ECLI:NL:RBOVE:2023:4612

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
10645856 \ CV EXPL 23-3080
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onterecht betaalde factuur in het kader van franchiseovereenkomst

In deze zaak heeft eiser, [eiser] B.V., een factuur van [gedaagde] B.V. betaald, maar deze factuur bleek onterecht te zijn verstuurd. De factuur, ter hoogte van € 6.655,00, was verzonden in het kader van een franchiseovereenkomst die op 24 januari 2023 was gesloten. Eiser vordert terugbetaling van het bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat eiser de verkeerde B.V. heeft gedagvaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde het bedrag van € 6.655,00 heeft ontvangen en dat eiser zonder rechtsgrond heeft betaald. Op basis van artikel 6:203 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek heeft eiser recht op teruggave van het bedrag. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.415,44. Het vonnis is uitgesproken op 7 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10645856 \ CV EXPL 23-3080
Vonnis van 7 november 2023
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: J. Alkema,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
vertegenwoordigd door P. Souman, bestuurder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Korte samenvatting van de zaak

[eiser] heeft een factuur betaald van [gedaagde], maar deze factuur heeft [gedaagde] onterecht verstuurd. Daarom moet [gedaagde] dit bedrag terugbetalen.

3.De feiten

3.1.
Op 24 januari 2023 hebben [eiser] en [gedaagde] B.V. een franchiseovereenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst).
3.2.
[gedaagde] heeft op 30 november 2022 een factuur verstuurd aan [eiser] ter hoogte van € 6.655,00 met als omschrijving:
“Entreefee Franchise [gedaagde] [eiser] BV Locatie: [plaats] onder voorwaarden van getekende overeenkomst”.
3.3.
Dit bedrag is door [eiser] overgemaakt op het rekeningnummer [rekeningnummer], zoals op voornoemde factuur vermeld.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 7.503,05, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 6.655,00, en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [eiser] legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] het gefactureerde bedrag moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], omdat [eiser] de verkeerde B.V. heeft gedagvaard.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde] heeft niet betwist dat zij het bedrag van € 6.655,00 heeft ontvangen van [eiser].
5.2.
[gedaagde] heeft een factuur verzonden onder uitdrukkelijke verwijzing naar de overeenkomst en de aan [gedaagde] B.V. verschuldigde “entry fee” heeft geïnd, terwijl zij deze overeenkomst niet zelf heeft gesloten en daarom geen aanspraak kon maken op dit bedrag. [eiser] stelt dat zij de geldsom daarom zonder rechtsgrond aan [gedaagde] heeft betaald. Dat is door [gedaagde] in dupliek niet weersproken, zodat dit vast komt te staan.
5.3.
Op grond van artikel 6:203 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek heeft [eiser] daarom recht op teruggave van een gelijk bedrag. De vordering zal daarom worden toegewezen.
5.4.
De gevorderde wettelijke handelsrente zal, als onweersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
5.5.
[eiser] B.V. vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald. Daarom wordt € 707,75 toegewezen.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- wettelijke handelsrente tot 24 juli 2023

6.655,00
140,30
- buitengerechtelijke incassokosten
707,75
+
totaal
7.503,05
5.7.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
- nakosten
132,00
Totaal
1.415,44‬

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 7.503,05, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 6.655,00, met ingang van 24 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] B.V. tot dit vonnis vastgesteld op € 1.415,44,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.