ECLI:NL:RBOVE:2023:4941

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
C/08/304087 / KG ZA 23-227
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot afgifte van bescheiden voor duurzaamheidssubsidie in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 4 december 2023, hebben eisers, bestaande uit [eiser 1] en [eiser 2] B.V., een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. De eisers vorderen dat [gedaagde] wordt verplicht om binnen twee dagen na betekening van het vonnis alle bescheiden te verstrekken die ten grondslag liggen aan de doorbelasting van geleverde materialen, alsook documenten die nodig zijn voor de aanvraag van een duurzaamheidssubsidie (KFW-Zuschuss). De achtergrond van de zaak betreft werkzaamheden die [gedaagde] heeft verricht voor de renovatie van een appartementencomplex in Duitsland, eigendom van [eiser 1]. Eisers hebben deze bescheiden nodig om de subsidieaanvraag tijdig in te dienen, aangezien de deadline voor indiening op 1 januari 2024 ligt. [gedaagde] heeft geweigerd de gevraagde facturen en onderbouwing te verstrekken, wat heeft geleid tot het kort geding. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de eisers, omdat het recht op subsidie vervalt als de aanvraag niet tijdig compleet is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] verplicht is om de gevraagde bescheiden aan [eiser 2] te verstrekken, maar niet aan [eiser 1], omdat er geen rechtsbetrekking tussen hen bestaat. De vordering van eisers is gedeeltelijk toegewezen, met een dwangsom van € 1.000 per dag voor het geval [gedaagde] in gebreke blijft.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/304087 / KG ZA 23-227
Vonnis in kort geding van 4 december 2023
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats],
hierna te noemen [eiser 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2] B.V. ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
hierna te noemen [eiser 2],
eisers in kort geding,
gezamenlijk te noemen [eisers],
advocaat mr. A.C. Huisman te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
gedaagde in kort geding,
hierna te noemen [gedaagde],
advocaat mr. F.J.M. Kobossen te Twello.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de producties van [gedaagde]
  • de per email verzonden documenten van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling, ter gelegenheid waarvan [eisers] haar eis heeft verminderd en de griffier aantekeningen heeft gemaakt
  • de spreekaantekeningen van [eisers]
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde].
1.2.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Waar gaat het over?

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] gehouden is afschrift te verstrekken van de door [eisers] verlangde bescheiden. [gedaagde] heeft werkzaamheden voor [eiser 2] verricht ten behoeve van de renovatie van een appartementencomplex in Duitsland waarvan [eiser 1] eigenaar is. [eisers] stelt deze bescheiden nodig te hebben voor het verkrijgen van een duurzaamheidssubsidie (KFW-Zuschuss), waarvoor de stukken vóór 1 januari 2024 moeten worden aangeleverd. [gedaagde] weigert de gevraagde facturen met onderbouwing aan te leveren, reden waarom [eisers] dit kort geding is gestart. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een gedeelte van het gevorderde kan worden toegewezen. Hij zal die beslissing hieronder verder toelichten.

3.De feiten

3.1.
[eiser 2] is een beheermaatschappij die zich onder meer bezig houdt met exploitatie en beheer van vastgoed. Enig aandeelhoudster en bestuurster is [naam 1].
3.2.
[gedaagde] houdt zich bezig met het bieden van begeleiding, ondersteuning, advies en management bij het ontwerp- en bouwproces van gebouwen. Aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde] is [bedrijf 1] B.V., waarvan [naam 2] enig aandeelhouder en bestuurder is.
Hij is een neef van [naam 1].
3.3.
[eiser 1], echtgenoot van [naam 1], is eigenaar van een in [plaats] (Duitsland) gelegen appartementencomplex aan de [adres] (hierna: het appartementencomplex).
3.4.
[eiser 2] heeft [gedaagde] ingeschakeld om werkzaamheden te verrichten in het kader van de (begeleiding van de) renovatie van het appartementencomplex. Zij hebben (mondeling) een overeenkomst van opdracht gesloten. Afgesproken is dat [gedaagde] als vergoeding voor haar werkzaamheden € 85,- per uur mocht factureren, dat zij materialen mocht bestellen voor de renovatie en dat zij die materialen, vermeerderd met een opslag van 3% van de kostprijs ervan, aan [eiser 2] in rekening mocht brengen.
3.5.
[gedaagde] heeft [eiser 2] facturen gestuurd voor de door haar verrichte werkzaamheden.
3.6.
[gedaagde] heeft op 5 juli 2022 haar werkzaamheden in het kader van de renovatie van het appartementencomplex gestaakt na een aanvaring aldaar met [eiser 1]. De renovatie was toen nog niet voltooid.
3.7.
[eiser 2] heeft een deel van de door [gedaagde] gestuurde facturen niet betaald (een factuur ad € 41.843,41 en een bedrag van € 21.848,56), omdat [gedaagde] volgens haar het project niet naar behoren heeft begeleid en facturen heeft gestuurd die niet in verhouding staan tot de kwaliteit van de door [gedaagde] zelf en door haar ingeschakelde derden verrichte werkzaamheden.
3.8.
[eiser 1] heeft [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade, die hij stelt te hebben geleden door de wijze waarop [gedaagde] de werkzaamheden in het kader van de begeleiding van de renovatie heeft uitgevoerd. Verder dient [gedaagde] volgens hem nog de stukken af te geven, die hij nodig heeft om de KFW-Zuschuss te kunnen ontvangen.
3.9.
Over de niet betaalde facturen van [gedaagde], de kwaliteit van de werkzaamheden van [gedaagde] en de schade van [eiser 2] en [eiser 1] is tussen [gedaagde] en [eiser 2] een bodemprocedure bij deze rechtbank aanhangig. De rechtbank heeft op 28 november 2023 een tussenvonnis gewezen.

4.De vorderingen en de standpunten van partijen

4.1.
[eisers] vordert bij dagvaarding dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) [gedaagde] veroordeelt binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan hen in kopie te verstrekken alle bescheiden die ten grondslag liggen aan de doorbelasting van de geleverde materialen, zoals vermeld op de door [gedaagde] aan [eiser 2] verzonden facturen 2018007-013 tot en met 2018007-018 (productie 4), een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte daarvan dat zij hiermee in gebreke blijft;
ii) [gedaagde] veroordeelt binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan hen in kopie te verstrekken alle bescheiden ten behoeve van de KFW-Zuschuss, zoals opgevraagd door [naam 3] (productie 5 en productie 6), te weten
a. Nachweis hydraulischer Abgleich Heizungsanlage
(bewijs van hydraulisch balanceren van verwarmingssysteem)
Wärmebrückendarstellung aller Bauteile (Skizzen von [naam 2])
(weergave van koudebruggen van alle componenten (schetsen van [naam 2])
Fachunternehmererklärung für Fassade
(speciale aannemersverklaring voor gevel)
Fachunternehmererklärung Fenster und Türen
(aannemersverklaring voor ramen en deuren)
Fachunternehmererklärung Heizung / Sanitär
(speciale aannemersverklaring voor verwarming/sanitair)
Lüftungskonzept
(ventilatieconcept)
Datenblatt Dämmung (Fassade)
(gegevensblad isolatie (gevel))
Datenblatt Fenster und Türen
(gegevensblad ramen en deuren)
i. Fotodokumentation während der Bauphase
(fotodocumentatie tijdens de bouwfase)
Bauleiterbescheinigung
(verklaring bouwmanager)
Rechnungen aller Baumaßnahmen im Zusammenhang der energetischen Sanierung
(facturen voor alle bouwmaatregelen in verband met de energiezuinige renovatie)
Blower Door Test
(blower deur test)
Bestätigung Bauleiter, dass die Umsetzung nach dem WSN ausgeführt wurde
(bevestiging dat de implementatie is uitgevoerd volgens de WSN)
Fachunternehmererklärung für Fenster, Dämmung, Heizung, Dach
(gespecialiseerde aannemersverklaring voor ramen, isolatie, verwarming, dak)
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] met de overlegging van al deze bescheiden in gebreke blijft;
iii) [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, één en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
iv) althans een zodanige uitspraak te doen als de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht.
standpunt [eisers]
4.2.
legt aan de vorderingen ten grondslag dat [eiser 1], als eigenaar van het appartementencomplex, ter onderbouwing van de KFW Zuschuss die op 25 september 2021 onder voorwaarden is verleend, vóór 1 januari 2024 facturen dient aan te leveren bij de subsidiërende instantie in Duitsland. Bij voldoende duurzaam verbouwen kan de eigenaar van een pand, [eiser 1] in dit geval, aanspraak maken op een subsidie ter hoogte van 45% van de gemaakte kosten. [eiser 1] heeft daarvoor [naam 4] ingeschakeld. Ter verkrijging van de subsidie dient de aanvrager aan te tonen welke subsidiabele kosten zijn gemaakt. Als hij dat niet kan zullen er geen bedragen onder de subsidieaanvraag worden toegewezen. [eisers] vordert daarom afgifte van de in de dagvaarding genoemde bescheiden op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) en op grond van artikel 7:403 van het Burgerlijk Wetboek (BW) omdat [eiser 1] als belanghebbende bij de KFW-Zuschuss en [eiser 2] als opdrachtgever van [gedaagde] recht hebben op het verstrekken van de betreffende facturen en stukken door [gedaagde]. Op dit moment beschikt [eiser 2] noch [eiser 1] over alle gevraagde facturen en onderbouwing. [gedaagde] was en is de enige die beschikt over de stukken. In haar email van 10 september 2022 heeft [gedaagde] uitdrukkelijk bevestigd dat zij de aanvraag zou afhandelen. Bovendien was [gedaagde] degene die de benodigde materialen heeft aangeschaft. [gedaagde] heeft de inkomende facturen (kennelijk) ook betaald en doorbelast aan [eiser 2]. [gedaagde] weigert, ondanks herhaaldelijk verzoek van [eisers], de gevraagde facturen en onderbouwing af te geven.
standpunt [gedaagde]
4.3.
[gedaagde] stelt zich allereerst op het standpunt dat zij met [eiser 1] niets van doen heeft. Zowel contractueel als buiten-contractueel ontbreekt een grondslag voor het gevorderde. [eiser 1] dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vorderingen, dan wel dienen zijn vorderingen te worden afgewezen.
Aan [eiser 2] zijn alle bescheiden geheel onverplicht toegezonden, voor zover [gedaagde] die had en heeft en voor zover [gedaagde] deze redelijkerwijs nog kon verkrijgen, aldus [gedaagde]. [naam 3] heeft aan [gedaagde] laten weten dat geen verdere onderliggende stukken van [gedaagde] nodig waren voor de subsidieaanvraag (onder verwijzing naar haar productie 8 en 9) en heeft zich ook niet meer bij [gedaagde] gemeld.
Ten slotte ontbreek het spoedeisend belang bij het gevorderde, omdat [eiser 2] kennelijk al drie jaar bekend is met de ‘verleende’ subsidie.

5.De overwegingen van de voorzieningenrechter

spoedeisend belang
5.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eisers] voldoende spoedeisend belang heeft bij afgifte van de verlangde bescheiden, nu vaststaat dat de subsidieaanvraag vóór 1 januari 2024 compleet dient te zijn, omdat anders het recht op subsidie vervalt.
Van [eisers] kan in redelijkheid niet worden verlangd dat zij in deze kwestie de afloop van een bodemprocedure afwacht. De voorzieningenrechter, die eveneens rechter is in de bodemzaak tussen [gedaagde] en [eiser 2], constateert dat in de tussen [gedaagde] en [eiser 2] aanhangige procedure, (nog) geen beslissing is gegeven over de KFW-subsidie.
vermindering van eis
5.2.
Ter zitting heeft [eisers] haar eis ten aanzien van vordering i) in de dagvaarding verminderd en alleen nog overlegging gevorderd van de navolgende facturen:
1
8-6-2021 Divers materialen
58- [bedrijf 2] B.V.
€ 35,54
28
22-12-2021 [bedrijf 3] projectkosten
39- [bedrijf 3]
€ 126,65
32
10-1-2022 Diverse bevestigingsmiddel
36-[bedrijf 4]
€ 825,38
40
19-1-2022 Diverse bevestigingsmiddel
36-[bedrijf 4]
€ 108,75
47
1-2-2022 Diverse
31-[bedrijf 2]
€ 6,66
50
3-2-2022 [bedrijf 5] projectkosten openstaand bedrag
215- [bedrijf 5] GmbH
€ 590,04
52
8-2-2022 1666305724
30- [bedrijf 6] B.I.
€ 376,87
53
15-2-2022 Entsorgung sofortbeladungen 15-2
185- VK Entsorgung
€1.150,14
85
23-3-2022 Schlussabrechnung [bedrijf 7]
214-[bedrijf 7] GmbH
€1.125,12
101
20-4-2022 4003811709 Schroeven
36-[bedrijf 4]
€ 68,12
verlangde bescheiden noodzakelijk voor KFW-subsidie?
5.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat hij het ervoor houdt dat [eiser 1] nadere bescheiden nodig heeft ten behoeve van de aanvraag van de KFW-subsidie. Dat kan reeds worden afgeleid uit de door [eisers] overgelegde producties 5 en 6, waarin [naam 3] vraagt om de bescheiden waarvan [eisers] onder ii) van de vorderingen afgifte vraagt.
[gedaagde] heeft zich, onder verwijzing naar haar producties 8 en 9, weliswaar op het standpunt gesteld dat [naam 3] aan haar heeft laten weten dat geen verdere onderliggende stukken van [gedaagde] nodig waren voor de subsidieaanvraag en dat hij zich ook niet meer bij [gedaagde] heeft gemeld, maar dat standpunt kan - bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing - niet worden gevolgd. Productie 8 betreft een brief van [naam 2] aan zijn raadsman (cc naar
mr. Huisman) over door [gedaagde] aangeleverde stukken. Productie 9 betreft een overzicht van kostenposten. Hieruit volgt niet dat geen nadere stukken meer nodig zijn.
vordering i)
5.4.
Niet in geschil is dat tussen [eiser 2] en [gedaagde] een overeenkomst van opdracht bestaat. [eiser 2] kan als opdrachtgever op grond van artikel 7:403, tweede lid BW verlangen dat [gedaagde] rekening en verantwoording aflegt en dat zij de facturen (en onderliggende stukken) die ten grondslag liggen aan de doorbelasting van de geleverde materialen aan [eiser 2] verstrekt.
[eiser 2] verwijst naar de door haar overgelegde productie 4 (facturen die [gedaagde] haar heeft gestuurd) en de facturen zoals vermeld in de verminderde eis. De onderbouwing van deze doorbelaste kosten (de onderliggende facturen) heeft [gedaagde] nimmer aan [eiser 2] overgelegd, aldus [eiser 2]. Onweersproken is dat [gedaagde] de inkomende facturen heeft betaald en ook heeft doorbelast aan [eiser 2]. De voorzieningenrechter neemt daarom aan dat [gedaagde] ook over de onderliggende facturen beschikt, althans behoort te beschikken. [gedaagde] heeft zich bovendien niet op het standpunt gesteld dat deze bescheiden er niet zijn. [gedaagde] dient dan ook de onder i) gevraagde bescheiden, zoals weergegeven in rechtsoverweging 5.2., te verstrekken aan [eiser 2]. Dit deel van het gevorderde zal daarom worden toegewezen.
5.5.
[gedaagde] zal niet worden veroordeeld om de onder i) gevorderde bescheiden, zoals onder 5.2. genoemd, te verstrekken aan [eiser 1], nu gesteld noch gebleken is dat daarvoor een toereikende grondslag bestaat. [eiser 1] heeft weliswaar gesteld dat hij als eigenaar van het appartementencomplex de mogelijkheid heeft om een KFW-subsidie aan te vragen, maar dat betekent niet dat [gedaagde], die een overeenkomst van opdracht heeft gesloten met [eiser 2] en niet met [eiser 1], om die reden gehouden is de verlangde facturen met onderbouwing aan [eiser 1] te verstrekken. Op grond van artikel 843a Rv kan die vordering evenmin worden toegewezen, nu niet is voldaan aan een van de cumulatieve vereisten voor toewijzing van een vordering op grond van dat artikel, te weten dat er een rechtsbetrekking bestaat tussen [eiser 1] en [gedaagde]. Voor zover wordt gerefereerd aan een verplichting van [gedaagde] om stukken te overleggen, is dat een verplichting jegens [eiser 2]. Welke rechtsbetrekking tussen [eiser 1] en [gedaagde] zou bestaan, is door [eiser 1] verder niet geduid.
vordering ii)
5.6.
[eisers] heeft tevens gevraagd om de bescheiden zoals door haar geformuleerd onder ii) te verstrekken aan [eiser 2] en [eiser 1].
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze vordering als onvoldoende bepaald dient te worden afgewezen, nu niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de bescheiden waarvan afschrift wordt gevraagd bestaan. Mr. Huisman heeft desgevraagd ter zitting verklaard niet te weten of de door [naam 3] gevraagde en door [eisers] onder ii) gevorderde bescheiden bestaan. Reeds op grond hiervan dient deze vordering dan ook te worden afgewezen. Of slechts [eiser 2] (zoals [gedaagde] stelt), dan wel [eiser 2] en [eiser 1] (zoals [eisers] stelt) belang heeft/hebben bij die bescheiden, kan dan ook in het midden blijven.
5.7.
De voorzieningenrechter zal, gelet op het voorgaande, [gedaagde] veroordelen tot het verstrekken van de onder 5.2. genoemde bescheiden. De reeds in het tussenvonnis genomen beslissingen in de bodemzaak staan daaraan niet in de weg.
5.8.
Dat schuldeisersverzuim van [eiser 2] in de weg zou staan aan toewijzing aan het gevorderde, zoals [gedaagde] stelt, is in het bestek van dit kort geding niet voldoende aannemelijk gemaakt door [gedaagde].
5.9.
De hoogte van de dwangsommen zal worden beperkt en gemaximeerd.
proceskosten
5.10.
Partijen zijn over en weer deels in het ongelijk gesteld. De voorzieningenrechter zal daarom de proceskosten compenseren in die zin dat zowel [eisers] als [gedaagde] de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser 2] in kopie te verstrekken alle bescheiden die ten grondslag liggen aan de doorbelasting van de geleverde materialen zoals vermeld onder rechtsoverweging 5.2. van dit vonnis, een en andere op straffe van verbeurte dwangsom van € 1.000 per dag of gedeelte daarvan en zulks tot een maximum van € 50.000 dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders gevorderde;
6.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op
4 december 2023. [1]

Voetnoten

1.type: Fout