ECLI:NL:RBOVE:2023:5017

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
C/08/295645 / HA ZA 23-164
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitsluitend gebruik van de woning in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 oktober 2023 een vonnis gewezen in een incident betreffende een voorlopige voorziening in het kader van een echtscheidingsprocedure. De vrouw, eiseres in conventie, en de man, gedaagde in conventie, zijn in een juridische strijd verwikkeld over het gebruik van de huurwoning. De vrouw vordert dat het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toekomt, terwijl de man verzoekt om het uitsluitend gebruik van de woning voor de duur van het geding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Brussel I bis verordening en dat het Nederlandse recht van toepassing is, aangezien de onroerende zaak in Nederland is gelegen.

De rechtbank heeft de belangen van de partijen afgewogen, waarbij het welzijn van de zoon van partijen, die lijdt aan de ziekte van Duchenne, zwaar heeft meegewogen. De man heeft onderbouwd dat de woning is aangepast voor de zorg van zijn zoon en dat het in het belang van de zoon is om in een vertrouwde omgeving te blijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de man zwaarder wegen dan die van de vrouw, en heeft daarom besloten dat het uitsluitend gebruik van de woning aan de man toekomt voor de duur van het geding. De kosten van het incident worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 25 oktober 2023 opnieuw op de rol komen voor verdere procedurele stappen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/295645 / HA ZA 23-164
Vonnis in incident van 18 oktober 2023
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. I. Mercanoglu te Almelo,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M. van der Burg te Zwolle.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
  • de regiebrief van de rechtbank aan partijen
  • de provisionele vordering ex artikel 223 Wetboek van Rechtsvordering (Rv)
  • de uitlating artikel 223 Rv tevens conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten die van belang zijn in dit incident

2.1.
Partijen zijn op [datum] in de gemeente [gemeente] met elkaar gehuwd.
2.2.
De vrouw heeft de Turkse en de man de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft zich op 4 juli 2002 in Nederland gevestigd.
2.3.
Uit het huwelijk van partijen is een inmiddels meerderjarige zoon ( [zoon 1] ) geboren. Daarnaast heeft de man twee zoons uit een eerder huwelijk ( [zoon 2] en [zoon 3] ).
2.4.
Partijen zijn op 17 september 2007 in de huurwoning aan de [adres] (hierna: de woning) gaan wonen. Zij wonen nog steeds op hetzelfde adres, evenals [zoon 2] en [zoon 1] .
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 17 januari 2022 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 20 januari 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Zwartewaterland.
2.6.
Partijen zijn er niet in geslaagd om afspraken te maken over de (wijze van) verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap.

3.Het geschil

Inde hoofdzaak

3.1.
In de hoofdzaak vordert de vrouw de rechtbank:
I. te bepalen dat de man inzage moet verschaffen over de banksaldi op de peildatum;
II. te bepalen dat de man inzage moet verschaffen over de financiële administratie voor de peildatum (de IB-aanslagen over 2021 en 2022);
III. te bepalen dat partijen de aanwezige inboedel dienen te verdelen;
IV. te bepalen dat het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw toekomt;
V. te bepalen dat de man de helft van de taxatiewaarde van de auto aan de vrouw zal voldoen.
3.2.
Bij uitlating artikel 223 Rv tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie heeft de vrouw haar vorderingen aangevuld.
3.3.
De man heeft in de hoofdzaak verweer gevoerd en een (voorwaardelijke) vordering in reconventie ingesteld.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De man vordert dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, namelijk dat het uitsluitend gebruik van de woning toekomt aan de man. De vrouw voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De bevoegdheid van de rechtbank
4.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 24 Brussel I bis verordening is de Nederlandse rechter bevoegd. Die rechter is op grond van artikel 93 onder c Rv de kantonrechter. Echter om redenen van proces-economie (het gaat om een voorlopige voorziening, de hoofdvordering betreft een deelvordering en de mondelinge behandeling heeft al plaatsgevonden) houdt de rechtbank de beoordeling aan zich.
Het toepasselijk recht
4.3.
Het Nederlandse recht wordt toegepast nu de onroerende zaak in Nederland is gelegen.
De ontvankelijkheid
4.4.
De man heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt.
De inhoudelijke beoordeling
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat voor de toewijzing van het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan één van partijen voor de duur van het geding een belangenafweging tussen partijen dient te worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank wegen de belangen van de man zwaarder dan die van de vrouw. De rechtbank acht daarvoor het volgende doorslaggevend.
4.6.
Onweersproken is dat [zoon 2] de ziekte van Duchenne heeft en dat hij 24 uur per dag volledig van zorg afhankelijk is. De man heeft gesteld en onderbouwd dat de woning in 2006 met gelden van de gemeente is verbouwd ten behoeve van [zoon 2] . Hij heeft gemotiveerd betwist dat de gedane aanpassingen meegenomen kunnen worden naar een andere woning. Ook heeft de man gesteld dat hij [zoon 2] verzorgt van 13.00 uur tot 08.00 uur, waarvoor hij een PGB-budget ontvangt. In de overige uren is er ondersteuning van thuiszorg.
4.7.
Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank staat het welzijn van [zoon 2] voorop. Het is het in het belang van [zoon 2] , en daarmee in het belang van de man, dat hij voor de duur van het geding in een voor hem veilige en vertrouwde omgeving (dat wil zeggen: de woning) kan blijven wonen en dat [zoon 2] niet is gebaat bij verandering van woonomgeving. Of de woning al dan niet is aangepast, kan dan ook in het midden blijven. Om die reden acht de rechtbank een bezichtiging van de woning, zoals door de vrouw is verzocht, niet noodzakelijk voor deze beslissing.
4.8.
De rechtbank heeft bij de belangenafweging de stellingen van de vrouw meegewogen dat zij geen Nederlands spreekt, dat zij tot de echtscheiding altijd voor [zoon 2] heeft gezorgd, dat zij op dit moment geen baan heeft en dat het voor haar moeilijk is om zonder diploma een baan te vinden en om woonruimte te vinden. Ook de stelling van de vrouw dat de man vanwege [zoon 2] , en daarmee met urgentie, sneller een woning kan krijgen dan zij maakt het vorenstaande niet anders. Als het al het geval is dat er op zeer korte termijn een geschikte woning zou zijn, is het niet in het belang van [zoon 2] om te verhuizen naar een andere woning en wordt de gemeente (lees: de gemeenschap) geconfronteerd met onnodige kosten.
4.9.
De vrouw heeft verder de man verzocht om de laatste zes PGB-budgetten van [zoon 2] over te leggen. De man heeft bij de mondelinge behandeling toegezegd deze budgetten over te willen leggen, voor zover hij daarover nog de beschikking heeft/kan krijgen.
4.10.
De vordering van de vrouw te bevorderen dat de man de financiële stukken indient voor de mondelinge behandeling in de hoofdzaak, zal bij gebrek aan belang worden afgewezen. De vrouw heeft immers in de hoofdzaak geen vordering tot partneralimentatie ingesteld en daarnaast is deze procedure (zowel het incident als de hoofdzaak) daarvoor niet de juiste rechtsingang.
4.11.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten van dit incident tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
bepaalt dat het uitsluitend gebruik van de woning aan de [adres] voor de duur van het geding aan de man toekomt,
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
5.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 25 oktober 2023 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden januari en februari 2024, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
5.6.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
5.7.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.8.
wijst partijen er op, dat voor de mondelinge behandeling 90 minuten zal worden uitgetrokken,
5.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: