ECLI:NL:RBOVE:2023:4911

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
08.310097.21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepzaken

Op 4 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht werd behandeld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die op 17 oktober 2023 was ingediend, afgewezen. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 297.922,96, en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de Staat. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.F. Klunder, heeft op de zitting van 20 november 2023 zijn verweer gevoerd. De verdediging stelde dat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel had genoten van de hennepteelt in de ontnemingsperiode en dat de vordering afgewezen moest worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 januari 2021 tot en met 5 maart 2021 in Hellendoorn 328 hennepplanten heeft geteeld en 658 gram hennep aanwezig had. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de veroordeelde andere strafbare feiten had gepleegd waaruit hij wederrechtelijk voordeel had verkregen. De in beslag genomen hennepplanten en hennep waren het resultaat van de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde was veroordeeld, en er was geen bewijs dat hij eerder had geoogst in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020.

De rechtbank concludeerde dat de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel niet kon worden toegewezen, omdat de veroordeelde geen voordeel had verkregen door de feiten waarvoor hij was veroordeeld. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. C.J. Sangers-de Jong, en de rechters mr. N.J.C. Monincx en mr. D. van den Berg, in aanwezigheid van griffier mr. K. Drenth.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.310097.21
Datum vonnis: 4 december 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft bij vordering van 17 oktober 2023 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 297.922,96.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 20 november 2023. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.F. Klunder, advocaat in Heerenveen, waarnemend voor mr. R.N. Snorn, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de vordering af te wijzen, omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat er meerdere oogsten hebben plaatsgevonden.
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat de vordering afgewezen moet worden, omdat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft genoten van de hennepteelt die heeft plaatsgevonden in de ontnemingsperiode. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering toegewezen kan worden, maar dat de betaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs over de veroordeelde en zijn mededaders verdeeld moet worden.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
De veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 4 december 2023 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Uit de inhoud van de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat veroordeelde in de periode van 1 januari 2021 tot en met 5 maart 2021 in Hellendoorn in vereniging 328 hennepplanten heeft geteeld en 658 gram hennep aanwezig gehad.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden opgelegd aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit en die voordeel door dat feit of uit de baten daarvan heeft verkregen. Ook kan wederrechtelijk verkregen voordeel uit andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan, worden ontnomen. Buiten redelijke twijfel moet vaststaan dat de veroordeelde die andere strafbare feiten heeft gepleegd.
De 328 hennepplanten en de 658 gram hennep die in de twee kweekruimten op de zolder van de boerderij waar de veroordeelde verbleef zijn aangetroffen, zijn in beslag genomen. De veroordeelde heeft daarom geen voordeel verkregen door het feit waarvoor hij is veroordeeld.
In het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel wordt, in het kader van het voordeel dat de veroordeelde zou hebben verkregen uit andere strafbare feiten, uitgegaan van tien eerdere oogsten in kweekruimte 1 en vijf eerdere oogsten in kweekruimte 2 in de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2020. Dit is met name gebaseerd op de informatie uit het Enexis rapport waaruit blijkt dat er op verschillende data in de periode van 26 oktober 2017 tot en met 29 juni 2020 power-downs en power-ups zijn geweest in de elektriciteitsaansluiting, in combinatie met een aantal aangetroffen ‘indicatoren’ voor eerdere hennepoogsten. In het rapport wordt - voor zover hier relevant - melding gemaakt van gebruikte lampen en koolstoffilters die zijn aangetroffen op het erf van de boerderij en daarnaast van op kalk gelijkende afzetting op de zeilen in beide ruimtes en aan de onderzijde van de plantenpotten, stof op de koolstoffilters en vervuiling van de filterdoeken van de koolstoffilters.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er op grond van voornoemde omstandigheden onvoldoende aanwijzingen dat de veroordeelde andere strafbare feiten heeft gepleegd waaruit hij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De veroordeelde heeft verklaard dat in voorgaande jaren (2015 en 2016) op dezelfde locatie een hennepkwekerij heeft gezeten, maar dat in de periode van 1 januari 2019 tot november 2020 geen hennep is geteeld. De veroordeelde is in november 2020 opnieuw begonnen met een kwekerij, waarbij de oude apparatuur en materialen zijn hergebruikt. De veroordeelde heeft daarmee een niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven voor de voornoemde indicatoren voor eerdere oogsten, welke verklaring ook steun vindt in het dossier. Er zijn verder onvoldoende concrete, specifieke indicatoren om te kunnen vaststellen dat er eerdere oogsten hebben plaatsgevonden in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020.

4.De beslissing

De rechtbank
wijstde vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Sangers-de Jong, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2023.
Buiten staat
Mrs. N.J.C. Monincx en D. van den Berg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.