Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.127997.23, 08.050971.22, 05.117667.23 (gev.ttz) (P)
Datum vonnis: 15 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI te Zwolle.
1.Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 04 september 2023 en van 01 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Menouar en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 1 december 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08.127997.23
feit 1: geldbedragen heeft witgewassen;
feit 2 primair, subsidiair, meer subsidiair: al dan niet in vereniging met een ander of anderen, goederen van [slachtoffer 1] heeft gestolen met (bedreiging met) geweld, aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 3: [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
08.050971.22feit 1 en feit 2: zijn levensgezel [slachtoffer 3] heeft mishandeld en bedreigd;
05-117667-23
al dan niet in vereniging met een ander of anderen, goederen van Twente Milieu heeft weggenomen door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
08.127997.23
1
hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2022 tot en met 7 september 2022, te Enschede (van) één of meerdere geldbedragen, te weten:
- 1 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 80 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 170 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 750 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 400 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 600 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 300 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 5] ) en/of
- 100 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 5] ),
althans een of meer voorwerpen
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp (en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit
enig misdrijf;
2
primair
Hij op of omstreeks 9 mei 2023 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een laptop,
- een Samsung telefoon en/of
- een Samsung tablet en lader,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, in elk geval eenmaal, te duwen,
- die [slachtoffer 1] op zijn linkeroog te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] bij zijn kleding bij zijn keel vast te pakken en die [slachtoffer 1] meerdere keren, met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen zijn gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] in/bij zijn nek vast te pakken en meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op het hoofd van die [slachtoffer 1] te snijden met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp;
Subsidiair
hij op of omstreeks 9 mei 2023 te Enschede aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in het hoofd van die [slachtoffer 1] , heeft toegebracht door:
- die [slachtoffer 1] op zijn linkeroog te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] bij zijn kleding bij zijn keel vast te pakken en die [slachtoffer 1] meerdere keren, met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen zijn gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] in/bij zijn nek vast te pakken en meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op het hoofd van die [slachtoffer 1] te snijden met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp;
Meer subsidiair
Hij op of omstreeks 9 mei 2023 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer 1] op zijn linkeroog heeft geslagen en/of gestompt,
- die [slachtoffer 1] bij zijn kleding bij zijn keel vast heeft gepakt en die [slachtoffer 1] meerdere keren, met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen zijn gezicht en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt,
- die [slachtoffer 1] in/bij zijn nek vast te pakken en meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gesneden met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 8 mei 2023 te Enschede [slachtoffer 2] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 2] meerdere malen, in elk geval eenmaal in/op/tegen het gezicht, in elk geval het hoofd, te slaan en/of te stompen;
08.050971.221
hij op of omstreeks 27 februari 2022 in de gemeente Enschede, [slachtoffer 3] (zijnde verdachtes (ex)levensgezel), heeft mishandeld door (met kracht) haar keel vast te pakken en/of dicht te knijpen/drukken en/of door haar (vervolgens) meerdere malen in/tegen haar gezicht en/of buik en/of benen, althans tegen haar lichaam te stompen/slaan;
2
hij op of omstreeks 27 februari 2022 in de gemeente Enschede, [slachtoffer 3] (zijnde verdachtes (ex)levensgezel), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] (op korte afstand) een (stanley)mes te tonen en/of daarbij dreigend de woorden toe te voegen “Je bent een hoer, je werkt als als hoer, ga maar geld voor mij verdienen. Er komen straks 10 turken en 10 negers die komen jou helemaal afraggen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
05.117667.23hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ijzerwaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Twente Milieu, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen ijzerwaren onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
3.De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.De bewijsmotivering
08.127997.23
Feit 1
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde (opzet)witwassen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, namelijk de verklaring van verdachte, de aangiftes van [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) en [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) en de bevindingen van de politie, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Voornoemde bewijsmiddelen houden immers - voor zover relevant en kort samengevat - in dat verdachte zijn bankpas en pincode aan een persoon heeft afgegeven. Deze persoon had de beschikking over zijn bankpas en was in staat om geldbedragen van de bankrekening af te halen. In de ten laste gelegde periode zijn er vervolgens meerdere geldbedragen op de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze geldbedragen waren afkomstig van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en werden door een misdrijf verkregen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte minst genomen het voorwaardelijk opzet gehad op het witwassen van meerdere geldbedragen. Doordat verdachte zijn bankpas en de daarbij behorende pincode heeft afgegeven aan een ander, die daarmee de toegang kreeg tot de bankrekening van verdachte, is de aanmerkelijke kans ontstaan dat die ander de bankrekening van verdachte zou gebruiken voor het plegen van een financieel delict zoals witwassen. Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard nu uit zijn eigen verklaring volgt dat hij het op enig moment wel verdacht vond en het niet vertrouwde en hij er ook toen niet voor heeft gezorgd dat zijn bankrekening weer alleen voor hem toegankelijk werd. Door de handelwijze van verdachte werd het mogelijk gemaakt dat het geld van beide aangevers buiten hun macht kwam. Als rekeninghouder heeft verdachte vervolgens de door [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] gestorte geldbedragen voorhanden gehad.
