260 tot en met 265), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Ineens voelde ik een harde druk bij mijn linker borst/oksel. Ik voelde niet direct pijn, maar dat was op de plek waar ik later de steekwond zag.(…)
V: Weet jij wie jou daar heeft gestoken, of kun je een signalement geven van die persoon?A: Op het moment dat ik die druk daar voelde, was ik gefocust op jongen 1. Die heb ik niet zien steken. Ik denk daarom dat het jongen 2 kan zijn die mij gestoken heeft. Op dat moment wist ik niet waar jongen 2 zich bevond.Jongen 1:Ca. 19 of 20 jaar; bruin getinte huid, net als ik of iets donkerder, slank postuur; lengte ca. 1,77 meter; hij had een grijze muts op dus zijn haar heb ik niet gezien. Hij droeg een zwarte winterjas.(…)Jongen 2:Ca. 17 a 18 jaar; lichtbruin getinte huidskleur, lichter van kleur dan jongen 1; slank postuur; kort, kleiner dan jongen 1; ik denk dat hij kort zwart haar had.(…)
2. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 13 december 2022 (pagina’s 58 tot en met 62), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Ik kan die personen als volgt omschrijven:Persoon 1:- donker getint;- tenger postuur, circa 180 cm lang;- zwart gekleed;- bandage op z'n hoofd;- witte letters op de rug van z'n jas.Persoon 2:- donker getint;- klein postuur, circa 170 cm lang;- rood embleem op z'n linker mouw;- kroes zwart haar met een vermoedelijk bruine gloed;- zwarte jas met een grijze boord in de nek.(…)
(…)Ik heb niet gezien wie het mes vasthield maar ik vermoed de jongen die ik omschreef als persoon twee.(…) Het slachtoffer omschreef de dader als: 'de kleine'.(…)
3. het proces-verbaal van nader verhoor van getuige [getuige] van 23 december 2022 (pagina’s 63 en 64), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…)A: Op het moment dat het groepje van 4 personen met elkaar aan het vechten was, ben ik er tussen gesprongen. Op een gegeven moment stond het slachtoffer in de deuropening. Ik stond vervolgens tussen het slachtoffer, die ik met mijn rechter hand tegenhield. Op dat moment hield ik met mijn linker hand persoon 1 tegen. Achter persoon 1 stond persoon 2. (...) Persoon 1 was enorm wild en druk met zijn armen en handen aan het zwaaien in de richting van het slachtoffer. lk was helemaal gefocust op hem zodat hij het slachtoffer niet zou raken. (…) Ik heb geen mes bij hem gezien. En omdat persoon 2 het slachtoffer ook probeerde te raken, weet ik eigenlijk wel zeker dat hij degene is geweest met een mes en dat hij degene is geweest die gestoken moet hebben.(...)

4. het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon van 4 januari 2023 (pagina’s 108 tot en met 110 met fotobijlage) in zijn geheel;
5. het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon van 31 januari 2023 (pagina’s 122 tot en met 124 met fotobijlage) in zijn geheel;
6. het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Stationsplein Zwolle) van
21 december 2022 (pagina’s 83 tot en met 86), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
de forensische opsporing van de eenheid Oost-Nederland heeft onder meer het volgende gevonden en veiliggesteld:
(…) op het grindbed van het spoor, direct naast de deur van het treinstel waarin steekincident had plaatsgevonden:
- een mes. Het ging om een mes met een éénsnijdend, glad lemmet. de lengte van het lemmet was circa 85 millimeter en de breedte circa 20 millimeter. Het mes was voorzien van een zwart heft en de totale lengte bedroeg circa negentien centimeter. Aan één zijde van het lemmet op zaten bloedgelijkende sporen. Het mes is veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN [code].(…)
(…)op het perron, naast de lift:
- een blauwe tas van het merk Louis Vuitton, met daarin (…) een doorschijnende hoes in een soortgelijke vorm als het lemmet van voornoemd mes.(…);
7. een schriftelijk bescheid, te weten het rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Zwolle op 13 december 2022 van 27 februari 2022 (pagina’s 89 tot en met 93), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[code]#01 (deel van een bloedspoor nabij de punt op de rechterzijde van het lemmet),
[code]#02 (deel van een bloedspoor op de snijrand nabij de overgang van lemmet naar heft)
[code]#03 (deel van een bloedspoor op de rug van het lemmet):
Dit betreft DNA-profielen van één persoon. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 1]: DNA-profielen [code]#01, #02 en #03 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het bloed afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer 1] dan wanneer het bloed afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon.(…);
8. een schriftelijk bescheid, te weten de letselrapportage van GGD IJsselland van 14 december 2022 (pagina’s 36 tot en met 41), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...) op de door politie gemaakte foto 1 is te zien dat er sprake was van een diepe, open, bloedende wond links op de voorzijde van de borst op overgang naar de bovenarm; exacte lengte van de wond is na behandeling (hechting en aanbrengen thoraxdrain; foto 2 t/m 4) niet goed meer te bepalen; de gehechte wond is ca 6,0 cm lang.(…) daar er sprake is van een klaplong betekent dit dat de steekwond diep door de totale borstwand heen is gegaan.
(…)
ontstaan:Letsel veroorzaakt door scherp snijdend voorwerp met beiderzijds scherpe gladde randen zoals bijvoorbeeld een dolk of stiletto of beiderzijds snijdend mes.
herstel:Naar verwachting goed functioneel herstel binnen 6 tot 8 weken met een blijvend zichtbaar litteken links op de borst.
blijvend letsel: Een blijvend zichtbaar en daardoor ontsierend litteken op de linker zijde op de borst.
bijzonderheden:Er is sprake van een diepe steekwond op de borstkas - want de dieper liggende linker long is aangeprikt. Dergelijk perforerend letsel kan het hart of belangrijke slagaders raken waardoor dodelijk letsel kan ontstaan. Derhalve potentieel dodelijk letsel.(…).
Aanvullend ten aanzien van feit 2:
9. de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van
10 oktober 2023;
10. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 13 december 2022 (pagina’s 58 tot en met 62), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Ik was op dinsdagavond 13 december 2022, aan het werk als hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen op het hoofdstation in Zwolle.(…)
Aan de overzijde, perron 5, zag ik in mijn ooghoeken vier jongens ruzie maken in het balkon van de trein. De trein was opgedeeld in twee treinstellen. Ter hoogte van de ingang van treinstel 4022 was deze vechtpartij gaande. Ik zag deze vier jongens slaan en schopbewegingen maken. (…) Ik hoorde veel geschreeuw en dacht dit is menens. (...) Ik hoorde: “kom dan”. Ik zag bij alle vier een agressieve blik. (...) Ik had het idee dat het twee groepen waren van twee personen.(...) Ik zag dat ze op elkaar aan het slaan en inschoppen waren. (…) Ik kan het meer omschrijven als een kroeggevecht. De vuistslagen gingen over en weer. (…)