ECLI:NL:RBOVE:2023:4608

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
10452968 \ CV EXPL 23-1455
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldige wijziging van pensioenregeling in het kader van cao-afspraken en instemming van de OR

In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, staat de rechtsgeldigheid van een wijziging van een pensioenregeling centraal. De eisende partijen, bestaande uit meerdere werknemers van Univé Services, betwisten de wijziging van hun pensioenregeling van een middelloonregeling naar een beschikbare premieregeling. Zij stellen dat deze wijziging niet rechtsgeldig is, omdat niet voldaan zou zijn aan de vereisten voor een eenzijdige wijziging van de pensioenregeling. De kantonrechter oordeelt echter dat de wijziging rechtsgeldig is, omdat de cao bepalingen bevat die werkgevers de mogelijkheid geven om een dergelijke wijziging door te voeren, mits de ondernemingsraad (OR) instemt. De kantonrechter concludeert dat de OR inderdaad heeft ingestemd met de wijziging, waardoor de werknemers gebonden zijn aan deze wijziging. De vorderingen van de eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van cao-afspraken en de rol van de OR in het wijzigingsproces van pensioenregelingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10452968 \ CV EXPL 23-1455
Vonnis van 7 november 2023
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2],
3.
[eiser 3],
te [woonplaats 3],
4.
[eiser 4],
te [woonplaats 4],
5.
[eiser 5],
te [woonplaats 5],
6.
[eiser 6],
te [woonplaats 6],
7.
[eiser 7],
te [woonplaats 7],
8.
[eiser 8],
te [woonplaats 8],
9.
[eiser 9],
te [woonplaats 9],
10.
[eiser 10],
te [woonplaats 10],
11.
[eiser 11],
te [woonplaats 11],
12.
[eiser 12],
te [woonplaats 12],
13.
[eiser 13],
te [woonplaats 13],
14.
[eiser 14],
te [woonplaats 14],
15.
[eiser 15],
te [woonplaats 15],
16.
[eiser 16],
te [woonplaats 16],
17.
[eiser 17],
te [woonplaats 17],
18.
[eiser 18],
te [woonplaats 18],
19.
[eiser 19],
te [woonplaats 19], hierna te noemen [eiser 19],
20.
[eiser 20],
te [woonplaats 20], hierna te noemen [eiser 20],
21.
[eiser 21],
te [woonplaats 21], hierna te noemen [eiser 21],
22.
[eiser 22],
te [woonplaats 22],
23.
[eiser 23],
te [woonplaats 23],
24.
[eiser 24],
te [woonplaats 24],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
gemachtigde: mr. T.J. Zuiderman,
tegen

1.UNIVÉ SERVICES B.V.,

te Assen, hierna te noemen Univé Services,
2.
COÖPERATIE UNIVÉ U.A.,
te Zwolle, hierna te noemen de Coöperatie,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Univé,
gemachtigde: mr. F.C.M. Schoonderwoerd.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 juni 2023 en de daarin genoemde processtukken;
- de aanvullende producties 15 en 16 van [eisers];
- de aanvullende producties 68 tot en met 76 van Univé;
- de mondelinge behandeling van 24 augustus 2023 en de op die zitting voorgedragen pleitnota’s en uitlating nadere producties.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Deze zaak gaat kort gezegd over de vraag of sprake is van een rechtsgeldige wijziging van een pensioenregeling. Die wijziging bestaat uit het vervangen van een middelloonregeling door een beschikbare premieregeling.
2.2.
De kantonrechter zal hierna tot het oordeel komen dat de pensioenregeling op grond van de geldende cao inderdaad rechtsgeldig is gewijzigd, zodat de vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen.

3.De feiten

3.1.
Univé Services maakt net als verzekeringsmaatschappij N.V. Univé Schade deel uit van de Univé Groep. De Coöperatie is het moederbedrijf van die Univé Groep
3.2.
[eisers] zijn allen werknemer van Univé Services, althans van de Coöperatie, met uitzondering van [eiser 19], [eiser 20] en [eiser 21], die respectievelijk op 1 juni 2022 en 31 oktober 2021 uit dienst zijn getreden.
3.3.
In 12 van de 24 arbeidsovereenkomsten van [eisers] is een eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen.
3.4.
Op de arbeidsovereenkomsten van [eisers] is de cao voor het Verzekeringsbedrijf van toepassing (hierna te noemen: de cao). Artikel 5 van die cao luidt, voor zover van belang, als volgt:
5.1.
Basispensioenregeling
De basispensioenregeling is de middelloonregeling, de CDC-regeling of de IDC-regeling.
5.1.1.
Middelloonregeling
De middelloonregeling vormt de basis van de pensioenafspraken in de cao. (…)
(…)
5.1.2.
CDC- of IDC-regeling
In afwijking op de middelloonregeling hebben werkgevers de mogelijkheid om te kiezen voor een collectieve beschikbare premieregeling (de CDC-regeling) of voor een individuele beschikbare premieregeling (de IDC-regeling). Voorwaarde is dat deze afwijking met instemming van de OR of van een andere formele vorm van medezeggenschap verkregen wordt.
(…)
5.2.3.
Communicatie
De werkgever zorgt bij de overgang naar een CDC-regeling voor zorgvuldige communicatie en houdt daartoe ook voorlichtingssessies voor alle werknemers.
5.3.
De IDC-regeling
Voor de inhoud van de individuele beschikbare premieregeling (…), zie bijlage 5.3.
(…)
3.5.
[eisers] nemen op grond van hun arbeidsovereenkomsten deel aan de bij Univé geldende pensioenregeling.
3.6.
Tot 1 januari 2021 betrof deze regeling een middelloonregeling die was ondergebracht bij de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (hierna te noemen: SBZ).
3.7.
In het betreffende Pensioenreglement (hierna te noemen: het Pensioenreglement) is in artikel 42 een wijzigingsbeding opgenomen waarvan lid 5 als volgt luidt:
De werkgever heeft het recht de pensioenovereenkomst zonder toestemming van de werknemer aan te passen als er sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid hiervoor zou moeten wijken. Van een zodanig zwaarwichtig belang kan onder andere sprake zijn als:
a. wettelijke regelingen ter zake van ouderdoms-, partner-, en/of wezenpensioen worden ingevoerd of gewijzigd;
b. wettelijke regelingen in brede zin op pensioengebied worden ingevoerd of gewijzigd;
c. de werkgever en/of werknemer op grond van de Wet Bpf 2000 gehouden worden tot naleving van de reglementen en statuten van enig verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds.
3.8.
Op 7 mei 2020 heeft een bespreking plaatsgehad tussen Univé en haar OR over de kosten van de bestaande pensioenregeling en over een eventuele wijziging van die regeling.
3.9.
Op aanraden en op kosten van Univé heeft de OR op enig moment actuaris de heer [naam] (hierna te noemen: [naam]) ingeschakeld om haar te begeleiden bij het pensioenvraagstuk.
3.10.
Op 9 november 2020 zijn de medewerkers van Univé via een intranetbericht geïnformeerd over een mogelijke wijziging van de pensioenregeling in een beschikbare premieregeling.
3.11.
Op 24 december 2020 heeft de voorzitter van de OR per brief en e-mail aan de voorzitter van de Raad van Bestuur van Univé en per e-mail aan de manager HR van Univé Services het volgende kenbaar gemaakt:
Met dit schrijven bevestigen wij dat op dinsdagavond 22 december 2020 de OR akkoord is gegaan met de wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2021. Dit houdt in dat Univé per die datum over gaat van de middelloonregeling naar de IDC regeling. Daarbij hebben we akkoord gegeven op een overgangsregeling voor 5 jaar. (…) De verdere invulling van de overgangsregeling is onder handen, daar wordt in de komende maanden in samenspraak met de OR inhoud aan gegeven.
