ECLI:NL:RBOVE:2023:4706

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
10749573 \ CV EXPL 23-4000
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitsluitend gebruik van de gezamenlijke huurwoning in kort geding

In deze procedure vorderen zowel partij A als partij B het uitsluitend gebruik van de woning waarvan zij gezamenlijk huurder zijn. De kantonrechter heeft op 20 november 2023 in kort geding uitspraak gedaan. Partij A, vertegenwoordigd door mr. E. Baldan, en partij B, vertegenwoordigd door mr. M. van Haaf-Noot, hebben beiden hun belangen uiteengezet. Partij A heeft aangevoerd dat zij de zorg voor de kinderen heeft en momenteel geen alternatieve woonruimte heeft. Partij B heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij ook zorg heeft voor de kinderen en dat het in het belang van zijn zoon is dat hij in de woning blijft wonen. Na een belangenafweging heeft de kantonrechter geoordeeld dat de belangen van partij A zwaarder wegen. Partij B is bevolen de woning te verlaten en te ontruimen, met een termijn van twee maanden voor de ontruiming. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10749573 \ CV EXPL 23-4000
Vonnis in kort geding van 20 november 2023
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [partij A] ,
gemachtigde: mr. E. Baldan,
tegen
[partij B],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie, verzoeker in reconventie
hierna te noemen: [partij B] ,
gemachtigde: mr. M. van Haaf-Noot.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 oktober 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties,
- de aanvullende productie 8 van [partij B] ,
- de mondelinge behandeling van 6 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.2. Samenvatting

2.1.
In deze procedure vorderen zowel [partij A] als [partij B] onder meer het uitsluitend gebruik van de woning waarvan zij gezamenlijk huurder zijn. Na een belangenafweging wordt [partij B] bevolen de woning te verlaten en te ontruimen.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben sinds 2009 een affectieve relatie met elkaar.
3.2.
Sinds 19 januari 2017 huurt [partij A] van woningcorporatie SallandWonen de woning aan het adres [adres] (hierna ook wel de woning dan wel het gehuurde genoemd). [partij A] woont daar samen met [partij B] en hun twee biologische kinderen, [naam 1] (11 jaar) en [naam 2] (8 jaar). Sinds 25 oktober 2023 heeft ook [partij B] het gezag over de beide kinderen gekregen, zodat [partij A] en [partij B] gezamenlijk met het gezag over hen zijn belast.
3.3.
[naam 3] , de 16-jarige zoon van [partij B] uit een eerdere relatie, woont sinds vier jaar ook in de woning. [naam 3] staat sinds 7 maart 2008 onder voogdij van William Schrikker Jeugdbescherming.
3.4.
Op 8 september 2021 is [partij B] medehuurder geworden.
3.5.
Begin dit jaar heeft [partij A] de relatie met [partij B] beëindigd. [partij A] is toen uit de woning vertrokken en is enige tijd bij haar zus in [plaats 1] gaan wonen. [partij A] woont momenteel bij haar nieuwe vriend in [plaats 2] . [partij B] is in het gehuurde blijven wonen samen met de drie kinderen.
3.6.
Op 25 september 2023 heeft [partij B] bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend en onder meer verzocht een zorgregeling vast te stellen. De mondelinge behandeling in die procedure is gepland op 6 december 2023.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[partij A] vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1) te bepalen dat aan haar het huurrecht van het gehuurde met uitsluiting van [partij B] wordt toegewezen, met ingang van de dag van het vonnis;
2) te bepalen dat [partij B] de huur met ingang van de dag van het vonnis niet langer zal voortzetten;
3) [partij B] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te verlaten en deze alsmede de zich daarin bevindende inboedel ter vrije beschikking aan [partij A] te stellen en de woning zonder toestemming van [partij A] niet meer te betreden en ontruiming van [partij B] , alles op kosten van [partij B] ;
4) [partij B] te veroordelen om zich binnen drie dagen na het te wijzen vonnis uit te schrijven van het adres van het gehuurde;
5) [partij B] te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
[partij B] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[partij B] vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1) te bepalen dat [partij A] de huur van het gehuurde, met ingang van twee weken na het vonnis niet langer zal voortzetten en dat aan [partij B] met ingang van die datum met uitsluiting van [partij A] het huurrecht toekomt;
2) te bepalen dat [partij A] binnen twee weken na het vonnis het gehuurde dient te verlaten en niet verder mag betreden, behoudens toestemming van [partij B] ;
3) te bepalen dat [partij A] binnen twee weken na het vonnis haar persoonlijke spullen meeneemt uit de woning en alle sleutels van de woning overdraagt aan [partij B] ;
4) te bepalen dat [partij A] binnen twee weken na het vonnis haar medewerking zal verlenen aan het verzoek tot wijziging van de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, in die zin dat [partij B] als enige huurder op de huurovereenkomst zal komen te staan, bij het uitblijven waarvan dit vonnis als medewerking van [partij A] dient te worden aangemerkt.
