ECLI:NL:RBOVE:2023:4673

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
10528208 \ CV EXPL 23-1923
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en incassokosten

In deze zaak vorderde eiser betaling van een huurachterstand van gedaagde, die een huurovereenkomst had voor een opslagruimte. De huurovereenkomst was aangegaan op 1 januari 2017 en beëindigd op 28 februari 2019. Gedaagde had een huurachterstand laten ontstaan van € 4.000,00 per 1 maart 2021, waarvan hij op 8 juni 2021 € 500,00 had betaald. Eiser vorderde in totaal € 4.074,75, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. Gedaagde erkende de huurachterstand, maar stelde dat hij deze contant had terugbetaald, wat hij niet kon onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde zijn verweer onvoldoende had onderbouwd en dat de vordering van eiser toewijsbaar was. Eiser had ook recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter veroordeelde gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, de proceskosten en de nakosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10528208 \ CV EXPL 23-1923
Vonnis van 14 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: P. de Ruijter,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijf],
wonende en kantoorhoudende te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 juli 2023,
- de schriftelijke reactie van [gedaagde],
- de mondelinge behandeling op 6 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
Aan de orde is of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van de door [eiser] gestelde huurachterstand, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd, zodat dit wordt gepasseerd. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met rente en kosten.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] en [eiser] zijn mondeling een huurovereenkomst aangegaan ter zake de huur van een opslagruimte vanaf 1 januari 2017 tegen een huurprijs van € 250,00 per maand. De huurovereenkomst is per 28 februari 2019 beëindigd.
3.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan in de verschuldigde huurpenningen, welke per 1 maart 2021 € 4.000,00 bedroeg.
3.3.
[gedaagde] heeft op 8 juni 2021 € 500,00 voldaan per bankoverschrijving.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.074,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2022, althans de wettelijke (handels)rente vanaf datum dagvaarding, over € 3.500,00 tot aan de dag van volledige betaling. Verder vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en (voorwaardelijk) in de nakosten,
4.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft de huurpenningen over de periode januari 2018 tot en met 28 februari 2019 onbetaald gelaten. Omdat van [gedaagde] geen betaling viel te verkrijgen van het openstaande bedrag, zag [eiser] zich genoodzaakt zijn vordering ter incasso uit handen te geven. De kosten daarvoor bedragen € 574,75 (inclusief btw) en komen voor rekening van [gedaagde].
4.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering van [eiser]. [gedaagde] erkent dat er een betalingsachterstand heeft bestaan. Hij wilde deze terugbetalen en heeft hierover afspraken gemaakt met [eiser] en die is hij nagekomen. [gedaagde] stelt dan ook verbaasd te zijn geweest toen hij op 30 december 2021 bericht van [eiser] kreeg dat hij een huurachterstand van € 3.500,00 had. [gedaagde] “wilde geen gedoe” en heeft daarom
€ 3.000,00 van zijn moeder geleend en de huurachterstand contant voldaan. [eiser] zou de contante betaling van de huurachterstand via WhatsApp bevestigen, maar heeft dit nooit gedaan.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Vooropgesteld wordt dat het verweer van [gedaagde] dat hij de huurachterstand contant heeft terugbetaald, kwalificeert als bevrijdend verweer. Dit betekent dat op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn stelling dat hij de achterstand heeft terugbetaald, dient te onderbouwen en dat bij voldoende betwisting de bewijslast daarvan op [gedaagde] rust.
5.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. Dat [gedaagde] geld van zijn moeder heeft geleend en de huurachterstand contant heeft voldaan, is door hem op geen enkele wijze onderbouwd. Dit had wel op zijn weg gelegen, bijvoorbeeld door het overleggen van een verklaring van zijn moeder dan wel bankafschriften waaruit volgt dat zijn moeder omstreeks eind december 2021 een bedrag van € 3.000,00 van haar bankrekening heeft opgenomen. Ook blijkt uit niets dat [gedaagde] [eiser] via WhatsApp of anderszins heeft bericht over het ontbreken van de bevestiging dat de huurachterstand, zoals hij stelt, contant was voldaan. Dat had toch voor de hand gelegen. Evenmin is de kantonrechter gebleken van overige betalingen door [gedaagde], anders dan de betaling via bankoverschrijving op 8 juni 2021.
5.3.
Verder is [gedaagde] tegenstrijdig in zijn stellingen, meer specifiek over welk bedrag contant zou zijn terugbetaald en ook aan wie. Zo voert [gedaagde] in zijn conclusie van antwoord aan dat hij eind december 2021 een bedrag van € 3.000,00 contant aan [eiser] heeft voldaan, terwijl hij in zijn schriftelijke reactie en ter zitting het standpunt heeft ingenomen dat hij een bedrag van € 3.500,00 contant en aan de broer van [eiser] heeft voldaan.
5.4.
De conclusie van het voorgaande is dat [gedaagde] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, zodat aan bewijslevering ter zake niet wordt toegekomen. Het verweer van [gedaagde] wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd door de kantonrechter gepasseerd. Daarmee ligt de vordering van [eiser] ter zake de huurachterstand en de wettelijke rente daarover voor toewijzing gereed.
5.5.
[eiser] maakt verder aanspraak op een bedrag van € 574,75 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] met zijn brieven van 7 november 2022 en 11 november 2022 voldoende heeft aangetoond dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt de kantonrechter niet onredelijk voor en is daarmee toewijsbaar.
5.6.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- dagvaarding € 136,28
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde €
528,00(2 punten x tarief van € 264,00)
totaal € 908,28
5.7.
De nakosten zullen, als gevorderd, voorwaardelijk worden toegewezen. Daarbij acht de kantonrechter een termijn van veertien dagen redelijk.

6.De beoordeling

6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.074,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.500,00 vanaf 5 november 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op
€ 908,28;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00, indien en voor zover [gedaagde] niet binnen een termijn van veertien dagen na betekening aan dit vonnis heeft voldaan;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af hetgeen anders of meer is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023. (TD)