ECLI:NL:RBOVE:2023:4820

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
ak_22_1849
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving van in Duitsland gekochte Volkswagen Golf in het kentekenregister; toetsing aan het evenredigheidsbeginsel en de hardheidsclausule

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot inschrijving van een in Duitsland gekocht voertuig, een Volkswagen Golf, in het kentekenregister behandeld. Eiser had op 12 mei 2022 een aanvraag ingediend bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) voor de inschrijving van het voertuig, maar deze aanvraag werd op 23 mei 2022 afgewezen omdat eiser geen kentekenbewijs had overgelegd. Eiser stelde dat hij in een uitzonderlijke situatie verkeerde en dat verweerder gebruik moest maken van de hardheidsclausule, maar de rechtbank oordeelde dat er geen hardheidsclausule in het Kentekenreglement was opgenomen. De rechtbank concludeert dat de strikte toepassing van de wet in dit geval in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, omdat eiser door de afwijzing van zijn aanvraag in een onredelijke positie wordt gebracht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verplicht verweerder om binnen acht weken opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen. Tevens dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/1849

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de directie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Arends).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing door verweerder van de aanvraag van eiser van 12 mei 2022 tot inschrijving van het voertuig Volkswagen Golf met VIN [VIN-nummer] in het kentekenregister van de RDW en tot tenaamstelling van dit voertuig op eisers naam.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser met het besluit van 23 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 september 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiser heeft tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn echtgenote [naam] en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft besloten de behandeling aan te houden ten einde verweerder in de gelegenheid te stellen binnen de RDW navraag te doen en de situatie te schetsen waarin verweerder gehouden zou zijn om een Nederlands kenteken af te geven. Bij brief van
5 september 2023 heeft verweerder deze gelegenheid benut.
Bij brief van 9 september 2023 heeft eiser hierop een reactie gegeven. Ten slotte heeft verder bij brief van 10 oktober 2023 een laatste reactie gegeven.
Bij brief van 23 oktober 2023 heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat het onderzoek in de zaak wordt gesloten en dat binnen zes weken na de datum van verzending van deze brief uitspraak zal worden gedaan.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser heeft op 12 mei 2022 een aanvraag ingediend voor afgifte van een Nederlands kentekenbewijs voor een voertuig dat hij in Duitsland had gekocht. Voor het voertuig is eerder een kentekenbewijs in Duitsland afgegeven. Eiser heeft het voertuig aldaar gekocht. Omdat verweerder de situatie van eiser beschouwde (en beschouwt) als een uitzonderlijk geval, heeft verweerder de betreffende Duitse autoriteit om toestemming voor inschrijving van het voertuig in verweerders kentekenregister gevraagd. Die toestemming is geweigerd omdat het origineel kentekenbewijs bij de Duitse eigenaar is. Bij besluit van 23 mei 2022 heeft verweerder de aanvraag tot inschrijving van het voertuig in het Nederlands kentekenregister en tot tenaamstelling van het voertuig op eisers naam afgewezen.
1.2.
Tegen dit besluit heeft eiser op 16 juni 2022 een bezwaarschrift ingediend.
1.3.
Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 9 september 2022 ongegrond verklaard, omdat niet aan de vereisten van artikel 25b van het Kentekenreglement is voldaan en omdat de Duitse autoriteit geen toestemming heeft gegeven om het voertuig in Nederland in te schrijven.
1.4.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2.2.
De rechtbank stelt vast dat het geschil beperkt is tot de vraag of verweerder de aanvraag tot tenaamstelling en inschrijving van het voertuig heeft mogen afwijzen omdat eiser bij zijn aanvraag geen kentekenbewijs van het voertuig heeft overgelegd.
2.3.
Eiser stelt dat verweerder in deze uitzonderlijke situatie gebruik kan, dan wel moet, maken van de hardheidsclausule omdat er in zijn situatie sprake is van onmacht. Eiser stelt ook dat er geen origineel kentekenbewijs is afgegeven. Eiser stelt voorts dat hij op het moment van de koop van het voertuig niet wist dat het om een vals kentekenbewijs ging. Eiser heeft aangifte gedaan bij de Duitse politie. Eiser stelt dat verweerder gebruik kan maken van diens discretionaire bevoegdheid, zodat eiser alsnog de mogelijkheid krijgt om het voertuig in Nederland in te schrijven. Voorts stelt eiser dat het niet-inschrijven van het voertuig voor hem onredelijk benadelend is. Afwijzing van de aanvraag heeft voor eiser zeer nadelige gevolgen op financieel en mentaal vlak. Eiser verzoekt rekening te houden met het menselijke aspect. Tot slot verzoekt eiser rekening te houden met het feit dat de Duitse eigenaar van het voertuig zich niet heeft gemeld tijdens de zitting bij de rechtbank Overijssel op 23 maart 2022 en dat de eigenaar mogelijk geld zal of heeft ontvangen van diens verzekering.