4.5.
[partij A] voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
In deze procedure gaat het om de vraag aan wie het huurrecht van de woning voorlopig toekomt. Partijen hebben over en weer in conventie en in reconventie gevorderd de woning aan één van hen toe te delen, met uitsluiting van de ander. Deze vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich dan ook voor een gezamenlijke behandeling.
spoedeisend belang5.2. Bij de beoordeling van de vraag aan wie het huurrecht toekomt is de huurovereenkomst uitgangspunt. Daarin zijn partijen allebei als huurder van de woning aangemerkt. Zij zijn dus contractueel medehuurder van de woning. In beginsel heeft ieder van hen daarom evenveel aanspraak op het huurrecht van de woning. Gelet op de inmiddels reeds langdurig bestaande onhoudbare thuissituatie, waarover partijen het eens zijn, kan niet worden gewacht totdat in een bodemprocedure is uitgemaakt aan wie het huurrecht definitief moet worden toegekend. Het spoedeisend belang, zowel in conventie als in reconventie, is daarmee gegeven.
belangenafweging
5.3.
De kantonrechter zal beoordelen welke partij, met uitsluiting van de ander, mag blijven wonen in de woning. Omdat dit een kort geding is, is dit een voorlopige beoordeling. De kantonrechter zal in een bodemprocedure uiteindelijk beslissen over de vraag welke partij de huurovereenkomst ten aanzien van de woning mag voortzetten. Bij de beoordeling in dit kort geding komt het aan op een belangenafweging.
5.4.
[partij A] heeft als haar belang aangevoerd dat zij de zorg over de kinderen heeft en dat zij momenteel geen alternatieve woonruimte heeft waar zij met de kinderen kan verblijven. [partij B] heeft als zijn belang aangevoerd dat hij ook de zorg over de kinderen heeft en dat hij zich zonder succes heeft ingespannen een andere woning te verkrijgen.
5.5.
[partij A] heeft toegelicht dat zij met de kinderen geen kant op kan. [partij A] kan niet bij haar zus in [plaats 1] verblijven omdat haar zus anders gekort wordt op haar bijstandsuitkering. Ook heeft [partij B] haar, zoals hij ter zitting ook heeft bevestigd, ten strengste verboden om met [naam 1] en [naam 2] bij de nieuwe vriend van [partij A] te wonen. [partij A] heeft onweersproken gesteld dat zij momenteel niet in aanmerking komt voor een urgentie bij SallandWonen, omdat zij al vijf jaar staat ingeschreven voor een sociale huurwoning. [partij A] heeft momenteel geen inkomsten, maar zij heeft toegelicht dat zij een bijstandsuitkering zal aanvragen en ontvangen als [partij B] de woning verlaat en zich in de BRP uitschrijft van het adres van de woning. [partij A] is huisvrouw en zorgt voor de kinderen op doordeweekse dagen vanaf 07:00 uur tot het moment dat ze naar school gaan en van 15:30 tot 17:00 uur (op de woensdag tot 20:00 uur) en één dag in het weekend. Daarentegen werkt [partij B] fulltime en heeft hij niet betwist dat hij financieel draagkrachtig genoeg is om in de vrije sector een woning in de buurt van zijn kinderen te kunnen huren. [partij B] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij inmiddels serieuze pogingen heeft gedaan om dat voor elkaar te krijgen. Dat had wel van hem verwacht mogen worden, met name omdat hij [partij A] heeft verboden dat zij met de kinderen bij de nieuwe vriend van [partij A] mag wonen en [partij A] in zoverre geen kant op kan. [partij B] zorgt weliswaar ook voor de helft van de tijd voor de kinderen, maar omdat hij fulltime werkt, is aannemelijk dat die zorg minder intensief is dan de zorg die [partij A] de kinderen kan bieden.
