ECLI:NL:RBOVE:2023:469

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
10105789 \ CV EXPL 22-3379
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor verrichte werkzaamheden in een handelsrelatie

In deze zaak vordert de naamloze vennootschap [X] N.V. betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 5.139,50, alsook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Z] B.V. De partijen hebben in 2019 een overeenkomst gesloten waarbij [X] N.V. werkzaamheden heeft verricht. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd en betwist dat de werkzaamheden die zijn verricht niet zijn afgesproken en dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet nietig is en dat de vorderingen van [eiseres] toewijsbaar zijn. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij onvoldoende onderbouwd heeft dat er niet-afgesproken werkzaamheden zijn verricht en dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de hoofdsom van € 5.139,50 toe, evenals de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden eveneens aan de gedaagde partij opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 2 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10105789 \ CV EXPL 22-3379
PROCES-VERBAALvan mondeling vonnis van 2 februari 2023 in de zaak van:
de naamloze vennootschap
[X] N.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.F. Schulte,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Z] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in de persoon van mr. M. de Jong.
Tegenwoordig:
  • mr. M.A.M. Essed, kantonrechter;
  • mr. S. Bongers, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschenen:
  • [eiseres] , vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Damhuis en bijgestaan door mr. J.F. Schulte;
  • [gedaagde] , vertegenwoordigd door mr. M. de Jong.
De kantonrechter stelt vast dat beide partijen zijn verschenen. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden, waarbij partijen hun standpunten nader hebben toegelicht.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter ter zitting mondeling vonnis gewezen.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[eiseres] vordert in deze zaak betaling van facturen. Partijen hebben in 2019 contact gehad en een overeenkomst gesloten. Er zijn door [eiseres] werkzaamheden verricht en er zijn facturen gestuurd, die onbetaald zijn gelaten.
In dat kader vordert [eiseres] een bedrag van € 5.139,50, buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten, waaronder een opslag wegens werkelijk gemaakte kosten, en de nakosten.
1.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
1.3.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden toegewezen. Die beslissing zal als volgt worden toegelicht.
1.4.
De dagvaarding is niet nietig, zoals [gedaagde] heeft betoogd. De dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. De eis en de gronden staan erin en de dagvaarding is voorzien van bewijsmiddelen door middel van producties. Ook staat er een bewijsaanbod in. Daarom wordt dit formele verweer door de kantonrechter gepasseerd.
1.5.
[eiseres] heeft gesteld dat er een overeenkomst bestaat op basis waarvan [eiseres] werkzaamheden heeft verricht en op basis waarvan op [gedaagde] een betalingsverplichting rust. Die werkzaamheden zijn volgens [eiseres] ook verricht, dus [gedaagde] moet zijn betalingsverplichting nakomen.
1.6.
Dat er een overeenkomst is gesloten wordt door [gedaagde] niet betwist. Evenmin heeft [gedaagde] betwist dat er werkzaamheden zijn verricht. Het verweer van [gedaagde] ziet op het punt dat er niet-afgesproken zijn verricht. Volgens [gedaagde] is [eiseres] ingeschakeld om een boekenonderzoek door de Belastingdienst te begeleiden, maar [eiseres] heeft volgens [gedaagde] vooral administratief werk, zoals boekingen, verricht.
1.7.
Die betwisting is onvoldoende. [eiseres] heeft duidelijk uitgelegd waarom het verrichten van mutaties nodig was. Daarnaast is het gegeven dát die boekingen en mutaties verricht zouden worden, met [gedaagde] besproken en heeft [gedaagde] daarop zijn akkoord gegeven. Dat blijkt uit productie 9 bij de dagvaarding, waarin een e-mailwisseling is gevoegd, waarin is aangegeven: “
Wij zullen de administratie, jaarrekening en aangifte inkomstenbelasting 2016 tot en met 2018 opnieuw voor jou boeken”. Dat was volgens [eiseres] en volgens een van voornoemde e-mails, in navolging van gesprekken daarover. Uit de reactie van [gedaagde] blijkt dat daarop een akkoord is gegeven. Dat [eiseres] werkzaamheden heeft verricht die niet zijn afgesproken, is dus onvoldoende betwist.
1.8.
Voor zover [gedaagde] heeft gesteld dat [eiseres] hierover niet voldoende heeft gecommuniceerd, is dat ook onvoldoende onderbouwd. Uit de (eerder genoemde) e-mail blijkt dat dit onderwerp van gesprek is geweest en de inhoud en de strekking daarvan heeft [gedaagde] niet weersproken.
1.9.
[eiseres] heeft op basis van de overeenkomst werkzaamheden verricht, dus zij maakt terecht aanspraak op betaling van de werkzaamheden door [gedaagde] .
1.10.
De stelling van [gedaagde] dat de werkzaamheden die zijn overeengekomen, niet goed zijn verricht, en dat [gedaagde] daarom niet daarvoor hoeft te betalen, gaat niet op. Ten eerste op basis van artikel 8.1 van de algemene voorwaarden van [eiseres] , die [eiseres] zo heeft uitgelegd dat facturen moeten worden voldaan en dat een beroep op opschorting en verrekening niet mogelijk is. [gedaagde] heeft daar wel op gereageerd, maar onvoldoende onderbouwd op grond van welke feiten en omstandigheden van een andere uitleg van dat artikel moet worden uitgegaan.
Ook inhoudelijk gaat de stelling van [gedaagde] niet op, omdat [gedaagde] onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat [eiseres] verkeerd zou hebben gedaan, anders dan het verwerken van boekingen terwijl [gedaagde] verwachtte dat [eiseres] [gedaagde] begeleiding zou geven. Maar zoals zojuist al is geoordeeld, viel het doen van de boekingen onder het bereik van de opdracht en [gedaagde] heeft niet gesteld dat er bij die werkzaamheden fouten zijn gemaakt.
1.11.
Dat de factuurbedragen niet correct zijn, heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd.
1.12.
De conclusie is dat de vordering tot betaling van de hoofdsom van € 5.139,50 wordt toegewezen.
1.13.
De gevorderde wettelijke handelsrente over € 5.139,50 is toewijsbaar. Er is sprake van een handelsrelatie tussen partijen, dus de wettelijke handelsrente is van toepassing. De wettelijke handelsrente wordt toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen tot de dag van volledige betaling.
1.14.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen. [eiseres] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Er zijn in ieder geval drie aanmaningen en een e-mail verstuurd. Het gevorderde bedrag van € 631,98 voldoet aan het geldende tarief en zal worden toegewezen.
1.15.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten aan de zijde van [eiseres] betalen. Deze worden tot op heden begroot op:
kosten voor de dagvaarding € 108,02
griffierecht € 514,00
salaris gemachtigde
€ 660,00(2 punten x tarief € 330,00)
totaal € 1.282,02
[eiseres] vordert een opslag in de proceskosten voor de werkelijk gemaakte kosten. Deze zullen worden afgewezen, alleen al omdat [eiseres] de omvang van deze kosten niet heeft onderbouwd.
1.16.
De nakosten worden begroot op € 132,00.

2.De beslissing

de kantonrechter:
2.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een bedrag van € 5.139,50 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van de facturen tot de dag van volledige betaling;
2.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een bedrag van € 631,98 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
2.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.282,02;
2.4.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 132,00;
2.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.6.
wijst hetgeen meer of anders is gevorderd af.
Dit mondelinge vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed, kantonrechter, en tijdens de
zitting op 2 februari 2023 in het bijzijn van de griffier in het openbaar uitgesproken.
Waarvan proces verbaal,
de kantonrechter