3.12.
Diezelfde dag heeft de voorzitter van de Raad van Bestuur van Univé mede namens de OR de werknemers van Univé via een Intranetbericht geïnformeerd dat met de OR overeenstemming is bereikt over de wijziging van de middelloonregeling in een beschikbare premieregeling per 1 januari 2021 en over een overgangsregeling voor de duur van 5 jaar (hierna te noemen: de overgangsregeling).
3.13.
Univé heeft in verband met de wijziging van de pensioenregeling op 29 december 2020 een brief gestuurd aan haar werknemers. In deze brief is onder meer het volgende te lezen:
Begin november jl. hebben wij en de OR je via Intranet geïnformeerd over het lopende overleg tussen Univé en de OR over mogelijke wijziging van onze pensioenregeling per 1 januari a.s.
(…)
Zoals beloofd in het Intranetbericht van 24 december jl., informeren wij je hierbij verder over het bereikte resultaat (…)
(…)
Overgangsregeling
Bij de huidige pensioenregeling bedraagt de werknemersbijdrage op grond van de CAO 6% van je pensioengrondslag. Bij de beschikbare premieregeling bedraagt de werknemersbijdrage op grond van de CAO 3,5% van je pensioengrondslag.
Deze werknemersbijdrage, zoals die volgt uit de CAO, komt op grond van de overgangsregeling gedurende de overgangsperiode voor alle huidige werknemers te vervallen.
Bovendien komt er op grond van de overgangsregeling gedurende de overgangsperiode nog een aanvullende tegemoetkoming voor alle medewerkers. Dit wordt nog uitgewerkt.
Univé heeft tot deze overgangsregeling besloten om de medewerkers bij overstap op de beschikbare premieregeling, ook al is die conform de CAO, tegemoet te komen en de overstap soepel te laten verlopen. Bij de overgangsregeling gelden een aantal voorwaarden en wijzigingsmogelijkheden die worden opgenomen in het reglement.
Wijziging regeling
(…)
De vervanging door Univé per 1 januari a.s. van de middelloonregeling door de beschikbare premieregeling is gebaseerd op de in het pensioenreglement en/of de arbeidsovereenkomst opgenomen bevoegdheid van Univé om de pensioenregeling bij zwaarwichtig belang zonder instemming van de medewerkers te wijzigen en de hier en in de bijlage bij deze brief toegelichte omstandigheden. (…)
(…)
Pensioenuitvoerder 2021
Er is in het overleg met de OR nog niet definitief besloten of SBZ of een andere pensioenuitvoerder de beschikbare premieregeling vanaf 1 januari a.s. gaat uitvoeren. Het definitieve besluit kan pas na 1 januari a.s. genomen worden. (…)
(…)
Verdere informatie
In februari a.s. krijg je persoonlijke informatie over wat de nieuwe pensioenregeling voor jou betekent. Dan zal ook meer informatie beschikbaar zijn over de uitwerking van de overgangsregeling.
(…)
Diversen
De beschikbare premie over de periode vanaf 1 januari a.s. zal worden belegd nadat overeenstemming is bereikt met de pensioenuitvoerder en de regeling door de pensioenuitvoerder is ingeregeld. Belegging met terugwerkende kracht is niet mogelijk. Aan de in punt viii) bedoelde berekeningen, de wijze waarop de premiestaffel is berekend en deze brief kunnen geen rechten worden ontleend. Deze brief is algemeen gesteld en bevat slechts hoofdlijnen. (…)
3.14.
Bij brief van 31 maart 2021 heeft Univé haar werknemers een persoonlijk pensioenoverzicht toegestuurd waarin inzicht wordt gegeven in de (geschatte) effecten van de wijziging van de pensioenregeling. In die brief heeft zij ook gewezen op een pensioenboekje waarin de nieuwe pensioenregeling verder is toegelicht en heeft zij voor wat betreft de overgangsregeling onder meer het volgende geschreven:
De overgangsregeling kent twee componenten, waarvan de eerste reeds ingevuld is; Univé neemt gedurende de overgangsperiode de werknemersbijdrage van 3,5% van de pensioengrondslag voor haar rekening.