5.6.
[partij B] heeft verder aangevoerd dat hij de zorg over [naam 3] heeft en dat het in het belang van [naam 3] is dat hij samen met [naam 3] in de woning mag blijven wonen. [partij A] heeft daar tegen ingebracht dat ook zij de afgelopen vier jaar voor [naam 3] heeft gezorgd en dat zij dat best wil blijven doen in de woning. In de door [partij B] overgelegde e-mail van William Schrikker Jeugdbescherming staat dat het in het belang van [naam 3] is dat hij bij zijn vader in de huidige woning kan blijven wonen. De kantonrechter beschikt echter over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen wat nu het belangrijkste voor [naam 3] is; bij zijn vader wonen, of in de huidige woning (met ook [naam 2] en [naam 1] ) blijven wonen. Niet valt uit te sluiten dat ook die mogelijkheid in het belang van [naam 3] kan zijn.
5.7.
Doordat [partij A] geen inkomsten heeft en [partij B] niet toestaat dat [partij A] met [naam 1] en [naam 2] bij haar nieuwe vriend verblijft, heeft [partij A] geen alternatief. Zij kan haar eigen kinderen alleen zien in de gezamenlijke woning. [partij A] heeft zich bereid verklaard voor alle drie de kinderen te blijven zorgen in de woning. Daarom zal de voorzieningenrechter beslissen dat [partij B] de woning moet verlaten. Want hij heeft met zijn inkomen wel de mogelijkheid van andere huisvesting, en kan daar dan ook alle drie de kinderen ontvangen, een mogelijkheid die [partij A] nu niet heeft.
conclusie5.8. Met inachtneming van het bovenstaande is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de belangen van [partij A] bij voorzetting van het gebruik van de woning zwaarder wegen dan de belangen van [partij B] . Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat de kantonrechter in een bodemprocedure zal bepalen dat [partij B] de huur van de woning met ingang van een bepaald tijdstip niet langer zal voorzetten. Daarop vooruitlopend zal de voorlopige maatregel worden getroffen dat [partij A] bij uitsluiting van [partij B] gerechtigd is tot het gebruik van de woning. Dit betekent dat de vorderingen in conventie in zoverre zullen worden toegewezen en de spiegelbeeldige vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
ontruimingstermijn5.9. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de termijn van ontruiming in redelijkheid te stellen op twee maanden. Tegen die tijd heeft ook de mondelinge behandeling bij de familierechter plaatsgevonden en hebben partijen voldoende tijd om zichzelf en de kinderen voor te bereiden op een nieuwe woonsituatie.
proceskosten
5.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
bepaalt dat [partij A] vanaf 20 januari 2024, voorlopig totdat in een bodemzaak is beslist over de vraag wie het huurrecht toekomt, met uitsluiting van [partij B] is gerechtigd tot het gebruik van de woning aan de [adres] , met de daarin aanwezige boedel,
6.2.
beveelt [partij B] om de woning aan de [adres] uiterlijk op 20 januari 2024 te verlaten en verder niet meer te betreden, behoudens met voorafgaande toestemming van [partij A] ,
6.3.
veroordeelt [partij B] om de woning aan de [adres] uiterlijk op 20 januari 2024 te ontruimen, met afgifte van de sleutels ter vrije en algemene beschikking van [partij A] te stellen;
6.4.
veroordeelt [partij B] om te bewerkstelligen dat hij uiterlijk op 20 januari 2024 uitgeschreven is van het adres [adres] ,
6.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.8.
wijst de vorderingen af,
6.9.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023. (DG)