De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij zijn bankrekening in de maand juni of juli 2022 zou hebben geblokkeerd acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu uit de bankafschriften blijkt dat de stortingen op en geldopnames van de rekening van verdachte na voornoemde maanden hebben plaatsgevonden, waaruit kan worden afgeleid dat de rekening niet geblokkeerd was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 2 primair, subsidiair, meer subsidiair
3.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Het meer subsidiair tenlastegelegde feit kan volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen worden.
3.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.6
Het oordeel van de rechtbank
Primair
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een veroordeling van het primair ten laste gelegde.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Subsidiair, meer subsidiair
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, te weten de verklaring van verdachte, de aangifte van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), de verklaring van getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), de bevindingen van de politie en de letselbeschrijving van het Medisch Spectrum Twente het volgende vast.
Op 9 mei 2023 heeft er in de woning aan de [adres 1] een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Tijdens de confrontatie werd [slachtoffer 1] op enig moment door verdachte in de woning aangevallen. Verdachte was erg agressief en hield een mes vast. Verdachte sloeg met zijn vuist op het oog en het gezicht van [slachtoffer 1] . Vervolgens sloeg verdachte meerdere keren op het hoofd van [slachtoffer 1] terwijl hij het mes vasthield. Verder sneed verdachte met het mes in/op het hoofd van [slachtoffer 1] . Terwijl [slachtoffer 1] wegliep naar de voordeur van de woning bleef verdachte doorgaan met slaan en snijden. [getuige 1] heeft gezien dat verdachte met een mes in zijn hand op [slachtoffer 1] afstormde en meerdere keren met zijn vuist op het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg terwijl hij een mes in zijn hand vast hield waarna [slachtoffer 1] bloedend de woning verliet. Bij [slachtoffer 1] werd door een [slachtoffer 4] een mesverwonding, te weten een diepe laceratie frontopariëtaal links tot op de scalp van 10 centimeter lengte geconstateerd.
Verdachte heeft verklaard [slachtoffer 1] een klap of een duw te hebben gegeven.
De rechtbank is echter van oordeel dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van de door verdachte verrichte geweldshandelingen. Deze verklaring wordt op wezenlijke onderdelen ondersteund door de verklaring van [getuige 1] met betrekking tot het gebruik van een mes en de intensiteit van de door verdachte verrichte geweldshandelingen. De rechtbank gaat daarbij uit van de eerste verklaring van [getuige 1] , die hij kort na het incident heeft afgelegd. De rechtbank heeft geen redenen om aan te nemen dat [getuige 1] een in strijd met de waarheid voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] gedetailleerd en authentiek zijn en in grote lijnen met elkaar overeen komen. De rechtbank zal voornoemde verklaringen dan ook voor het bewijs gebruiken.
Ook draagt de verklaring van [slachtoffer 2] bij aan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Bij de politie heeft zij verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij verantwoordelijk is voor het letsel van [slachtoffer 1] . Deze verklaring is voldoende geloofwaardig en daarom bruikbaar voor het bewijs. Tot slot is er bij [slachtoffer 1] letsel geconstateerd, welk letsel past bij de door [slachtoffer 1] en [getuige 1] beschreven toedracht. Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] met een mes heeft aangevallen en dat het letsel op het hoofd met een mes is toegebracht zoals hierna bewezenverklaard. De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 1] enkel heeft geduwd en eenmaal heeft geslagen en geen mes heeft gebruikt, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig.
