Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
Asfaltcentrale Twente B.V., uit Hengelo, verzoekster
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo
Coöperatie Mobilisation for the Environment UA(gemachtigde: S. van Uffelen).
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De voorlopige voorzieningenprocedure
Ook als wel aan genoemde emissiegrenswaarde kan worden getoetst, had verweerder niet zonder meer op grond van de uitkomsten van de metingen kunnen concluderen dat de emissiegrenswaarde voor ZZS is overschreden, met name gelet op het feit dat de uitstoot van ZZS door verzoekster voor het grootste deel bestaat uit naftaleen en deze stof ten onrechte op de ZZS lijst staat. Verzoekster verwijst voor dat standpunt naar het in bezwaar overgelegde rapport van de heer B. Hoekstra van Tauw van 7 juli 2023. Volgens verzoekster heeft verweerder zijn conclusies ook niet mogen baseren op één enkele meting.
Verzoekster meent verder dat zij aan haar inspanningsverplichting voldoet om maatregelen te nemen om emissies te beperken. Er worden in het Adviesdocument omgevingsdiensten voor vergunningverlening en controle op emissies van benzeen en PAK bij asfaltcentrales (verder: het adviesdocument) geen termijnen genoemd wanneer maatregelen in de “overgangsfase” onderscheidenlijk de “eindfase” moeten zijn getroffen en in werking moeten zijn. Bij een dergelijke inspanningsverplichting is het eisen dat is voldaan aan een harde emissiegrenswaarde op een bepaald moment (zoals nu is geschied volgens het bestreden besluit) niet passend en niet in overeenstemming met het Adviesdocument en het op te stellen plan van aanpak om (uiteindelijk) aan de emissiegrenswaarden te voldoen.
Verweerder heeft hierover ter zitting opgemerkt dat hij uitgaat van de juistheid van de landelijke regelgeving op dit punt. In de nota van toelichting van artikel 2.3b van het Abm staat aangegeven dat de stoffen die worden genoemd in de niet-limitatieve lijst in de Arm (bijlage 12a en 12b van de Arm) voldoen aan de criteria en voorwaarden van artikel 57 van de REACH-verordening.
Gelet op hetgeen is aangevoerd acht de voorzieningenrechter deze bezwaargrond niet op voorhand kansloos. In elk geval zal hier bij de behandeling van het bezwaar inhoudelijk op dienen te worden ingegaan.