In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de woningstichting Rentree. De huurder was eerder door de kantonrechter veroordeeld om haar gehuurde woning te ontruimen vanwege de aanwezigheid van een hennepkwekerij. De huurder ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en startte een executie kort geding om de ontruiming te schorsen, met het argument dat er nieuwe feiten waren die een uitzondering op de situatie rechtvaardigden.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van de huurder afgewezen. De rechter oordeelde dat de huurder geen spoedeisend belang had bij haar verzoek, aangezien de woning al was ontruimd en de sleutels waren ingeleverd. De voorzieningenrechter benadrukte dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van de eerdere uitspraken niet gemotiveerd was en dat er geen sprake was van een kennelijke misslag in de eerdere uitspraken van de kantonrechter. De rechter concludeerde dat de belangen van de woningstichting om haar beleid te handhaven zwaarder wogen dan de belangen van de huurder.
De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van Rentree toegewezen, die zijn begroot op € 1.011,00, inclusief wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden betaald. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor huurders om hun belangen goed te onderbouwen, vooral in situaties waarin eerdere uitspraken al zijn gedaan en de uitvoerbaarheid bij voorraad is verklaard.