De invulling van de tweede component van de overgangsregeling is inmiddels in overleg met de OR afgerond. De tweede component is een extra tegemoetkoming en houdt kort gezegd in dat Univé gedurende de overgangsperiode een extra premie van 2,75% van je pensioengrondslag van 1 januari 2021 in je “pensioenpot” stort.
3.15.
Univé heeft in de loop van 2021 gekozen voor SBZ als uitvoerder van de beschikbare premieregeling.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vorderen samengevat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. voor recht te verklaren dat de middelloonregeling zoals deze tot 1 januari 2021 tussen partijen gold niet (rechtsgeldig) is gewijzigd en dat Univé deze regeling dient na te komen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair
II. Univé ex artikel 22 Rv te bevelen volledig inzicht in de berekeningsgrondslagen en
-systematiek van de persoonlijke pensioenoverzichten te verschaffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
en voorwaardelijk, namelijk indien [eisers] de per 1 januari 2021 door Univé gewenste beschikbare premieregeling tegen zich zouden moeten laten gelden:
III. voor recht te verklaren dat de overgangsregeling zal blijven gelden totdat het deelnemerschap van [eisers] aan de beschikbare premieregeling wordt beëindigd en dat de overgangsregeling tussentijds niet eenzijdig door Univé kan worden gewijzigd, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. voor recht te verklaren dat Univé hoofdelijk de door [eisers] per datum van dit vonnis geleden negatieve beleggingsresultaten in de beschikbare premieregeling dient te vergoeden, nader op te maken bij staat;
in alle gevallen
V. Univé te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[eisers] leggen aan deze vorderingen kort samengevat ten grondslag dat Univé niet had mogen overgaan tot wijziging van de middelloonregeling in een beschikbare premieregeling en dat die nieuwe pensioenregeling zeer ongunstig voor hen uitpakt.
4.3.
Univé concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers], althans tot afwijzing van hun vorderingen, met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke rente. Zij stelt zich kort samengevat op het standpunt dat de pensioenregeling rechtsgeldig is gewijzigd op grond van de cao, althans op grond van het eenzijdig wijzigingsbeding in het Pensioenreglement en/of in de arbeidsovereenkomsten van [eisers] Meer subsidiair betoogt Univé dat [eisers] op grond van goed werknemerschap en de redelijkheid en billijkheid aan de wijziging van de pensioenregeling zijn gebonden. Volgens Univé leidt de nieuwe pensioenregeling zeker gelet op de overgangsregeling namelijk tot een beter pensioenresultaat dan de middelloonregeling.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De positie van de Coöperatie
5.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of [eisers] allemaal in dienst zijn (geweest) van Univé Services of een deel van hen bij de Coöperatie. Aangezien dit, zoals hierna zal blijken, voor de beoordeling van de vorderingen van [eisers] niet van belang is, laat de kantonrechter deze kwestie in het midden.
Rechtsgeldige wijziging pensioenregeling?
5.2.
In deze zaak ligt ten eerste de vraag voor of sprake is van een rechtsgeldige wijziging van de pensioenregeling.
5.3.
[eisers] menen van niet. Hun meest prangende standpunt in dit kader is dat niet is voldaan aan de vereisten voor eenzijdige wijziging van de pensioenregeling jegens de individuele werknemers. Zij voeren daartoe aan dat Univé zich niet kan beroepen op het wijzigingsbeding in het Pensioenreglement, omdat de in dat beding genoemde wijzigingsomstandigheden niet aan de orde zijn. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat Univé zich toch op het beding in kwestie kan beroepen, stellen [eisers] zich op het standpunt dat Univé niet aan de maatstaven van de in dat beding voorgeschreven belangenafweging voldoet. Volgens [eisers] heeft Univé namelijk geen zwaarwichtig belang bij de wijziging van de pensioenregeling, terwijl zij door die wijziging aan substantiële risico’s worden – en reeds zijn – blootgesteld en die wijziging voor hen een slechter pensioenresultaat betekent. [eisers] menen dan ook dat het handelen van Univé de juridische toets van artikel 42 lid 5 Pensioenreglement en van artikel 7:613 BW en artikel 19 Pensioenwet niet kan doorstaan. Er moet dus worden teruggevallen op de hoofdregel dat de pensioenregeling alleen met wederzijdse instemming kan worden gewijzigd en van die instemming is geen sprake. Voor zover [eisers] geen eenzijdig wijzigingsbeding in hun arbeidsovereenkomst hebben/hadden staan, dient hoe dan ook die hoofdregel te worden toegepast en is er sowieso dus geen sprake van een rechtsgeldige wijziging, aldus steeds [eisers]
5.4.
De kantonrechter gaat niet in dit betoog mee. Zij is namelijk van oordeel dat Univé zich terecht op het standpunt stelt dat de pensioenregeling op grond van de cao rechtsgeldig is gewijzigd en overweegt daartoe het volgende.
5.5.
Vooropgesteld wordt dat de pensioenovereenkomsten tussen [eisers] en Univé niet, zoals [eisers] stellen, inhouden dat zij deelnemen aan een middelloonregeling, maar slechts dat zij deelnemen aan de bij Univé geldende pensioenregeling.
5.6.
Het uitgangspunt is dat een pensioenovereenkomst niet zonder instemming van de werknemer kan worden gewijzigd. Deze instemming is ook vereist bij collectieve pensioenregelingen, zoals de bij Univé tot 1 januari 2021 geldende pensioenregeling. Het is echter mogelijk dat voor de wijziging van een pensioenregeling niet de individuele instemming van een werknemer vereist is. Dat is onder meer het geval wanneer bij cao afspraken over de pensioenregeling zijn gemaakt.
5.7.
Deze situatie is in het onderhavige geval aan de orde. In artikel 5.1.2 van de cao is immers bepaald dat de werkgevers de mogelijkheid hebben om in afwijking van de middelloonregeling te kiezen voor een beschikbare premieregeling, op voorwaarde dat de OR met die keuze instemt. Met deze bepaling hebben de cao-partijen de bevoegdheid om ervoor te kiezen de middelloonregeling te wijzigen in een beschikbare premieregeling gedelegeerd aan de werkgever en de OR. Gelet op het in de arbeidsovereenkomsten van [eisers] opgenomen incorporatiebeding, waardoor de cao van toepassing is op die arbeidsovereenkomsten, hebben [eisers] bij voorbaat ingestemd met die gedelegeerde bevoegdheid/keuzemogelijkheid en de daarop gebaseerde wijziging van de pensioenregeling. Voor zover de OR met die wijziging heeft ingestemd, waarover hierna meer, zijn [eisers] dus op grond van de cao gebonden aan die wijziging en hoefde Univé hen niet afzonderlijk om instemming te vragen.
5.8.
[eisers] betwisten dat de OR met de wijziging van de pensioenregeling heeft ingestemd. Zij stellen zich in dit kader op het standpunt dat zij nimmer een schriftelijke instemmingsaanvraag van Univé hebben gezien en dat dus niet aan de formele vereisten voor instemming is voldaan. Volgens [eisers] blijkt ook nergens uit dat de OR (ook) heeft ingestemd met de keuze voor SBZ en met de overgangsregeling, terwijl die instemming op grond van artikel 27 WOR ook vereist was.
5.9.