Subsidiair wordt verdachte verweten dat hij [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld. Voor een bewezenverklaring van zware mishandeling moet sprake zijn van zwaar lichamelijk letsel. In artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt uiteengezet wat onder zwaar lichamelijk letsel begrepen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van het bij aangever geconstateerde letsel, zoals hiervoor omschreven, ontoereikend is om aangemerkt te worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 Sr. De verdachte zal daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling overweegt de rechtbank dat vaststaat dat de verdachte op het oog van [slachtoffer 1] heeft geslagen, meerdere malen met een mes tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen en met een mes in/op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gesneden. De rechtbank neemt in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is en dat door daar meerdere malen op te slaan en met een scherp voorwerp, zoals een mes, op te snijden, (onherstelbare) schade kan worden toegebracht. Van dit risico moet de verdachte zich bewust zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zo gericht op een bepaald gevolg, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, willens en wetens heeft aanvaard. De verdachte heeft daarmee in ieder geval opzet in voorwaardelijke zin gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] .
De rechtbank is aldus van oordeel dat het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 3
3.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.8
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
3.9
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel, dat op grond van de bewijsmiddelen, te weten de aangifte van
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), de verklaring van verdachte en de bevindingen van de politie, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Voornoemde bewijsmiddelen houden immers – voor zover relevant en kort samengevat – in dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in de nacht van 8 op 9 mei 2023 in [plaats] in de woning van verdachte was. Op enig moment escaleerde de situatie en werd zij meerdere malen door verdachte tegen haar hoofd geslagen waardoor zij meerdere blauwe plekken en verdikkingen kreeg. De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] ten aanzien van de door verdachte verrichte geweldshandelingen. Deze verklaring is voldoende geloofwaardig en daarom bruikbaar voor het bewijs. Verder zijn na het incident foto’s gemaakt van het letsel van [slachtoffer 2] , die naar het oordeel van de rechtbank passen bij de beschreven toedracht. Bij de aanhouding van verdachte werd zijn telefoon in beslag genomen en onderzocht. Bij de telefoon hoorde het account [accountnaam] . Op de telefoon van verdachte werden meerdere berichten met chatgesprekken aangetroffen die tussen [accountnaam] en [alias] , waarover verdachte bij de politie heeft verklaard dat dit [slachtoffer 2] is, werden gevoerd. In een van de chatgesprekken zegt [accountnaam] dat hij [alias] heeft geslagen en dat hij dit niet had moeten doen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij dit bericht heeft gestuurd. Uit het voorgaande volgt dat bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde geweldshandelingen heeft gepleegd. De ontkennende verklaring van verdachte acht de rechtbank in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
08.050971.22
Feit 1 en feit 2
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.11
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 en feit 2.
3.12
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel, dat op grond van de bewijsmiddelen, te weten de verklaringen van [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), de getuigenverklaringen van [getuige 2] , (hierna: [getuige 2] ), [getuige 3] en de bevindingen van de politie, bezien in onderling verband en samenhang, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Voornoemde bewijsmiddelen houden immers – voor zover relevant en kort samengevat – in dat [slachtoffer 3] onder meer heeft verklaard dat zij in de nacht van 26 op 27 januari 2022 in de woning was van verdachte en dat verdachte daar ook was. Verdachte heeft verklaard dat hij die nacht in zijn woning was. [slachtoffer 3] heeft voorts verklaard dat verdachte in die nacht meerdere geweldshandelingen tegen haar heeft gepleegd die bestonden uit het dichtknijpen van haar keel, meerdere malen tegen haar gezicht slaan en tegen haar buik en benen te schoppen. Kort na het incident trof de ter plaatse gekomen politie [slachtoffer 3] in de badkamer van de woning van verdachte aan. Door de politie werden verschillende letsels gezien bij [slachtoffer 3] aan haar hals, gezicht en hoofd. [slachtoffer 3] was op dat moment erg emotioneel en verklaarde dat zij door verdachte mishandeld was. [slachtoffer 3] had gewacht met het bellen naar de politie totdat verdachte in slaap was gevallen. Getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben [slachtoffer 3] kort voor het incident gezien en gesproken en op dat moment geen zichtbaar letsel bij [slachtoffer 3] gezien. De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] ten aanzien van de door verdachte verrichte geweldshandelingen. Deze verklaring wordt ook op wezenlijke onderdelen ondersteund door de bevindingen van de politieagenten, die kort na het incident ter plaatse kwamen en verdachte hebben aangetroffen in de woning waar [slachtoffer 3] zich in het toilet had opgesloten, en de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] . De verklaringen van [slachtoffer 3] en de getuigen zijn voldoende geloofwaardig en daarom bruikbaar voor het bewijs. Verder zijn kort na het incident foto’s gemaakt van het letsel van [slachtoffer 3] , dat naar het oordeel van de rechtbank past bij de beschreven toedracht. Uit het voorgaande volgt dat bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde geweldshandelingen heeft gepleegd. De ontkennende verklaring van verdachte acht de rechtbank in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig.
