ECLI:NL:RBOVE:2023:4611

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
10463851 \ CV EXPL 23-1554
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande zorgpremies door zorgverzekeraar Menzis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. Menzis vorderde betaling van een bedrag van € 545,30, bestaande uit een betalingsachterstand van € 457,19, rente van € 5,13 en buitengerechtelijke kosten van € 82,98. De gedaagde had een zorgverzekering bij Menzis en was verplicht om zijn premie maandelijks vooruit te betalen, maar had dit voor de maanden november 2022, december 2022 en januari 2023 niet op tijd gedaan.

De gedaagde erkende de betalingsachterstand, maar betwistte de hoogte ervan. Hij voerde aan dat hij enkele betalingen had gedaan, maar Menzis stelde dat deze betalingen niet in mindering mochten worden gebracht op de vordering omdat de gedaagde niet het juiste betalingskenmerk had vermeld. De kantonrechter oordeelde dat Menzis de betalingen had moeten toerekenen aan de onbetaald gebleven facturen, ondanks het ontbreken van het betalingskenmerk. De rechter besloot dat de deelbetalingen van de gedaagde in mindering moesten worden gebracht op de vordering van Menzis.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de gedaagde nog een bedrag van € 121,99 aan Menzis moest betalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 3 april 2023. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10463851 \ CV EXPL 23-1554
Vonnis van 7 november 2023
in de zaak van
MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
te Wageningen,
eisende partij,
hierna te noemen: Menzis,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek,
- de akte uitlating van Menzis, tevens vermindering van eis,
- de akte uitlating van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering afgesloten bij Menzis.
2.2.
[gedaagde] is op grond van de overeenkomst verplicht om zijn premie maandelijks vooruit te betalen. [gedaagde] heeft zijn premie over november 2022, december 2022 en januari 2023 niet (op tijd) betaald.

3.Het geschil

3.1.
Menzis vordert, na vermindering van eis, betaling van € 545,30, met rente en kosten. Dit bedrag bestaat uit € 457,19 aan betalingsachterstand, € 5,13 rente daarover en
€ 82,98 aan buitengerechtelijke kosten. Hierop moet de deelbetaling van € 149,15 in mindering worden gebracht.
3.2.
Menzis legt aan haar vordering ten grondslag dat partijen een overeenkomst zijn aangegaan en dat [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen.
3.3.
[gedaagde] erkent dat hij een betalingsachterstand bij Menzis heeft, maar betwist de hoogte daarvan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] een betalingsachterstand bij Menzis heeft laten ontstaan. De vraag is welk bedrag er op dit moment nog openstaat.
4.2.
Menzis heeft bij dagvaarding van 3 april 2023 gesteld dat de betalingsachterstand
€ 457,19 bedraagt en heeft dat bedrag als volgt gespecificeerd:
Factuurnummer Datum Bedrag Omschrijving
[nummer 1] 01-01-2023 € 20,92 Aanvullend pakket Premie
01-01-2023 – 31-01-2023
[nummer 2] 01-01-2023 € 141,25 Basispakket Premie
01-01-2023 – 31-01-2023
[nummer 3] 01-11-2022 € 20,92 Aanvullend pakket Premie
01-11-2022 – 30-11-2022
[nummer 4] 01-11-2022 € 126,59 Basispakket Premie
01-11-2022 – 30-11-2022
[nummer 5] 01-12-2022 € 20,98 Aanvullend pakket Premie
01-12-2022 – 31-12-2022
[nummer 6] 01-12-2022 € 126,59 Basispakket Premie
01-12-2022 – 31-12-2022
4.3.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord aangevoerd dat hij de onderste drie facturen uit het schema van Menzis heeft betaald. Hij heeft daartoe drie betalingsbewijzen ingebracht, waaruit onder meer volgt dat (i) de betalingen op 3 april 2023 hebben plaatsgevonden en (ii) de factuurnummers bij de omschrijving zijn ingevuld. [gedaagde] heeft verzocht deze betalingen op de hoofdsom in mindering te brengen. Menzis heeft bij repliek bevestigd dat zij de betalingen heeft ontvangen, maar stelt zich op het standpunt dat deze niet in mindering gebracht mogen worden op de vordering. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [gedaagde] niet het factuurnummer, maar het betalingskenmerk in de omschrijving had moeten zetten. Op grond van artikel 12 lid 1 van de algemene voorwaarden van Menzis, mag Menzis in het geval van een betaling zonder vermelding van haar betalingskenmerk bepalen waarop de betaling wordt afgeboekt. In dit geval heeft Menzis de betalingen afgeboekt op de premiebetaling van februari 2023 en maart 2023.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat Menzis op grond van het bepaalde in artikel 6:43 lid 1 BW de betalingen van [gedaagde] had moeten toerekenen aan de onbetaald gebleven facturen. Het enkele feit dat [gedaagde] bij zijn betaling het 16-cijferige betalingskenmerk van Menzis niet heeft genoemd, laat onverlet dat het voor Menzis, gelet op de vermelding van het factuurnummer, duidelijk had moeten zijn dat de betaling betrekking had op de onderhavige vordering. Voorgaande brengt mee dat de kantonrechter de deelbetalingen van Menzis in mindering zal brengen op de vordering van Menzis. Wel is het zo dat de betalingen van [gedaagde] op dezelfde dag zijn gedaan als dat Menzis haar dagvaarding heeft uitgebracht. Menzis had dus geen rekening met de deelbetalingen kunnen houden. Om die reden zal de kantonrechter de hoogte van de rente en de buitengerechtelijke incassokosten niet matigen op grond van de deelbetaling.
4.5.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de bovenste drie facturen uit het schema van Menzis niet betwist. Daardoor is komen vast te staan dat [gedaagde] die bedragen (€ 20,92 +
€ 141,25 + € 20,92 = € 183,09) aan Menzis moet betalen. In dit verband is van belang dat partijen een betalingsregeling hebben getroffen, die inhoudt dat [gedaagde] maandelijks
€ 200,00 aan Menzis betaalt. [gedaagde] heeft bij dupliek een bankafschrift ingebracht, waaruit volgt dat er op 31 juli 2023 een bedrag van € 200,00 aan Menzis is betaald. Daarop heeft Menzis haar eis verminderd met € 149,15 (het resterende bedrag is op een ander dossier in mindering gebracht). Vervolgens heeft [gedaagde] nogmaals bankafschriften ingebracht, waaruit volgt dat er op 4 september 2023 en 25 september 2023 overeenkomstig de betalingsregeling € 200,00 is overgemaakt naar Menzis.
4.6.
De kantonrechter zal enkel rekening houden met de deelbetaling van 31 juli 2023.
Dat [gedaagde], zoals kan worden afgeleid uit de door hem als productie overgelegde bankafschriften, op 4 september 2023 en 25 september 2023 telkens een deelbetaling van
€ 200,00 heeft verricht, is voor de beoordeling van dit geschil niet relevant, omdat Menzis niet meer op die productie heeft kunnen reageren.
4.7.
De conclusie van de kantonrechter is dat [gedaagde] € 126,59 + € 20,98 + € 126,59 +
€ 149,15 = € 423,31 heeft ingelost op de vordering van Menzis. Op grond van artikel 6:44 BW strekken deze betalingen in de eerste plaats in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en de lopende rente.
4.8.
Onder kosten vallen de buitengerechtelijke incassokosten, waarvan Menzis vergoeding vordert. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Menzis heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag van € 82,98 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.9.
De door Menzis gevorderde rente tot de datum dagvaarding (3 april 2023) ter hoogte van € 5,13 is niet betwist en zal worden toegewezen. Wel zal de kantonrechter bepalen dat de rente over de hoofdsom vanaf 3 april 2023 zal worden toegewezen, in plaats van de gevorderde datum 30 maart 2023, omdat anders rente op rente wordt vergoed.
4.10.
De kantonrechter komt op grond van voorgaande overwegingen tot de volgende berekening:
- deelbetalingen [gedaagde]
423,31
- buitengerechtelijke incassokosten
- 82,98
- rente t/m datum dagvaarding
- 5,13
- betalingsachterstand
- 457,19
Nog te betalen aan Menzis
121,99
4.11.
Omdat beide partijen over en weer (on)gelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Menzis te betalen een bedrag van € 121,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van
3 april 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023. (ED)