Hoewel Univé uitsluitend uit een instemmingsaanvraag heeft geciteerd en de daadwerkelijke instemmingsaanvraag niet heeft overgelegd, is de kantonrechter van oordeel dat zij genoegzaam heeft aangetoond dat de OR wel degelijk (zonder voorbehoud) heeft ingestemd met de (hoofdlijnen van de) door Univé op 1 januari 2021 doorgevoerde wijzing van de pensioenregeling. Univé heeft namelijk een e-mail van 10 december 2020 overgelegd waarin vermeld staat dat op een OR-vergadering die ochtend 9 van de 12 OR-leden vóór de nieuwe pensioenregeling hebben gestemd. [eisers] stellen zich onder verwijzing naar een notitie van [naam] op het standpunt dat op 10 december 2020 nog helemaal geen sprake was van instemming van de OR, maar voor zover dit standpunt al kan worden gevolgd geldt dat die instemming naar het oordeel van de kantonrechter dan in ieder geval kan worden afgeleid uit de in r.o. 3.11 genoemde brief en e-mail. Daarin staat immers duidelijk vermeld dat de OR op 22 december 2020 met de wijzing van de pensioenregeling heeft ingestemd en dat de OR ook akkoord is gegaan met een overgangsregeling voor de duur van vijf jaar. Weliswaar was op dat moment de vorm en hoogte van de aanvullende tegemoetkoming – zijnde het 2e component van die overgangsregeling – nog niet duidelijk, maar Univé heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aangetoond dat de OR op een later moment ook met die 2e component heeft ingestemd. Die instemming kan namelijk worden afgeleid uit het door Univé als productie 35 overgelegde intranetbericht van 17 februari 2021, de in r.o. 3.14 genoemde brief van Univé en de als productie 39 door Univé overgelegde nieuwsbrief van de OR. De instemming van de OR voor wat betreft de keuze voor SBZ als pensioenuitvoerder volgt naar het oordeel van de kantonrechter eveneens voldoende uit de betreffende producties 35 en 39.
Wat betreft de stelling van [eisers] dat niet is voldaan aan de formele vereisten voor instemming geldt tot slot dat gesteld noch gebleken is dat de OR de nietigheid van het instemmingsbesluit tot wijziging van de pensioenregeling heeft ingeroepen. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat wel degelijk aan de formele vereisten voor instemming is voldaan en dat de OR dus overeenkomstig de cao en artikel 27 WOR met de wijziging van de pensioenregeling heeft ingestemd.
5.10.
Dit betekent dat voldaan is aan de voorwaarde die de cao stelt voor het wijzigen van de middelloonregeling in een beschikbare premieregeling. Gelet op de instemming van [eisers] middels de incorporatie van de cao in hun arbeidsovereenkomsten betreft die wijziging geen eenzijdige maar een tweezijdige wijziging, zodat daarvoor niet de norm van een voldoende zwaarwichtig belang geldt. De kantonrechter hoeft dus niet te toetsen of aan die norm is voldaan.
5.11.
[eisers] voeren ter onderbouwing van hun stelling dat geen sprake is van een rechtsgeldige wijziging van de pensioenregeling ook aan dat Univé niet heeft zorggedragen voor een zorgvuldige communicatie en dus artikel 5.3.2 van de cao niet heeft nageleefd. Volgens [eisers] zijn twee korte (niet inhoudelijke) intranetberichten en de in r.o. 3.13 genoemde brief van 29 december 2020 met daarin tal van voorbehouden en onzekerheden onvoldoende om de ingrijpende wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2021 op te kunnen baseren. Het feit dat pas op 31 maart 2021 en dus na invoering van de nieuwe regeling meer informatie beschikbaar kwam over de gevolgen daarvan maakt eveneens dat niet van zorgvuldige communicatie kan worden gesproken, aldus [eisers]
5.12.
De kantonrechter is van oordeel dat ten aanzien van de wijziging van de pensioenregeling wel degelijk sprake is geweest van een zorgvuldige communicatie als bedoeld in artikel 5.3.2 van de cao. In dit kader wordt vooropgesteld dat als onweersproken vast staat dat Univé vanaf het moment dat zij in het voorjaar van 2020 besefte dat er mogelijk een wijziging van de pensioenregeling aan zat te komen (intensief) met de OR in overleg is getreden en dat de werknemers van Univé vervolgens ook via die OR door middel van nieuwsbrieven over die mogelijke wijziging zijn geïnformeerd. Het overlegtraject met de OR is op 24 december 2020 tot een einde gekomen, waarna de werknemers diezelfde dag nog via intranet zijn geïnformeerd over de aanstaande wijziging van de pensioenregeling en tussen kerst en oud & nieuw een brief hebben ontvangen met meer informatie over die wijziging. Hoewel deze timing (zo rond de feestdagen) hoogst ongelukkig is, acht de kantonrechter de betreffende handelwijze van Univé verdedigbaar. De datum van 1 januari 2021 was namelijk aanstaande en Univé heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat zij zich per die datum bij handhaving van de middelloonregeling geconfronteerd zou zien met een forse kostenstijging als gevolg van het feit dat SBZ had besloten dat de pensioenpremies per 1 januari 2021 minimaal kostendekkend dienden te zijn.
5.13.
De kantonrechter acht de brief van 29 december 2020 ook wel degelijk voldoende om de wijziging van de pensioenregeling op te kunnen baseren. In die uitgebreide brief staat namelijk duidelijk omschreven wat de reden is van die wijziging, wat (op hoofdlijnen) de inhoud is van de nieuwe pensioenregeling inclusief de overgangsregeling en wat deze (globaal) voor financiële gevolgen zal hebben voor de werknemers. De brief bevat daarnaast een verwijzing naar bijlage 5.3 van de cao waarin een nadere beschrijving van de nieuwe pensioenregeling te vinden is. Als onweersproken staat bovendien vast dat Univé haar werknemers in de loop van 2021 niet alleen door middel van het verstrekken van persoonlijke pensioenoverzichten maar ook door het verzorgen van webinars en een bijeenkomst en via gesprekken met pensioendeskundigen en een Q&A aanvullende informatie heeft verschaft over de (gevolgen van de) wijziging van de pensioenregeling. Weliswaar was de wijziging van de pensioenregeling op dat moment reeds een feit, maar Univé wijst er terecht op dat dit niet maakt dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, aangezien onderscheid moet worden gemaakt tussen het wijzigen van een pensioenregeling en de uitvoering daarvan. Al met al zijn de werknemers van Univé naar het oordeel van de kantonrechter dus voldoende geïnformeerd over de wijziging van de pensioenregeling en kan niet volgehouden worden dat Univé niet heeft zorggedragen voor een zorgvuldige communicatie op dit punt. Van strijd met de uit goed werkgeverschap voortvloeiende zorgplicht, zoals [eisers] ook nog hebben betoogd, is gelet op het voorgaande evenmin sprake.
5.14.
De conclusie uit het voorgaande is dat de bij Univé geldende middelloonregeling per 1 januari 2021 rechtsgeldig is gewijzigd in een beschikbare premieregeling. De primaire vordering van [eisers] zal dus worden afgewezen. Het feit dat in de brief van Univé van 29 december 2020 vermeld staat dat de wijziging van de pensioenregeling is gebaseerd op het eenzijdige wijzigingsbeding uit het Pensioenreglement en de arbeidsovereenkomsten van (een deel van) de werknemers, kan wat dit betreft niet tot een ander oordeel leiden, nu dit feit niet aan de rechtsgeldigheid van de wijziging in kwestie afdoet.
De subsidiaire vorderingen
5.15.
