ECLI:NL:RBOVE:2023:4251

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/08/286696 / HA ZA 22-349
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de voormalig echtelijke woning en hypothecaire schuld tussen ex-echtgenoten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een man en een vrouw, die ex-echtgenoten zijn. De rechtbank heeft zich gebogen over de verdeling van de voormalig echtelijke woning en de daarop rustende hypothecaire schuld, alsook over de (voor)huwelijkse belasting- en andere schulden. De man, eiser in conventie en verweerder in reconventie, heeft gesteld dat de vrouw hem een vergoeding van € 81.616,- verschuldigd is na de toedeling van de woning aan hem. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd, onder andere door te stellen dat de dagvaarding van de man chaotisch en onoverzichtelijk is en dat er een woningtaxatie moet plaatsvinden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat beide partijen voldoende onderbouwd moeten zijn in hun stellingen en dat de vrouw, door geen inhoudelijk verweer te voeren, het risico loopt dat haar verweer niet wordt gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voormalig echtelijke woning met de daarop rustende hypothecaire schuld en alle (voor)huwelijkse schulden met gesloten beurs aan de man worden toegedeeld, waarbij de man een exclusieve draagplicht heeft voor deze lasten. De rechtbank heeft ook bepaald dat de man de kosten van de uitvoering van deze verdeling moet voldoen. Alle overige vorderingen van partijen zijn afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/286696 / HA ZA 22-349
Vonnis van 25 oktober 2023
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. D.J.B. Bosscher te Haarlem,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W.D. van Doorn te Haarlem.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 april 2023 na de mondelinge behandeling op 3 april 2023;
  • de akte producties van 30 juni 2023 van de man;
  • de antwoordakte van 19 juli 2023 van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
In genoemd vonnis heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten met betrekking tot het enige (resterende) geschilpunt in deze procedure. Daarin gaat het, verkort weergegeven, om de volgende vragen:
  • wat is de huidige waarde van de aan de man toe te delen voormalig echtelijke, vóór huwelijk door de man in eigendom verkregen, woning van partijen;
  • op welke wijze en in welke onderlinge (financiële) verhouding tussen partijen moet de verdeling van de waarde van de woning plaatsvinden;
  • op welke wijze en in welke onderlinge (financiële) verhouding tussen partijen moet de verdeling van de waarde van de woning plaatsvinden indien het gaat om de netto verkoopopbrengst na onderhandse verkoop van de echtelijke woning;
  • een en ander steeds met inachtneming van rechtsoverweging 7.10 van het vonnis van 19 april 2023.
2.2.
Kort en goed, stelt de man bij dagvaarding dat de uitkomst van de verdeling ertoe leidt dat bij toedeling van de woning aan hem, de vrouw aan hem een vergoeding ad
€ 81.616,- verschuldigd is. De man heeft naar aanleiding van het tussenvonnis bij akte tal van producties overgelegd.
2.3.
De vrouw concludeert dat de rechtbank de akte van de man om uiteenlopende redenen moet passeren, onder meer omdat deze van de hand van de man zelf is en niet nader is uitgewerkt/toegelicht in een toegesneden akte van de advocaat van de man. Verder stelt zij dat:
  • alsnog een woningtaxatie moet plaatsvinden;
  • de WOZ-waarde ad € 269.000,- niet maatstaf gevend is in het licht van door de man aangekondigde maar mogelijk nog niet gerealiseerde verbouwingsoffertes;
  • foto’s van de goede staat van de woning op/rond 17 oktober 2016 ontbreken;
  • de hypotheekschuld € 68.232,- bedroeg/bedraagt;
  • voorhuwelijkse belastingschulden van de man niet in de boedel vallen evenmin als door de man voor/tijdens het huwelijk van partijen aangegane schulden bij zijn vader, omdat die schulden inmiddels contractueel afgelost hadden moeten zijn,
  • slechts de man voor de aflossing van voornoemde schulden aansprakelijk is en (dus) als enige van partijen dienaangaande een draagplicht heeft.
2.4.
