Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de brief van 24 augustus 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties van [eiser] ,
2.Inleiding
3.De feiten
[naam 2] (verder: [naam 2] ).
januari 2019 als gevolg van een auto-ongeluk ernstig letsel opgelopen.
4.Het geschil
5.De beoordeling
[eiser] rust. [eiser] beroept zich immers op de rechtsgevolgen van die stelling.
€ 10.000,00 op 2 maart 2021 door Stichting Beheer Derdengelden, € 2.500,00 op
15 januari 2022 door [naam 2] , € 5.000,00 op 12 augustus 2022 door [gedaagde] B.V.
[eiser] voor werkzaamheden in 2020 of daarna, waarop de vordering gebaseerd is. [eiser] heeft echter zelf uiteengezet dat hij de overzichten van betaalde en van onbetaalde uren (productie 11 van [eiser] ) gemaakt heeft aan de hand van (een) jaarkalender(s) waarop hij zijn uren noteerde en dat hij bij betalingen door [gedaagde] uren afvinkte, te beginnen bij de “oudste” openstaande uren. Van die betalingen maakten ook de betalingen per bank van 2 maart 2021, 15 januari 2022 en 12 augustus 2022 deel uit. Dat alles heeft [gedaagde] niet betwist. De gevolgtrekking van de rechtbank is dat de door [gedaagde] genoemde bedragen die samenhangen met de door haar genoemde opnames en met de door haar genoemd overboekingen van 2 maart 2021, 15 januari 2022 en 12 augustus 2022 niet in aftrek gebracht kunnen worden van een aan [eiser] te betalen bedrag.
€ 2.500,00. Voormelde deelbetaling heeft betrekking op de openstaande uren zoals in rekening gebracht bij factuur van 6 januari 2023. [eiser] heeft dat bedrag immers bij het bepalen van de hoogte van zijn vordering in mindering gebracht op het factuurbedrag van € 137.520,00.
2021 - 3.634,5 uren x € 10,00 = € 36.345,00
[eiser] . De rechtbank zal [gedaagde] veroordelen om rente over dat bedrag te betalen vanaf 4 februari 2023.
173,00 + (plus evt. verhoging, zie beslissing)