ECLI:NL:RBOVE:2023:504

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
C/08/288076 / KG ZA 22-241
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een terugkoopovereenkomst met betrekking tot onroerend goed

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel zich gebogen over de vraag of gedaagde, een besloten vennootschap, moet worden veroordeeld tot nakoming van een terugkoopovereenkomst die betrekking heeft op een boerderij en 32 hectare grond. Eiser, die de onroerende zaken eerder aan gedaagde heeft verkocht, stelt dat hij heeft voldaan aan de voorwaarden voor het uitoefenen van het terugkooprecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser tijdig een aangetekende brief heeft verstuurd waarin hij zijn recht op terugkoop heeft ingeroepen. Gedaagde betwist dit en stelt dat eiser niet aan de voorwaarden heeft voldaan, met name de voorwaarde dat eiser een verklaring van een in Nederland ingeschreven bankinstelling moest bijvoegen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de door eiser verzonden brief voldoet aan de voorwaarden van de terugkoopovereenkomst, ondanks dat deze naar een adviseur van gedaagde is gestuurd. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser niet kan worden verweten dat hij de brief naar de adviseur heeft gestuurd, aangezien deze adviseur eerder als contactpersoon heeft gefungeerd. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser, door het beschikbaar hebben van de terugkoopsom op een kwaliteitsrekening van een notaris, voldoet aan de voorwaarde van de terugkoopovereenkomst.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van eiser toegewezen en gedaagde veroordeeld tot nakoming van de terugkoopovereenkomst, met een dwangsom voor het geval gedaagde niet binnen de gestelde termijn aan de uitspraak voldoet. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 9 februari 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/288076 / KG ZA 22-241
Vonnis in kort geding van 9 februari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.W. Tieman te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] ONROEREND GOED B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.G.H. Meijerink te Drachten.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de mondelinge behandeling, waar naast onderhavig geschil ook is behandeld het geschil in kort geding tussen partijen met zaaknummer C/08/2880767957 / KG ZA 22-24136 (door [gedaagde] aangespannen),
  • de pleitnota van [eiser] ,
  • de pleitnota van [gedaagde] ,
  • de aanhouding van beide procedures op gezamenlijk verzoek van partijen,
en nadien:
- de akte van [gedaagde] ,
- de akte van [eiser] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot nakoming van een terugkoopovereenkomst ter zake een boerderij en 32 hectare grond, welke [eiser] eerder heeft verkocht aan [gedaagde] . Partijen twisten er over of [eiser] heeft voldaan aan de overeengekomen voorwaarden voor de uitoefening van het terugkooprecht.
2.2.
De rechtbank komt tot het voorlopige oordeel dat [eiser] daar aan heeft voldaan. [eiser] hoeft de bepaling tot terugkoop niet zo beperkt uit te leggen als [gedaagde] heeft gedaan. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot nakoming van de terugkoopovereenkomst op straffe van een dwangsom.

3.De feiten

3.1.
[eiser] runt op de boerderij aan [het adres 1] in [woonplaats] een melkveehouderij met ongeveer vijftig melkkoeien. De boerderij is vanouds familiebezit.
3.2.
[gedaagde] is een bedrijf dat zich bezighoudt met de aan- en verkoop van onroerend goed. [A] is volledig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde] . Ook is [A] aandeelhouder en bestuurder van [Z] B.V.
3.3.
Op 17 juli 2021 hebben [eiser] en [Z] B.V. een koopovereenkomst gesloten, waarbij [eiser] de boerderij en ongeveer 32 hectare grond heeft verkocht voor een prijs van € 1.000.000,00. De boerderij en de grond is aan [eiser] in gebruik gegeven.
3.4.
Eveneens op 17 juli 2021 zijn [eiser] en [Z] B.V. een terugkooprecht overeengekomen. In de “Overeenkomst ten aanzien van de verlening van een terugkooprecht” is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Artikel 1. Recht van terugkoop1.1. [A] verleent hierdoor aan [eiser] , die dit aanvaardt, het recht tot terugkoop van het Verkochte, hierna: het “Terugkooprecht”. Op dit Terugkooprecht zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
Het Terugkooprecht kan door [eiser] uitsluitend worden ingeroepen middels een schriftelijke verklaring per aangetekend post of per deurwaardersexploot aan [A] waarin [eiser] verklaart dat hij van het Terugkooprecht gebruik wenst te maken.
Bij deze verklaring voegt [eiser] een verklaring van een in Nederland ingeschreven bankinstelling van goede naam en faam bij waaruit blijkt dat hij in staat is om al hetgeen hij aan [A] bij de (terug)levering van het Verkochte verschuldigd is aan [A] te betalen.
Indien [eiser] gebruik maakt van het Terugkooprecht bedraagt de (terug)koopsom van het Verkochte, welke koopsom [eiser] aan [A] verschuldigd is: € 1.275.000,00 (zegge: een miljoen tweehonderdvijfenzeventigduizend euro) (o.b.v. kosten koper).
De notariële (terug)levering van het Verkochte dient binnen één maand na het inroepen van het Terugkooprecht plaats te vinden.
Het Terugkooprecht kan door [eiser] worden ingeroepen gedurende een periode van één jaar na het passeren van de notariële leveringsakte. Het Terugkooprecht vervalt in alle gevallen op 1 september 2022.
[eiser] dient de Vordering, voor de (terug)levering, volledig (inclusief rente en kosten) aan [A] te voldoen.
[eiser] dient alle kosten die [A] heeft gemaakt ten aanzien van de koop van het verkochte aan [A] te vergoeden. (…)
1.3.
Indien niet aan alle bovenstaande voorwaarden is voldaan, is [A] niet verplicht om mee te werken aan de (terug)levering van het Verkochte.
1.4.
Het Terugkooprecht vervalt indien:
het Verkochte niet uiterlijk 17 augustus 2021 is geleverd aan [A] ;
de koopovereenkomst van het Verkochte wordt ontbonden of niet binnen 8 dagen na ondertekening van deze Overeenkomst door alle contractspartijen is getekend;
de in artikel 1.1. onder e genoemde termijn is verstreken;
[eiser] in staat van faillissement wordt verklaard;
op [eiser] surseance van betaling van toepassing wordt verklaard;
[eiser] wordt toegelaten tot de Wettelijke Schuldsaneringsregeling Natuurlijke Personen;
[eiser] schriftelijk verklaart afstand te doen van zijn terugkooprecht;
[eiser] enige betaling die hij uit hoofde van deze Overeenkomst aan [A] verschuldigd is of betalingen die hij uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten die ten grondslag liggen aan de Vordering niet of niet-tijdig betaalt nadat [eiser] hiertoe door [A] is aangemaand en een termijn van minimaal 8 dagen heeft gekregen om alsnog aan zijn betalingsverplichting te voldoen. (…)
Artikel 2. Gebruik door [eiser] en ontruiming (…)
2.14.
[eiser] is verplicht de onroerende zaak bij het eindigen van het gebruik geheel ontruimd en vrij van rechten (van derden) ter vrije beschikking aan [A] op te leveren onder afgifte van de sleutels. [eiser] zal de onroerende zaak daarbij veegschoon, de stallen spuitschoon en de mestkelders zuigleeg opleveren. Bij gebreke van een deugdelijke dan wel tijdige ontruiming verbeurt [eiser] aan [A] een direct opeisbare boete van € 50.000,00 (zegge: vijftigduizend euro), onverminderd het recht van [A] onverkort nakoming en/of schadevergoeding te vorderen (…)
Artikel 4. Overige afspraken (…)
4.3
Alle correspondentie van [eiser] aan [A] dient te worden verstuurd per e-mail naar [e-mailadres] en per post naar [het adres 2] . (…)”
3.5.
[Z] B.V. heeft, ook op 17 juli 2021, de onroerende zaken onder dezelfde voorwaarden doorverkocht en rechtstreeks geleverd aan [gedaagde] .
3.6.
[eiser] heeft op 27 juni 2022 een handgeschreven brief aangetekend verstuurd naar [B] Advies in [plaats] , gericht aan de heer [C] . In de brief staat onder meer:
“(…) Uit voorgaande is duidelijk dat ondergetekende, met nadruk, zijn recht op terugkoop van het bij u in beheer zijnde onroerend goed, afkomstig van [eiser] , bij deze, heeft geclaimd. (…)”
3.7.
[eiser] heeft op 31 augustus 2022 aan [C] een schriftelijke verklaring van notaris [D] van notariskantoor Taxperience verstrekt, met de volgende inhoud:
“(...) Geachte [eiser] en de heer [E]
Hierbij bericht ik u dat ik een bedrag groot 1.411.418,50 euro heb ontvangen op mijn kwaliteitsrekening, welke gelden door [eiser] worden aangewend om het terugkooprecht dat de [eiser] met de heer [A] is overeengekomen in de maand september te kunnen uitvoeren. Het terugkooprecht blijkt uit de aan deze brief gehechte stukken. (…)”

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair4.2. [gedaagde] veroordeelt tot nakoming van de terugkoopovereenkomst door binnen 5 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis volledige medewerking te verlenen aan de (terug)verkoop en levering van de in de dagvaarding genoemde roerende en onroerende zaken door [gedaagde] aan [eiser] voor een koopsom van € 1.275.000,00, wat in ieder geval behelst dat [gedaagde] een notariële akte van koop en levering ondertekent conform het concept dat [eiser] in het geding heeft gebracht als productie 10, danwel - als de notaris daarom vraagt - een daartoe strekkende notariële volmacht, een en ander op straffe van verbeurte door [gedaagde] van een dwangsom van € 15.000,00 per dag, een gedeelte van een dag als een volle dag gerekend voor iedere dag dat zij daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft na 5 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot een maximum van € 1.500.000,00;
Subsidiair4.3. bepaalt dat ingeval [eiser] binnen 30 dagen na het in dezen te wijzen vonnis een bodemprocedure start waarin onder meer (terug)levering van de onder randnummer 5 van deze dagvaarding benoemde roerende en onroerende zaken door [gedaagde] aan [eiser] wordt gevorderd, danwel indien [eiser] in appel gaat tegen het in deze te wijzen vonnis, het [gedaagde] verboden is om de onder randnummer 5 van deze dagvaarding benoemde zaken te vervreemden, te bezwaren of - voor zover het gaat om onroerende zaken - de ontruiming daarvan te bewerkstelligen, op welke wijze dan ook, alsmede om daartoe pogingen te ondernemen, anders dan door middel van een gerechtelijke procedure, totdat in de door [eiser] gestarte bodemprocedure of appelprocedure vonnis is verkregen waarbij de rechtstoestand c.q. verhoudingen tussen partijen zijn komen vast te staan én dat vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Een en ander op straffe van verbeurte door [gedaagde] van een dwangsom van € 15.000,00 per overtreding, tot een maximum van € 1.500.000,00;
Zowel primair als subsidiair
4.4.
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten en de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn van veertien dagen plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag van algehele voldoening.
4.5.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vordering het volgende aangevoerd. [eiser] stelt dat hij tijdig aan de voorwaarden voor terugkoop van de onroerende zaken heeft voldaan. Hij heeft tijdig een aangetekende brief gestuurd naar de zaakwaarnemer van [gedaagde] waarin hij zijn wens tot terugkoop kenbaar heeft gemaakt. Daarnaast heeft hij vóór het verstrijken van de termijn aangetoond dat hij in staat is om de terugkoopsom te voldoen. Dat het geld op een kwaliteitsrekening van een notaris staat en niet bij een in Nederland goed bekend staande bank is niet van belang omdat dat niet zo is overeengekomen. Er moet worden uitgegaan van de strekking van de bepaling en niet zozeer van de letterlijke tekst. [gedaagde] wist al dat het geld mogelijk ergens anders vandaan kwam: [eiser] heeft al vóór de totstandkoming van de terugkoopovereenkomst laten weten dat het te betalen bedrag mogelijk zou worden voldaan uit eventuele schadevergoeding van de overheid aan [eiser] . Nimmer is door [A] of [C] aan de orde geweest dat het geld niet afkomstig mocht zijn van particuliere financiers en waarom niet. [Z] of [B] Advies heeft de tekst van de overeenkomst bepaald. [eiser] werd juridisch niet bijgestaan. [eiser] stond met de rug tegen de muur: de voorzetting van het agrarische familiebedrijf stond voor hem op het spel. Subsidiair is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om [eiser] aan de beperkte lezing die [gedaagde] aan de bepaling geeft te houden. De belangen van [eiser] om het bedrijf te mogen voorzetten moeten zwaarder wegen dan het belang van [gedaagde] om de onroerende zaken tegen een hogere prijs aan een derde te verkopen. Het geld op de kwaliteitsrekening van Taxperience is nog steeds beschikbaar. [eiser] heeft spoedeisend belang: een bodemprocedure zal lang duren en de financiers zullen het geld niet zo lang beschikbaar houden voor [eiser] .
Mocht de primaire vordering niet worden toegewezen dan heeft [eiser] er belang bij dat het [gedaagde] wordt verboden om de onroerende zaken te verkopen. [eiser] heeft inmiddels conservatoir beslag laten leggen om eventuele verkoop door [gedaagde] te voorkomen.
4.6.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] stelt dat [eiser] niet aan de voorwaarden voor terugkoop heeft voldaan. Hij heeft de brief niet aangetekend en niet naar het juiste adres gestuurd. Ook heeft hij niet aan de voorwaarde genoemd in artikel 1.1. onder b van de terugkoopovereenkomst voldaan. Bij die bepaling moet worden uitgegaan van de letterlijke tekst. Omdat er geen sprake is van een leemte in de tekst van de bepaling is er geen ruimte voor het uitleggen van de bepaling. De reden dat deze tekst is opgenomen, is dat een bank de levensvatbaarheid van een bedrijf toetst. Dat was voor [Z] B.V. belangrijk, omdat teruglevering alleen dan toegevoegde waarde zou hebben. Bovendien wilde [Z] B.V. niet dat een particuliere financier na terugkoop de onroerende zaken zou kunnen uitwinnen en dat de handel dan zou verdampen. Dit is voorafgaand aan de totstandkoming van de terugkoopovereenkomst met [eiser] besproken. [gedaagde] wil zo snel mogelijk over de onroerende zaken kunnen beschikken.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het spoedeisend belang volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende uit de aard van de vordering. Daarbij weegt mee de stelling van [eiser] dat zijn private financiers het geld voor de eventuele uitoefening van het terugkooprecht niet lang beschikbaar zullen houden, zodat het resultaat van een bodemprocedure naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet van [eiser] kan worden afgewacht.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat een vordering in kort geding alleen kan worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter, wanneer zijn oordeel wordt gevraagd, het standpunt van eiser zal volgen.
5.3.
De centrale vraag die in beide procedures tussen partijen voorligt is of [eiser] heeft voldaan aan de voorwaarden voor het recht op terugkoop.
5.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De door [eiser] gestuurde aangetekende brief voldoet aan de voorwaarden uit de terugkoopovereenkomst. Door [eiser] is bewijs bijgevoegd dat deze brief door hem aangetekend is verstuurd. Uit de tekst van de brief kan niet anders worden afgeleid dan dat [eiser] het recht op terugkoop heeft ingeroepen. Het klopt dat deze brief naar [B] Advies is verzonden (in afwijking van art. 1.1. onder a. en art. 4.3 van de terugkoopovereenkomst), maar [gedaagde] heeft erkend dat de brief haar tijdig heeft bereikt, zodat niet valt in te zien dat zij daardoor is benadeeld.
5.5.
Daarnaast staat vast dat [B] Advies de gesprekken met [eiser] voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst heeft gevoerd. Ook heeft [B] Advies de tekst van de overeenkomsten opgesteld en was [B] Advies voor [eiser] contactpersoon namens zowel [gedaagde] als [Z] B.V. Onder die omstandigheden kan [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden verweten dat hij de aangetekende brief naar [B] Advies heeft gestuurd.
5.6.
Partijen twisten voorts over het antwoord op de vraag of [eiser] heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 1.1. onder b. van de terugkoopovereenkomst, kort gezegd inhoudende dat [eiser] bij zijn schriftelijke verklaring voor het inroepen van het terugkooprecht een verklaring van een in Nederland ingeschreven bankinstelling van goede naam en faam had moeten bijvoegen.
5.7.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Anders dan [gedaagde] stelt kan de betekenis van deze bepaling niet alleen worden begrepen uit de letterlijke tekst. Bij het toekennen van de betekenis is ook van belang wat partijen vooraf met elkaar hebben besproken en wat partijen over en weer uit elkaars verklaringen mochten afleiden.
5.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat de koopovereenkomst door of namens [Z] is opgesteld en dat [eiser] op dat moment niet was voorzien van rechtskundige bijstand. Niet is gesteld dat de bepaling onderwerp van onderhandeling is geweest. Nu de tekst door partijen verschillend wordt uitgelegd, is van belang welke betekenis partijen met elkaar hebben besproken, waarom de betekenis van de bepaling voor [gedaagde] zo belangrijk was, op welke wijze door [eiser] al dan niet aan de bepaling kon worden voldaan en hoe [eiser] dat kon weten.
