Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij B.1] ,
2.
[partij B.2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties,
- de brief van 7 juni 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
2.Samenvatting
3.Het geschil en de feiten die van belang zijn
- ten behoeve van het gekochte, als heersend erf; en
- ten laste van het aan verkoper blijvende perceel nummer L 9685
4 september 2020 is het perceel met de woning staande en gelegen aan de [adres 1] toebedeeld aan [partij B.1] . Sinds 2020 wonen [partij B] er samen met drie kinderen.
[partij B] heeft op 7 maart 2023 een e-mailbericht gestuurd naar de advocaat van [partij A] .
€ 1.591,34 aan [partij A] binnen veertien dagen, althans binnen de door de
a. het met plantafval, afgedankte graszoden en dergelijke over een lengte van
L 9720 geheel te ontruimen,
althans ter zake de hiervoor genoemde onderdelen I. tot en met VI. de beslissing(en) te nemen die de rechtbank in goede justitie geraden acht.
4.De beoordeling in conventie en reconventie
4 kilowatt en kan niet worden aangesloten op huishoudelijke nuts-aansluitingen. De heaters en het aggregaat zijn niet op naam van [partij A] gehuurd. Er wordt gesteld dat [naam 3] dat voor [partij A] heeft gedaan, maar de afleverlocatie betreft ook het adres van [naam 3] . Daarnaast wordt afgevraagd waarom [partij A] genoemde apparaten niet zelf kan huren, aangezien hij de lichtmast ook heeft gehuurd. [partij B] menen dat [partij A] een ongefundeerde vordering op hen probeert te creëren. Dit wordt geïllustreerd door de brandstofbonnen. Uit deze bonnen kan worden geconcludeerd (1) dat er in Almelo 35 liter diesel is gehaald, (2) dat het aggregaat kennelijk ook op benzine werkt in plaats van op diesel en (3) dat er met het aggregaat bij twee pompen tegelijk kan worden getankt, zelfs nadat de huur van het aggregaat al was afgelopen.
[partij A] - [partij B] hoofdelijk gebieden om aan [partij A] (of diens belangenbehartiger), op de eerste dag van elke maand een duidelijke schermafbeelding van de meterstanden die voor het gebruik van zijn nutsvoorzieningen relevant zijn te verstrekken, zodat [partij A] (of diens belangenbehartiger) inzicht heeft in zijn verbruik. Daarnaast moeten [partij B] op eerste schriftelijke verzoek van [partij A] (of diens belangenbehartiger) binnen uiterlijk vijf dagen aan [partij A] (of diens belangenbehartiger) de gegevens verstrekken, zoals de (huidige of de daaropvolgende nieuwe) overeenkomst(en) met de energieleverancier, de van toepassing zijnde tarieven, de in mindering gebrachte energiebelasting en de jaarlijkse eindafrekening(en), die noodzakelijk zijn voor de berekening(en) van hetgeen [partij A] verschuldigd is aan [partij B] ter zake de nutsvoorzieningen. Aan deze geboden zal de rechtbank een dwangsom van € 5,- per dag verbinden met maximum van € 1.000,-, zoals nader omschreven onder de beslissing. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan [partij B] naast voornoemde geboden (ook) een gebod ter zake (eventuele) storingen in de nutsvoorzieningen op te leggen, reeds omdat [partij A] , mede gelet op de gemotiveerde en onderbouwde betwisting door [partij B] , zijn stellingen op dit punt niet (voldoende) heeft geconcretiseerd en onderbouwd. Zo heeft [partij A] niet (voldoende) duidelijk gemaakt dat [partij B] niet (voldoende) adequaat storingen hebben verholpen nadat hiervan melding was gemaakt. De conclusie is dan ook dat [partij A] op dit punt niet aan de op hem rustende stelplicht heeft voldaan.
De gevorderde dwangsom zal dus worden afgewezen, te meer omdat [partij A] ook niet voldoende heeft toegelicht waaruit zijn belang bij een dwangsom, naast de machtiging om de werkzaamheden zelf uit te voeren, bestaat.
€ 354,18.
5.De beslissing
€ 1.000,-;
[partij B] gehouden zijn, maar niet hebben voldaan, en veroordeelt [partij B] om de noodzakelijke redelijke kosten, die zijn verbonden aan de in 5.5 en 5.6. genoemde werkzaamheden aan [partij A] te voldoen, een en ander binnen veertien dagen na overlegging van de daarmee verband houdende facturen door [partij A] aan [partij B] ;
L 9720 zijn gelegen, en veroordeelt [partij A] om op het eerste schriftelijk aangetekend verzoek van [partij B.1] mee te werken aan de notariële vastlegging hiervan, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [partij A] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 2.500,-;