De rechtbank herhaalt wat zij bij de mondelinge behandeling al heeft opgemerkt: de dagvaarding is chaotisch en onoverzichtelijk. Dat klemt omdat de rechtbank geen (gratis) financieel recherchebureau is, ondanks de van de rechter te vergen actieve rol om aan materiële waarheidsvinding te doen, ook in civiele zaken. De rechtbank begrijpt overigens dat het laten opstellen van een zeer uitvoerige akte door een advocaat financieel uiterst begrotelijk is voor een gemiddelde particulier. In de kern komt het er op neer: zijn stellingen voldoende onderbouwd in het licht van de mogelijkheden waarover een partij beschikt? Die eis geldt ook de wederpartij, ook als die niet de bewijslast heeft. Is het verweer van de gedaagde partij, in het licht van de uitgebreidheid en de mate van onderbouwing van de stellingen van eiser, genoegzaam of kan in het licht van de stellingen/producties van eiser redelijkerwijs meer van de gedaagde partij worden gevergd qua inhoud en onderbouwing van het verweer? In zekere zin is dat het beeld van een weegschaal. Beide moeten in zekere zin in verhouding tot elkaar staan en op het eerste gezicht beoordeelt de rechtbank dat debat, voordat zij toekomt aan haar aanvullende actieve taak op zoek naar de materiële waarheid.
2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt voor rekening en risico van de vrouw dat zij gemakzuchtig achterover leunt doordat zij op geen enkele wijze gemotiveerd inhoudelijk verweer voert tegen de door de man thans overgelegde producties wat wel van haar uit proceseconomisch oogpunt gevergd kan worden.
2.6.
Als de vrouw naar eigen zeggen (wel) in de echtelijke woning heeft gewoond, waarom legt zij dan geen enkele foto over van de volgens haar goede staat van de woning gedurende de periode van haar verblijf in die woning? En wat maakt dat de vrouw op geen enkele wijze gemotiveerd ingaat op de producties van de man en er kennelijk op rekent dat de rechtbank die ongezien passeert? En wat maakt dat, als de rechtbank de akte van de man niet terzijde legt, de vrouw er ofwel van uit gaat dat de rechtbank een (gratis) financieel recherchebureau is ofwel, naar het oordeel van de rechtbank, stellingen opvoert die per definitie geen doel kunnen treffen? Immers als de door de man vóór het huwelijk in eigendom verkregen echtelijke woning als een te verdelen vermogensbestanddeel in de boedel valt, waarom de voorhuwelijkse belastingschulden van de man dan niet en waarom zouden de ná de peildatum nog voortdurende, tot op heden kennelijk niet door de man ingeloste, schuldbekentenissen terzake waarvan hij contractueel kennelijk in verzuim is, niet tot de boedel behoren en niet in mindering strekken op de waarde van de activa? En waarom zou slechts de man hiervoor als enige van partijen een draagplicht moeten aanvaarden in de onderlinge verhouding tussen partijen als ex-echtgenoten, zonder verdiscontering van deze schulden tussen partijen in de waarde van de te verdelen vermogensbestanddelen? Immers ook die schulden bestonden reeds op de peildatum en behoren daarmee tot de samenstelling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. De vrouw lijkt kennelijk te kiezen voor een proceshouding die de man mogelijk dwingt met de bij hem wonende dochter van partijen te gaan verhuizen met mogelijk tevens vergaande consequenties voor zijn bedrijfsvoering terwijl zij zelf (nagenoeg) niets bijdraagt aan de kosten van haar dochter.
2.7.
Al met al zal de rechtbank het volgende salomonsoordeel vellen: de voormalig echtelijke woning met de daarop rustende hypothecaire schuld (waarvoor de vrouw kennelijk niet uit de hoofdelijkheid hoeft te worden ontslagen) alsmede alle (voor)huwelijkse (belasting)schulden worden met gesloten beurs tussen partijen toegedeeld aan de man in die zin dat de man (in de onderlinge verhouding tussen partijen) een exclusieve draagplicht hiervoor heeft. Tevens zal de rechtbank bepalen dat de man gehouden is de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen. Alle overige vorderingen van partijen over en weer liggen voor dadelijke afwijzing gereed.
2.8.
Gelet op de relatie tussen partijen als ex-echtnoten zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
deelt toe aan de man de woning aan de [adres], met tevens een exclusieve draagplicht voor de man om als enige van partijen te voldoen i) de op de woning rustende hypothecaire schuld alsmede ii) alle (voor)huwelijkse (belasting)schulden, een en ander zonder vergoeding wegens over- dan wel onderbedeling van één van partijen, waarbij dit vonnis, voor zover vereist, in de plaats treedt van de (ontbrekende) medewerking, toestemming, wilsverklaring en handtekening van de vrouw aan de notariële akte van eigendomslevering aan de man van genoemd onroerend goed in de zin van artikel 3:300 lid 2 BW;
3.2.
bepaalt dat de man gehouden is de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: