6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling en mishandeling van zijn toenmalige celgenoot [slachtoffer] . Tijdens een rustig gesprek in hun gedeelde cel heeft verdachte uit het niets zijn celgenoot overgoten met kokend heet water en gestoken met een in een doek gewikkelde glasscherf. Door zo te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Het gebeuren heeft naast meerdere brandwonden en een steekwond, voor [slachtoffer] ook psychisch nadelige gevolgen gehad, zoals ook door [slachtoffer] ter terechtzitting is verwoord. De rechtbank houdt verdachte hiervoor verantwoordelijk.
De Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 9 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor gewelds- en vermogensfeiten.
De rechtbank heeft daarbij, conform het bepaalde in artikel 63 Sr, eerdere veroordelingen van verdachte in rekening gebracht, te weten:
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 20 december 2021, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 1 december 2021, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden.
- het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 augustus 2022, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 dagen.
De deskundigenrapportages
Over verdachte is door deskundigen een aantal rapportages uitgebracht.
- de rapportage van het PBC
Uit de pro justitia rapportage van 13 oktober 2023 die door C.J.J.C.M. van Gestel, psychiater en P.G. Smits, klinisch psycholoog is opgemaakt naar aanleiding van het verblijf van verdachte in het PBC, en een aanvullend schrijven van 21 november 2023, volgt onder meer het volgende.
Verdachte wilde niet meewerken aan de PBC-observatie. Op basis van een verslag van de PBC-groepsobservatie en een beperkt forensisch milieuonderzoek is samen met het (omvangrijke) straf- en penitentiair dossier enig beeld van verdachte verkregen. Niet kan worden gekomen tot een precieze diagnostische conclusie, maar in de beschikbare informatie worden voldoende gronden gezien voor vaststelling van een gebrekkige ontwikkeling bij verdachte. Deze gebrekkige ontwikkeling, die een langdurige ontstaansgeschiedenis heeft, bestond ook ten tijde van het ten laste gelegde.
Vast te stellen is een patroon van disfunctionele gedragingen al vanaf de jeugd, met name van allerlei norm- en grensoverschrijdend, agressief en/of crimineel gedrag dat heeft geleid tot jaren van detentie en mede daardoor tot het volledig vastlopen van verdachte op alle levensgebieden. Verdachte heeft nauwelijks scholing gehad, nauwelijks werkervaring opgedaan, geen langdurige intieme relaties gehad en heeft nooit zelfstandig gefunctioneerd. In classificerende zin kan worden gesproken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Reactie op autoriteit of worden aangesproken op gedrag, angst en achterdocht of het bereiken van eigen doelen, worden gezien als gronden voor de naar voren komende agressie bij verdachte. De neiging tot het ontregelen van de omgeving wordt gezien als een vorm instrumentele agressie.
Op basis van de beschikbare informatie kan niet worden gekomen tot een hypothese over de mate van doorwerking van de gebrekkige ontwikkeling in het ten laste gelegde. Omdat verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek kon geen gestructureerde risicotaxatie tot stand komen en kan geen uitspraak worden gedaan over het recidiverisico.
Onderzoekers kunnen vanwege het vorenstaande geen passend interventieadvies geven.
Wel is geconstateerd dat behandeling in een vrijwillig of drangkader (zoals bijzondere voorwaarden of een ISD-maatregel) tot op heden weinig resultaat heeft opgeleverd. Uit de opgetekende levensloop blijkt dat betrokkene zich zelden voor langere tijd aan hem opgelegde voorwaarden heeft gehouden.
- de reclasseringsrapportage
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de reclasseringsrapportage van 27 maart 2023 opgemaakt door J. Mertens van Inforsa. Hieruit volgt onder meer het volgende.
Het psychosociaal functioneren van verdachte ligt vermoedelijk ten grondslag aan het delictgedrag. Er is geen actuele diagnostiek beschikbaar. Wel is sprake van ernstige gedragsproblematiek, problematische en antisociale gedragingen vanaf jonge leeftijd en veelvuldig contact met politie en justitie en ernstige verslavingsproblematiek. Interventies hebben geen effect gesorteerd en er is sprake van een ongemotiveerde en recalcitrante houding. Tweemaal is een ISD-maatregel opgelegd en alle reclasseringstoezichten zijn voortijdig negatief geretourneerd. Tijdens detentie zijn sancties opgelegd wegens middelengebruik, onheuse bejegening en het pogen tot binnensmokkelen van contrabande door bezoek. Beschermende factoren zijn niet waargenomen.
Het recidiverisico alsook het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat op hoog.
Er worden geen mogelijkheden gezien om met interventies of met toezicht de risico’s te beperken of gedrag te veranderen. Het advies is oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden en het doen van onderzoek naar de mogelijkheid van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging of met voorwaarden.
De rechtbank deelt de bevindingen en conclusies van de deskundigen, zoals hiervoor zijn uiteengezet.
Verdere strafmaatoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Hoewel de deskundigen vanwege de weigerachtige houding van verdachte niet tot gedetailleerde conclusies konden komen, acht de rechtbank zich op basis van de aanwezige rapportages voldoende voorgelicht ten aanzien van de persoon van verdachte en de wenselijkheid of noodzakelijkheid van behandeling. De gebrekkige ontwikkeling, de antisociale persoonlijkheidsstoornis, het patroon van disfunctionerende gedragingen, de ernstige verslavingsproblematiek en het hoge recidiverisico op gewelddadig gedrag, als ook de conclusie van de deskundigen dat behandelingen in een vrijwillig of drangkader weinig effect hebben gesorteerd en dat verdachte zich zelden voor langere tijd aan hem opgelegde voorwaarden heeft gehouden, maken naar het oordeel van de rechtbank een behandeling binnen het dwingende kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel ex artikel 37a Sr is voldaan. Poging tot zware mishandeling is een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Bij verdachte bestond blijkens de rapportages van de gedragsdeskundigen ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een persoonlijkheidsstoornis. Verder eist de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank aan verdachte opleggen de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Volgens artikel 38d, eerste lid, Sr geldt de terbeschikkingstelling voor de tijd van twee jaren. Nu de maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon of personen, is sprake van een terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 38e Sr en kan de totale duur van de op te leggen maatregel een periode van vier jaren te boven gaan.