In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 oktober 2023 een vonnis gewezen in een incident betreffende een voorlopige voorziening in het kader van een echtscheidingsprocedure. De vrouw, eiseres in conventie, en de man, gedaagde in conventie, zijn in een juridische strijd verwikkeld over het gebruik van de huurwoning. De vrouw vordert dat het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toekomt, terwijl de man verzoekt om het uitsluitend gebruik van de woning voor de duur van het geding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Brussel I bis verordening en dat het Nederlandse recht van toepassing is, aangezien de onroerende zaak in Nederland is gelegen.
De rechtbank heeft de belangen van de partijen afgewogen, waarbij het welzijn van de zoon van partijen, die lijdt aan de ziekte van Duchenne, zwaar heeft meegewogen. De man heeft onderbouwd dat de woning is aangepast voor de zorg van zijn zoon en dat het in het belang van de zoon is om in een vertrouwde omgeving te blijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de man zwaarder wegen dan die van de vrouw, en heeft daarom besloten dat het uitsluitend gebruik van de woning aan de man toekomt voor de duur van het geding. De kosten van het incident worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 25 oktober 2023 opnieuw op de rol komen voor verdere procedurele stappen.