Nu [slachtoffer 3] in de ten laste gelegde periode de levensgezel van verdachte was, kan ook dit strafverzwarende bestanddeel bewezen worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 tenlastegelegde mishandeling van zijn levensgezel.
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 3] ten aanzien van de bedreiging onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Verdachte zal voor dit feit dan ook worden vrijgesproken aangezien dit niet wettig en overtuigend is bewezen.
05.117667.23
3.16
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.17
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit, met uitzondering van het medeplegen, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.18
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit blijkt dat bij de diefstal sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [slachtoffer 1] . Van een gezamenlijke uitvoering is niet gebleken. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08.127997.23
1
hij in de periode van 31 augustus 2022 tot en met 7 september 2022, te Enschede geldbedragen, te weten:
- 1 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 80 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 170 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 750 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 400 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 600 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 4] ),
- 300 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 5] ),
- 100 euro (afkomstig van aangever [slachtoffer 5] ),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2 meer subsidiair
hij op 9 mei 2023 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer 1] op zijn linkeroog heeft geslagen,
- die [slachtoffer 1] bij zijn kleding bij zijn keel vast heeft gepakt en die [slachtoffer 1] meerdere keren, met een mes, op/tegen het hoofd heeft geslagen,
- die [slachtoffer 1] in/bij zijn nek vast te pakken en eenmaal, in/op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gesneden met een mes, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 8 mei 2023 te Enschede [slachtoffer 2] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 2] meerdere malen, tegen het hoofd te slaan;
08.050971.221
hij op of omstreeks 27 februari 2022 in de gemeente Enschede, [slachtoffer 3] (zijnde verdachtes (ex)levensgezel), heeft mishandeld door (met kracht) haar keel vast te pakken en dicht te knijpen en door haar (vervolgens) meerdere malen in/tegen haar gezicht en buik en benen, te slaan;
05.117667.23hij op 3 maart 2023 te Enschede, ijzerwaren, die geheel of ten dele aan Twente Milieu, in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen ijzerwaren onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08.127997.23 feit 1, feit 2 meer subsidiair, feit 3, 08.050971.22 feit 1, 05.117667.23 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 300, 302, 304, 311, 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08.127997.23
feit 1
het misdrijf: witwassen, meermalen gepleegd;
feit 2 meer subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 3
het misdrijf: mishandeling;
08.050971.22
feit 1
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
05.117667.23
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
5.De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
6.De op te leggen straf of maatregel
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 258 dagen en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de terbeschikkingstelling een te vergaande maatregel is en niet passend is voor verdachte. De raadsman heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 244 dagen en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel, met daaraan gekoppeld een proeftijd voor de duur van drie jaren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten die in ernst uiteenlopen: witwassen, poging zware mishandeling, mishandeling, mishandeling van zijn levensgezel en een bedrijfsinbraak. Het behoeft geen betoog dat het gedrag van verdachte de nodige impact heeft gehad en overlast heeft veroorzaakt. Daarnaast getuigt het bruuske geweld dat door verdachte is gepleegd van een gebrek aan respect voor de lichamelijk integriteit van anderen. Slachtoffers van dergelijk geweld kunnen nog langdurig psychische klachten ondervinden. Verdachte heeft zich daar kennelijk geen rekenschap van gegeven. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft ter zitting niet de indruk gegeven de ernst van zijn handelen in te zien. De rechtbank vindt dit zorgwekkend.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 23 november 2023;
- een reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 21 augustus 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland;
- een trajectconsult van NIFP Noord-Oost Nederland van 5 juni 2023, opgemaakt door J.M. Westenbroek, psychiater;
- een aanvullend pro justitia rapport van 25 april 2023, inzake parketnummer 08.060971.22, opgemaakt door drs. H.E.W. Koornstra, GZ-psycholoog;
- een pro justitia dubbelrapportage van 12 januari 2023, inzake parketnummer 08.050971.22, opgemaakt door drs. H.E.W. Koornstra, GZ-psycholoog en F. Verstraeten, psychiater.