5.9.
Gebleken is dat partijen van mening verschillen over de vraag of bij de onderhandelingen is besproken welk belang [gedaagde] bij de bepaling heeft en waarom deze zo is opgesteld. Gelet op de uiteenlopende standpunten van partijen, is (in beide kort geding procedures tussen partijen) onvoldoende aannemelijk geworden dat partijen bij het sluiten van de (terug)koopovereenkomst hebben gesproken over het belang van [gedaagde] bij de uitleg van die bepaling en waarom. Voor een antwoord op de vraag of dit is besproken, is een nader onderzoek naar de feiten vereist en daaropvolgend mogelijk bewijslevering. Daarvoor leent een kort geding procedure zich niet.
5.10.
Bij de mondelinge behandeling is bovengenoemde vraag uitgebreid met partijen besproken. Mede aan de hand daarvan oordeelt de voorzieningenrechter voorlopig dat [eiser] de bepaling aldus mocht begrijpen, dat hij door het beschikbaar hebben van de terugkoopsom op een kwaliteitsrekening van een in Nederland ingeschreven notaris voldeed aan de voorwaarde van artikel 1.1. onder b van de terugkoopovereenkomst.
5.11.
Indien [gedaagde] in het geval van terugkoop door [eiser] een deel van de eventuele toekomstige winst veilig had willen stellen, had zij dat bovendien met een daartoe opgestelde bepaling in de (terug)koopovereenkomst kunnen opnemen. Vast staat dat dat niet is gebeurd.
Dat de bepaling, naast dat [eiser] in staat zou zijn om het terugkoopbedrag via een goed bekend staande instelling te betalen, (tevens) de doelstelling had om in het geval van terugkoop de levensvatbaarheid van het bedrijf van [eiser] te toetsen, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet uit die bepaling worden afgeleid, nog afgezien van de vraag welk gerechtvaardigd belang [gedaagde] of [Z] daarbij zou hebben.
Dat een kwaliteitsrekening van een notaris niet zou voldoen, kan evenmin uit die bepaling worden afgeleid. Uiteraard is het is aan de notaris om bij het passeren van de akte de regels over de herkomst van het geld na te leven.
5.12.
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft voldaan aan de voorwaarden uit de terugkoopovereenkomst. Dit leidt tot de conclusie dat [eiser] gerechtigd is om de onroerende zaken terug te kopen tegen de overeengekomen prijs. De vordering tot nakoming wordt toegewezen, evenals de dwangsom nu daartegen geen bezwaar is gemaakt.
5.13.
Voor zover [gedaagde] zich in haar akte van 18 januari 2023 (waarbij aanvullende producties door de voorzieningenrechter zijn geweigerd) heeft uitgelaten over de gang van zaken na de mondelinge behandeling, geldt dat dit niet tot een ander oordeel kan leiden. De akte bevat immers enkel nieuwe stellingen en [eiser] heeft op deze stellingen niet kunnen reageren, nu hij tegen dezelfde datum een akte heeft moeten nemen.
5.14.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- kosten dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
€ 1.079,00(tarief gemiddeld van € 1.079,00)
totaal € 1.518,03
5.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. De wettelijke rente over de proceskosten en nakosten zal eveneens worden toegewezen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van de terugkoopovereenkomst door binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis volledige medewerking te verlenen aan de (terug)verkoop en levering van de roerende en onroerende zaken door [gedaagde] aan [eiser] voor een koopsom van € 1.275.000,00, wat in ieder geval behelst dat [gedaagde] een notariële akte van koop en levering ondertekent conform het concept dat [eiser] in het geding heeft gebracht als productie 10, dan wel - als de notaris daarom vraagt - een daartoe strekkende notariële volmacht, een en ander op straffe van verbeurte door [gedaagde] van een dwangsom van € 15.000,00 per dag, een gedeelte van een dag als een volle dag gerekend, voor iedere dag dat zij daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft na 5 dagen na betekening dit vonnis, tot een maximum van € 1.500.000,00;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.518,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de dag van dit vonnis tot aan de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2023.(TD)