2.4.
Vaststaat voor de rechtbank dat bij de aanvraag tot inschrijving in Nederland, door eiser niet het eerder in Duitsland afgegeven kentekenbewijs is overgelegd zoals voorgeschreven is in artikel 25b lid 1 van het Kentekenreglement. Verweerder dient bij inschrijving en tenaamstelling van voertuigen uit andere landen de in het Kentekenreglement vastgestelde procedures te volgen. Omdat eiser niet het Duitse kentekenbewijs van het voertuig heeft overgelegd, stelt verweerder het voertuig niet te kunnen registreren en/of op de naam van eiser te kunnen stellen.
2.5.
Op grond van artikel 25b lid 3 van het Kentekenreglement kan verweerder in uitzonderlijke gevallen, in afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2, het voertuig inschrijven en tenaamstellen. Voorwaarde is dan wel dat de bevoegde autoriteit in Duitsland bevestigt dat de aanvrager het recht heeft om het voertuig in Nederland in te schrijven. De rechtbank stelt vast dat de Duitse autoriteit tot op heden driemaal heeft verklaard dat er bewaar bestaat tegen de inschrijving in Nederland.
Ontbreken hardheidsclausule
2.6.
De rechtbank volgt verweerder in diens standpunt dat in tegenstelling tot hetgeen eiser heeft aangevoerd, er in de toepasselijke bepalingen geen hardheidsclausule is opgenomen. Alleen lid 3 van artikel 25b Kentekenreglement bevat enige beslissingsruimte.
2.7.
Strikte toepassing van een niet door de formele wetgever gegeven dwingend wettelijk voorschrift kan evenwel in een bijzonder geval in die mate in strijd komen met het ongeschreven recht dat zij op grond daarvan geen rechtsplicht meer kan zijn. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2020:1419.
De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Teruggave van het voertuig
2.8.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de rechtbank Overijssel, afdeling Strafrecht, bij beschikking van 23 maart 2022 heeft overwogen dat er geen strafvorderlijk belang meer is om het beslag op de personenauto (het voertuig) te continueren, nu een verbeurdverklaring van de auto niet aan de orde is en er overigens geen onderzoek meer plaatsvindt. De strafrechter heeft op basis van de beschikbare stukken en de toelichting daarop verder overwogen dat eiser de auto te goeder trouw voor een koopprijs van € 18.000,- door een, naar achteraf is gebleken, beschikkingsonbevoegde verkoper overgedragen heeft gekregen. De strafrechter heeft voorts overwogen dat er onvoldoende redenen zijn om verzekeringsmaatschappij HUK-Coburg Autowelt GmbH (hierna: HUK-Coburg) redelijkerwijs aan te merken als rechthebbende van de auto. De strafrechter heeft daarom de teruggave van het voertuig aan eiser gelast. Overigens heeft verweerder in zijn verweerschrift benadrukt dat hij niet twijfelt aan de goede trouw van eiser.
Wat is de situatie indien de RDW gehouden zou zijn om een Nederlands kenteken af te geven?
2.9.
In de brief van 5 september 2023 heeft verweerder uiteengezet dat in Duitsland het VIN van het voertuig als zodanig niet als gestolen staat vermeld, maar bij het voertuig de signalering “documenten of kentekenplaten gestolen” is geregistreerd. Zolang deze signalering is geregistreerd en er niets verandert in de situatie, is de Kraftfahrt-Bundesambt (de Duitse equivalent van de RDW) niet bereid om toestemming te geven voor registratie van het voertuig in Nederland. Verder kan de afgifte van een Nederlands kentekenbewijs er volgens verweerder toe leiden dat eiser problemen krijgt bij een staande houding, controle of andere vorm van handhaving door de Duitse politie. Ook is niet te voorspellen wat een verzekeringsmaatschappij doet in een situatie waarin het voertuig betrokken zou raken bij een auto-ongeluk. Verder is volgens verweerder de afgifte van een Nederlands kenteken in strijd met de Europese richtlijn 1999/37EG. Ten slotte valt, aldus verweerder, niet uit te sluiten dat de Duitse eigenaar de RDW aansprakelijk zal stellen voor de eventueel geleden schade.
2.10.
De rechtbank stelt vast dat eiser door de levering op 20 januari 2022 bezitter is geworden van het voertuig en sindsdien in onzekerheid verkeert over het vervolg van de door HUK-Coburg eerder op 7 januari 2022 gedane aangifte van verduistering dan wel het vervolg op de door eiser zelf op 26 januari 2022 gedane aangifte. Dit betekent dat eiser tot op heden (dus inmiddels al bijna twee jaar) geen gebruik heeft kunnen maken van het voertuig.
2.11.
Gelet op artikel 3:86 van het Burgerlijk Wetboek dient eiser nog tot 20 januari 2025 rekening te houden met een mogelijke actie van HUK-Coburg om het voertuig op te eisen. De rechtbank stelt echter vast dat reeds geruime tijd is verstreken en dat HUK-Coburg niet is verschenen bij de behandeling door de afdeling Strafrecht van de rechtbank Overijssel in het kader van het door eiser ingediende klaagschrift tot teruggave van het voertuig. De rechtbank acht dan ook de kans klein dat HUK-Coburg alsnog een gerechtelijke actie zal starten om het voertuig op te eisen.
2.12.
Gelet op het reeds ontstane tijdsverloop, de door eiser te maken kosten bij eventuele verdere juridische procedures en de hindernissen voor eiser bij eventuele procedures in het buitenland, is de rechtbank van oordeel dat van eiser niet meer kan worden verlangd dat hij naast het reeds gedaan hebben van een aangifte, op dit moment nog een civiele procedure in Duitsland start om de beschikking te krijgen over het originele kentekenbewijs.
2.13.
Verweerder stelt dat het voertuig niet bij de RDW kan worden geregistreerd vanwege de, hierboven onder 2.9 genoemde, signalering. Gelet op de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval, de door eiser geleden financiële schade en het reeds ontstane tijdsverloop is de rechtbank echter van oordeel dat deze administratieve belemmering eiser niet langer kan worden tegengeworpen. De rechtbank ziet niet in waarom het voertuig niet kan worden ingeschreven in het kentekenregister met de aantekening dat vanwege bijzondere omstandigheden tot inschrijving is overgegaan, en waarom deze aantekening dan vervolgens niet na 20 januari 2025 bij ongewijzigde omstandigheden kan worden verwijderd.
2.14.
De rechtbank is bovendien niet gebleken dat de Duitse autoriteit niet bereid is bij de genoemde signalering te vermelden dat sprake is van bijzondere omstandigheden en dat bij de RDW om nadere informatie kan worden gevraagd.
2.15.
De rechtbank tekent daarbij wel aan dat eiser onmiddellijk verweerder dient te informeren wanneer er sprake is van nieuwe ontwikkelingen die betrekking hebben op het eigendom van het voertuig, of anderszins relevant zijn. Eventuele nalatigheden van eiser hierin kunnen niet aan verweerder worden tegengeworpen.
2.16.
De stelling van verweerder dat eiser mogelijk in de problemen komt bij een staande houding in Duitsland dan wel na ontstane schade, acht de rechtbank weinig overtuigend. In dit verband heeft eiser aangegeven dat zijn verzekeringsmaatschappij bereid is het voertuig te verzekeren wanneer hij officieel een Nederlands kenteken en kentekenbewijs van verweerder verkrijgt. Eiser heeft verder verklaard dat hij na afgifte van een kenteken niet met het voertuig in Duitsland zal rijden. De rechtbank merkt op dat eiser aan deze toezegging mag worden gehouden en alle risico’s bij eiser liggen.
2.17.
Al het voorgaande overziende – en gelet op het feit dat het Kentekenreglement geen wet in formele zin is, maar een ‘lagere’ regeling betreft, namelijk een algemene maatregel van bestuur – is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het geval van eiser een te strikte toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 25b, lid 1van het Kentekenreglement en dat de toepassing van deze bepaling in dit bijzondere geval geen rechtsplicht meer kan zijn vanwege strijd met het evenredigheidsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, Verweerder moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Wel dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, binnen acht weken opnieuw op het bezwaar van eiser beslist;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.G.M. van Montfort, rechter, in aanwezigheid van
C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
Griffier
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage:
Artikel 25b Kentekenreglement
Inschrijving en tenaamstelling voertuig uit andere EU-lidstaat
1. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste inschrijving en tenaamstelling wordt gevraagd en waarvoor reeds eerder een kentekenbewijs is afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie, overlegt het deel I van dat kentekenbewijs en, voor zover dit is afgegeven, tevens het deel II.
2 Inschrijving en tenaamstelling als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien het deel II van het kentekenbewijs, voor zover dat deel is afgegeven, ontbreekt.
3 In uitzonderlijke gevallen kan door de Dienst Wegverkeer in afwijking van het tweede lid een voertuig worden ingeschreven en te naam gesteld, op voorwaarde dat van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het voertuig voordien was ingeschreven langs schriftelijke of elektronische weg de bevestiging is verkregen dat de aanvrager het recht heeft om het voertuig in een andere lidstaat in te schrijven.