Uit het 42 pagina’s tellend uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte een
uitgebreide justitiële voorgeschiedenis heeft met veroordelingen voor vermogens- en
geweldsdelicten.
Uit de dubbelrapportage blijkt dat verdachte zijn medewerking heeft geweigerd aan het onderzoek van de psycholoog en de psychiater.
In het aanvullend pro justitia rapport van de psycholoog dat is opgesteld in de zaak met parketnummer 08.050971.22 staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een aandacht deficiëntie/hyperactiviteitstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde feit. Verdachte is een zelfgerichte, impulsieve man die geneigd is tot het primair reageren met agressie. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Het ontbreekt verdachte aan adequate copingstrategieën om met zijn impulsiviteit en beperkte agressieregulatie om te gaan en het ontbreekt hem aan sociale vaardigheden om een maatschappelijk geaccepteerd leven op te bouwen. Elke frustratie lijkt risicoverhogend te zijn en de persoonlijkheidsproblematiek lijkt niet beïnvloedbaar. Er is sprake van gering probleembesef en verdachte externaliseert eventuele oorzaken van zijn problemen. Aangezien niet tot een advies qua toerekenbaarheid gekomen kan worden maar zeker ook vanwege de persoonlijkheidsproblematiek die niet beïnvloedbaar blijkt, wordt niet tot een gedragskundig advies gekomen.
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte gemotiveerd is om enige stabiliteit te creëren op het gebied van huisvesting, waarbij zijn kinderen een belangrijke drijfveer voor hem zijn en dat verdachte overal aan mee wil werken. Verdachte heeft echter, anders dan huisvesting, geen hulpvraag. Gezien de hoge risico's die worden gezien vanwege het feit dat er sprake is van hardnekkige persoonlijkheidsproblematiek, agressieregulatieproblematiek, een zeer beperkt probleembesef/-inzicht en de beperkte behandelbaarheid ziet de reclassering geen aanknopingspunten voor het opstellen van bijzondere voorwaarden in een voorwaardelijk kader. De reclassering heeft niet de verwachting positief te kunnen interveniëren op de problematiek en daarmee de risico's kunnen beperken.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met de adviezen van de NIFP deskundigen en de reclassering.
Zonder afbreuk te willen doen aan de ernst van de gepleegde geweldshandelingen ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, onvoldoende basis voor de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aangezien de deskundigen niet tot een advies zijn gekomen met betrekking tot de mate van toerekenbaarheid en zij geen duidelijk verband hebben kunnen vaststellen tussen de stoornis en de ter zake de verdachte ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten. Bij verdachte is sprake van complexe (persoonlijkheids)problematiek die niet beïnvloedbaar blijkt. In het verleden zijn er verschillende behandelpogingen ondernomen in een vrijwillig dan wel justitieel kader. Deze trajecten verliepen echter moeizaam. , ging dit gepaard met Meermaals was er sprake van misdragingen of maakte verdachte geen gebruik van het behandelaanbod. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden beschouwd als een ultimum remedium. Het betreft een zeer ingrijpende en niet zelden een langdurige vrijheidsbenemende maatregel, met name indien deze niet is gemaximeerd in tijd. Verder ziet de reclassering geen mogelijkheden om in het kader van bijzondere voorwaarden met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Gezien de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
7.De schade van benadeelde
08.127997.23 feit 1
7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 4.591,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
-betalingen aan [verdachte] € 2.081,-;
-betalingen aan [naam 1] € 1.510,-.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schadevergoeding en immateriële schadevergoeding kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen het handelen van verdachte en de gevorderde schade en de schade niet voort komt uit het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat enkel de gevorderde materiële schade van € 2.081,-, die ziet op de geldbedragen die op de rekening van verdachte zijn gestort, kan worden toegewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de schade die de benadeelde partij vordert voor vergoeding in aanmerking komt.
Vooropgesteld moet worden dat een benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding kan indienen als er sprake is van schade die rechtstreeks aan haar is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Dat volgt uit artikel 361 en 51f, eerste lid, Sv. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat deze eis niet te strikt moet worden uitgelegd. Er moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het geval, waarbij de vraag of het slachtoffer is geraakt in het belang dat de geschonden norm beschermt, niet doorslaggevend is. Niet uitgesloten is dat de schade weliswaar niet het rechtstreekse gevolg is van de bewezen verklaarde gedraging als zodanig, maar dat – gelet op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen van de verdachte – de door de benadeelde partij geleden schade in zodanig nauw verband staat met het bewezen verklaarde feit, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht, zoals bedoeld in voornoemde wetsartikelen.
Materiële schade
Gelet op de concrete omstandigheden in deze zaak is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde (opzet)witwassen in dit geval dusdanig samenhangt met het strafbare feit dat eraan voorafging en dat het witwassen zodanig bepalend is geweest voor het ontstaan van de materiële schade dat deze schade van de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van dat witwassen moet worden aangemerkt. Immers, verdachte heeft met het afgeven van zijn bankpas en pincode mogelijk gemaakt geldbedragen buiten het zicht van de benadeelde partij te krijgen. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.081,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade dat ziet op betalingen aan [naam 1] is de rechtbank van oordeel dat dit een geldstroom betreft naar een bankrekening die niet tot de beschikking van verdachte stond. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een onvoldoende nauw verband tussen het bewezenverklaarde feit en de gevorderde immateriële schade. Uit het schade-onderbouwingsformulier kan bovendien worden afgeleid dat de afdreiging van de benadeelde partij een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij vormt en dat de schade daarop is gebaseerd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 31 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.
9.De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.127997.23 feit 1, feit 2 meer subsidiair, feit 3, 08.050971.22 feit 1, 05.117667.23 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08.127997.23
feit 1
het misdrijf: witwassen, meermalen gepleegd;
feit 2 meer subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 3
het misdrijf: mishandeling;
08.050971.22
feit 1
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
05.117667.23
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van € 2.081,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.081,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 31 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.081,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 31 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter en mr. J. Wentink en
mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023.
Buiten staat
Mr. Wentink en mr. ter Riet zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummers: PL0600-2023161104 (08.127997.23), PL0600-2022088263 (08.050971.22), PL0600-2023096846 (05.117667.23) Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt processen-verbaal.
08.127997.23
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
In 2022 heb ik mijn bankpas en de pincode aan [naam 2] gegeven. [naam 2] had de beschikking over mijn bankpas en kon geld van mijn rekening afhalen als mijn uitkering gestort werd. Ergens in de maand juni of juli 2022 had ik contact met [naam 2] omdat er geen geld op mijn rekening stond. [naam 2] zei toen dat hij op een andere manier aan geld moest komen. Ik vond het wel verdacht en vertrouwde het niet.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 23 september 2022, pagina’s 199 t/m 203, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik ben door iemand met het kennelijk oogmerk om zich zonder enig recht of toestemming te bevoordelen gedwongen geld of een goed af te geven wat mij geheel in eigendom toebehoort. Ze stuurde mij als ik deze tikkie niet zou betalen, ze alle mensen die op de afbeelding stonden met hun naam en foto de chatgesprekken zouden sturen en de foto die ze van mij hadden ontvangen. Ik kreeg verschillende tikkies die ik moest betalen. De tikkies die werden verstuurd heb ik allemaal betaald, omdat ik echt bang was dat de het zouden delen met de mensen die ik goed ken.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 23 september 2022, pagina’s 180 t/m 182, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik heb contact gehad met iemand via de whatsapp die mij verzocht heeft naaktfoto's te sturen, waarna ik gechanteerd werd geld te betalen omdat anders de foto's openbaar gemaakt zouden worden.
Op 7-9-2022 300,- euro naar [rekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] .