Hiermee wordt toegekomen aan de subsidiaire vorderingen van [eisers] vorderen een verklaring voor recht dat de overgangsregeling zal blijven gelden tot hun deelnemerschap aan de beschikbare premieregeling wordt beëindigd en dat die overgangsregeling tussentijds niet eenzijdig door Univé kan worden gewijzigd. Zij leggen aan die vordering ten grondslag dat zij voor de wijziging van de pensioenregeling adequaat moeten worden gecompenseerd en dat een dergelijke compensatie minimaal vereist dat de overgangsregeling niet in tijd wordt beperkt en niet – voor zover dit op grond van de overgangsregeling al mogelijk is – eenzijdig te wijzigen is. Volgens [eisers] heeft Univé gelet op de door de Hoge Raad in het Fairplay-arrest (HR 29 november 2019, ECLI:NL:HR 2019:1870) voorgeschreven relatieve toets zonder een adequate compensatie namelijk geen zodanig zwaarwichtig belang bij de wijziging dat hun belangen daarvoor moeten wijken.
5.16.
De kantonrechter is van oordeel dat deze vordering niet kan worden toegewezen. De overgangsregeling maakt immers deel uit van de door Univé doorgevoerde wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2021 en hiervoor is reeds geoordeeld dat die wijziging rechtsgeldig op grond van de cao heeft plaatsgehad én dat de (relatieve) toets van het zwaarwichtig belang – die uit het Fairplay-arrest voortvloeit – daarom niet hoeft plaats te vinden. Overigens heeft Univé met het overleggen van het ‘Staffelbesluit pensioenen’ voldoende onderbouwd dat de maximale duur van vijf jaar voor de overgangsregeling noodzakelijk is voor de toepasselijkheid van de fiscale omkeerregeling. Hier komt nog bij dat op grond van de inmiddels ook door de Eerste Kamer aangenomen Wet Toekomst Pensioenen een middelloonregeling niet meer is toegestaan en de sociale partners SBZ uiterlijk op 1 januari 2025 een conform die wet gewijzigde pensioenregeling dienen toe te sturen. Ook om die reden kan een onbeperkte voortzetting van de overgangsregeling dus niet aan de orde zijn.
5.17.
[eisers] vorderen tevens een verklaring voor recht dat Univé de door hen per de datum van dit vonnis geleden negatieve beleggingsresultaten in de beschikbare premieregeling dienen te vergoeden, nader op te maken bij staat. De kantonrechter is van oordeel dat deze vordering evenmin toewijsbaar is. De beschikbare premieregeling betreft namelijk, anders dan een middelloonregeling, geen uitkeringsovereenkomst maar een premieovereenkomst. Dit betekent dat niet een bepaalde pensioenuitkering is toegezegd, maar uitsluitend een maandelijkse premie. [eisers] kunnen daarom jegens Univé geen aanspraak maken op misgelopen beleggingsrendementen.
5.18.
[eisers] vorderen tot slot op grond van artikel 22 Rv ook volledig inzicht in de berekeningsgrondslagen en de berekeningssystematiek van de aan hen verstrekte persoonlijke pensioenoverzichten, zodat zij kunnen laten verifiëren of de berekeningswijze en totstandkoming van de door Univé geschatte uitkomsten in de beschikbare premieregeling kloppen. Voor zover artikel 22 Rv al een grondslag biedt voor deze vordering en [eisers] daarbij nog enig belang hebben, hetgeen Univé betwist, kan ook deze vordering naar het oordeel van de kantonrechter niet worden toegewezen. Univé heeft namelijk bij conclusie van antwoord gemotiveerd toegelicht dat en waarom [eisers] reeds over alle informatie omtrent de berekeningsgrondslagen en -systematiek beschikken en [eisers] hebben vervolgens niet duidelijk gemaakt welke informatie nog ontbreekt. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [eisers] inderdaad reeds over alle vereiste informatie beschikken. Alle subsidiaire vorderingen zullen dus worden afgewezen.
Proceskosten
5.19.
Omdat [eisers] ongelijk krijgen, zullen zij in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Univé vastgesteld op een bedrag van € 1.588,00 aan salaris gemachtigde (2,00 punten x € 794,00) en een bedrag van € 132,00 aan nakosten. Dit is in totaal € 1.720,00.
5.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af;
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Univé tot dit vonnis vastgesteld op € 1.720,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan deze veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
veroordeelt [eisers] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.