ECLI:NL:RBOVE:2023:5169

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
AK_23_1351
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een maatwerkvoorziening voor aanpassingen aan de badkamer op basis van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 18 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor aanpassingen aan de badkamer op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres, de weduwe van de heer [naam 3], had een pgb van € 1.945,11 aangevraagd, terwijl de totale kosten van de verbouwing € 19.840,78 bedroegen. De rechtbank oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland niet had kunnen volstaan met de lage toekenning, gezien de bijzondere en schrijnende omstandigheden van het geval. De heer [naam 3] had een snel progressieve ALS, waardoor hij niet meer veilig kon douchen. De rechtbank concludeerde dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, waarbij het ook de mogelijkheid moest overwegen om de helft van de gemaakte kosten voor zijn rekening te nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de familie van eiseres door de progressieve ziekte van de heer [naam 3] snel moest handelen en dat de omstandigheden, zoals personeelstekort in de bouw en de nasleep van de coronapandemie, hen in een urgente situatie hebben gebracht. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het college, omdat dit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Eiseres kreeg ook een vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van maatwerk in de uitvoering van de Wmo 2015, vooral in schrijnende situaties.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1351

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: C.C. Dol,
en

het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland, het college,

gemachtigde: C.M.A. Holsink.

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van aanpassingen aan de badkamer op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.1.
Met het besluit van 31 oktober 2022 heeft het college een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend van € 1.945,11 te besteden aan aanpassingen van de badkamer op de benedenverdieping.
1.2.
Met het bestreden besluit van 8 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is het college met een aanvullende motivering bij dat besluit gebleven.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] en mevrouw [naam 2] , de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is de weduwe van de heer [naam 3] . Bij hem is in 2021 een snel progressieve ALS geconstateerd, waardoor hij onder meer niet meer op een veilige manier kon douchen. Hij is op [datum] overleden.
2.1.
Eind 2021 ontving het college een melding voor aanpassingen aan de badkamer. Tijdens een huisbezoek op 16 november 2021 is aangegeven dat een indicatie vanuit de Wmo 2015 nog niet aan de orde is omdat de medicatie toen (nog) goed aansloeg. Na een nieuwe melding heeft op 11 april 2022 een tweede huisbezoek plaats gevonden. Toen is geconcludeerd dat de heer [naam 3] beperkt is bij staan, lopen, praten en slikken en dat hij niet meer op een veilige manier kan douchen of gedoucht worden en dat daarom aanpassingen nodig zijn. Dit is vermeld in het ‘Onderzoeksverslag Wmo’.
2.2.
Vanwege de progressieve ziekte is de verbouwing in overleg met de
WMO-consulent en de ergotherapeut al op 1 juni 2022 gestart, voordat de offertes waren goedgekeurd. In de maanden voorafgaand, tijdens en na de verbouwing is veel
e-mailcontact geweest tussen mevrouw [naam 1] en medewerkers van de gemeente. Verschillende bouwtekeningen en offertes zijn daarbij opgestuurd. In een mail van
31 mei 2022 is bijvoorbeeld aan de schoondochter gemeld:
“Goedemorgen [naam 4] ,
Het is natuurlijk ook aan je schoonouders waar zij zich goed bij voelen in deze voor hun moeilijke tijd. Wij kunnen nu dan ook de offertes gaan beoordelen om te kijken welke kosten de gemeente gaat vergoeden.
Alvast heel veel succes!”
2.3.
Uit de facturen blijkt dat de totale verbouwing € 19.840,78 heeft gekost. Het zijn facturen van [bedrijf 1] van € 6.279,90, Gewoon Tegels en Sanitair van
€ 13.022,43 en [bedrijf 2] € 538,45.
2.4.
Het college heeft met het ondersteuningsadvies van 2 september 2022 aangegeven dat een bedrag van € 1.945,11 vergoed kan worden. Daarbij is een bijlage gevoegd met een berekening op basis van de richtprijzen en normen uit Casadata. Eiseres heeft getekend voor gezien, maar is niet akkoord gegaan met het ondersteuningsadvies omdat niet duidelijk is waar de berekening op is gebaseerd. Met een brief van 26 oktober 2022 heeft eiseres het college verzocht om uiterlijk 1 november 2022 een besluit te nemen. Vervolgens is het besluit van 31 oktober 2022 genomen.

Standpunten eiseres

3. Eiseres stelt – samengevat weergegeven – dat het college eerst toestemming heeft gegeven om de badkamer te verbouwen en pas nadat de verbouwing klaar was met een lijst komt van zaken die niet voor vergoeding in aanmerking komen, terwijl zij altijd bereid is geweest om in overleg te treden over wat wel en niet voor vergoeding in aanmerking komt. Volgens eiseres dienen de kosten voor het vervangen van de mengkraan, de toiletpot, de betegeling en de bijkomende kosten vergoed te worden.
3.1.
Ook stelt eiseres dat het college vanwege vaste afschrijvingstermijnen geen beroep kon doen op de instandhoudingsbepalingen. Dat geldt zeker nu het college pas na de verbouwing een concrete ‘instandhoudingslijst’ heeft opgesteld en verzonden. Volgens eiseres had het college een instandhoudingsbeschikking moeten afgeven. Daarnaast stelt eiseres dat er geen bouwkundig onderzoek heeft plaatsgevonden. Verder stelt eiseres dat de hoogte van het pgb gebaseerd had moeten worden op de aangedragen offertes in plaats van de richtprijzen en normen uit Casadata. Volgens eiseres heeft het college niet gemotiveerd waar de richtprijzen en normen uit Casadata op gebaseerd zijn.
3.2
Ter zitting is namens eiseres verduidelijkt dat er wel begrip voor is dat het college niet alle gemaakte kosten vergoedt, en dat geen sprake is geweest van een harde toezegging door het college, maar dat het wel onredelijk is dat slechts zo’n laag bedrag is toegekend.
Standpunt van het college
4. Volgens het college komen op grond van de bepalingen Wmo 2015 alleen de kosten voor het bruikbaar maken van de douche, wasbak en toilet (totaal: € 1.945,11) voor vergoeding in aanmerking. Het college draagt alleen bij aan de kosten van de noodzakelijke aanpassingen. Daarbij wordt volstaan met de goedkoopste adequate (passende) voorzieningen. Dat eiseres zelf voor een andere badkameropstelling heeft gekozen waardoor een volledige verbouwing heeft plaatsgevonden, kan niet voor rekening van het college komen. Het college heeft zich hierbij onder meer gebaseerd op het artikel 4.7, eerste lid, onder e van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2021. Ten aanzien van de andere beroepsgronden heeft het college ook verweerd gevoerd.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank is van oordeel dat het college ten onrechte € 1.945,11 aan pgb heeft toegekend. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.1.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
5.2.
Artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat, indien de cliënt dit wenst, het college hem een pgb verstrekt dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.
5.3.
Artikel 2.3.6, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 houdt in dat het college een pgb kan weigeren voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening.
5.4.
In artikel 4.7, eerste lid, onder e, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2021 is bepaald dat de aanvraag voor een woningaanpassing en/of woonvoorziening in de vorm van een traplift in ieder geval kan worden geweigerd als de noodzaak van de woningaanpassing het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt ter renovatie van de woningen en/of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld.
5.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de heer [naam 3] was aangewezen op een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing bij de badkamer. Tussen partijen zijn verschillende geschilpunten over de beoordeling, de aanpassingen aan de badkamer en over de communicatie. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat de kern van het geschil teruggebracht kan worden naar de vraag of de hoogte van het pgb toereikend is. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.6.
Het college heeft € 1.945,11 toegekend, terwijl eiseres in totaal € 19.840,78 aan kosten heeft gemaakt. Tijdens de zitting is het grote verschil tussen deze bedragen met partijen besproken. De gemachtigde van eiseres heeft desgevraagd geantwoord dat het grote verschil tussen deze bedragen verklaard kan worden door de berekening. De prijzen waren hoger tijdens de nasleep van de coronapandemie, vanwege een tekort aan materialen en personeel. Ook niet alle materialen waren aanwezig. Daarom heeft de familie gekeken wat wel mogelijk was en daarvan offertes laten opstellen. Met deze prijsstijgingen en schaarste is geen rekening gehouden bij de berekening van het college. Mevrouw [naam 1] heeft desgevraagd geantwoord dat zij altijd heeft begrepen dat niet alles vergoed kan worden en dit ook redelijk vindt, maar dat zij in de veronderstelling was dat 75% vergoed zou worden. De gemachtigde van het college heeft aangegeven dat het college geen hoger bedrag kan toekennen op grond van de WMO, omdat het daarbij gaat om de meest goedkoopste adequate oplossing. Het college wil dit ook niet, omdat dit niet eerlijk is ten opzichte van andere burgers. Voor hen geldt dezelfde wet- en regelgeving.
5.7.
De rechtbank stelt vast dat de familie van eiseres vanwege de progressieve ziekte ALS van de heer [naam 3] snel heeft moeten handelen. Door het personeelstekort in de bouw en de nasleep van de coronapandemie heeft het veel moeite gekost om in de tijd aannemers te vinden die binnen twee maanden met de verbouwing konden beginnen. Zij hadden daardoor niet de mogelijkheid om voor andere en/of goedkopere bouwmaterialen te kiezen. De familie was dan ook aangewezen op de materialen die op voorraad waren.
5.8.
Gelet op de bijzondere en schrijnende omstandigheden van dit geval is de rechtbank van oordeel dat het college niet heeft kunnen volstaan met een toekenning van een pgb van € 1.945,11. Het college heeft weliswaar terecht beslist dat op grond van de geldende wet- en regelgeving een goedkopere adequate aanpassing voor vergoeding in aanmerking komt, maar in dit geval is sprake geweest van een zodanig bijzondere situatie, dat van dat uitgangspunt moet worden afgeweken. Eiseres en het college zijn beide door de snelle achteruitgang van de gezondheid van de heer [naam 3] in een urgente situatie terecht gekomen. In dat licht is het begrijpelijk dat zijn familie niet de mogelijkheden en de tijd had om verschillende opties voor de aanpassingen van de badkamer af te wegen en te wachten op goedkeuring door het college. Zij waren genoodzaakt snel te handelen en waren in de veronderstelling hierover in goed overleg te zijn met het college. Deze omstandigheden hadden voor het college aanleiding moeten zijn om in dit concrete geval maatwerk te leveren. Daarom moet het college een nieuwe beslissing op bezwaar nemen.
5.9.
Eiseres heeft € 19.840,78 aan kosten gemaakt. Het komt de rechtbank niet onredelijk voor als het college de helft van dit bedrag voor zijn rekening neemt.
5.10.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat het in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet Bestuursrecht. Het college moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 597,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt in totaal € 2.868,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.868,- aan proceskosten aan eiseres;
- bepaalt dat het college het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.