Op 7-9-2022 100,- euro ook naar [verdachte] met zelfde rekeningnummer.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , van 17 mei 2023, pagina’s 169 t/m 172, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Aangezien er door enkele aangevers ook geld werd overgemaakt naar een andere
bankrekening, te weten [rekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] , werd middels het
verwijzingsportaal een vordering 126NC opgemaakt waaruit bleek dat het hier betreft:
[verdachte] , geboren [geboortedatum] -1974 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 2] . Ook werden van deze bankrekening de historische gegevens bevraagd. Opvallend hierbij was bijvoorbeeld de volgende serie overboekingen naar de rekening van [verdachte] .
31/8
20:30 storting 1 euro door [slachtoffer 4] , [rekeningnummer 2]
20:44 storting 80 door [slachtoffer 4] vnd
20:49 storting 170 door [slachtoffer 4] vnd
21:05 storting 750 door [slachtoffer 4] vnd
5/918:26 storting 400 [slachtoffer 4] vnd
18:34 storting 600 [slachtoffer 4] vnd
7/9
20:44 storting 80 door [slachtoffer 4] vnd
20:49 storting 170 door [slachtoffer 4] vnd
21:05 storting 750 door [slachtoffer 4] vnd
5/918:26 storting 400 [slachtoffer 4] vnd
18:34 storting 600 [slachtoffer 4] vnd
7/9
16:13 storting 300 [slachtoffer 5] [rekeningnummer 3]
16:46 storting 100 idem
16:46 storting 100 idem
Feit 2 meer subsidiair
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 9 mei 2023 was ik in de woning aan de [adres 1] . Ik heb [slachtoffer 1] een klap of een duw gegeven omdat hij met een staaf wilde slaan.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 11 mei 2023, met fotoblad, pagina’s 223 t/m 235, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op 9 mei 2023 ben ik naar de [adres 1] gegaan. Ik zag dat [verdachte] opstond uit de bank en hij ging mij gelijk slaan. Ik zag dat hij met zijn rechtervuist gelijk op mijn linkeroog sloeg. Ik voelde pijn aan mijn linkeroog. Ik zag dat [verdachte] erg agressief was en ineens een mes in zijn handen had. Hij had hem in zijn vuist vast in zijn linkerhand. Ik zag dat het scherpe gedeelte uitstak aan de pinkzijde. Ik zag dat [verdachte] mij eerst vast pakte met zijn rechterhand bij mijn kleding bij de keel en mij vuistslag gaf met zijn linkerhand op mijn gezicht. Ik zag hij mij daarna vast pakte met zijn rechterhand in de nek en mij met de linkerhand op mijn hoofd sneed met het mes. Dit wisselde hij heel vaak en snel af waardoor ik gesneden en geslagen werd. Ik ben naar de voordeur gelopen van de woning, maar [verdachte] bleef achter mij aankomen en bleef mij slaan en snijden met het mes.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , van 9 mei 2023, pagina’s 255 t/m 257, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Vandaag 9 mei 2023 zat ik in de gezamenlijke woonkamer in mijn woning. Ik zat in de gezamenlijke woonkamer samen met [naam 3] en [verdachte] . Vervolgens zag ik dat [verdachte] met een mes op [slachtoffer 1] afstormde. Ik zag dat hij dit mes in zijn linkerhand vast had. Ik zag dat [verdachte] wel twintig keer met zijn linkervuist op het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag dat hij op dat moment nog steeds het mes in zijn hand had. Ik zag dat [verdachte] bleef slaan.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , van 17 mei 2023, pagina’s 287 en 288, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
[slachtoffer 2] verklaarde over [verdachte] . [verdachte] zou ook tegen
[slachtoffer 2] hebben gezegd dat hij degene is die verantwoordelijk is voor het letsel van het slachtoffer van de [adres 1] .
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, zijnde een brief van het Medisch Spectrum Twente afdeling spoedeisende hulp, specialisme chirurgie, van 10 mei 2023, betreffende [slachtoffer 1] , opgesteld door S.J.G. Leeuwekerke, arts assistent en drs. S.F.L. van Stigt, traumachirurg, pagina’s 236 en 237, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van de artsen:
Bovengenoemde patiënt bezocht op 9-5-2023 de afdeling Spoedeisende hulp voor het specialisme Chirurgie.
Reden van komst / Verwijzing
Mishandeling
ConclusieMishandeling met
1. Mesverwonding scalp frontopariëtaal links
Mishandeling
ConclusieMishandeling met
1. Mesverwonding scalp frontopariëtaal links
Lichamelijk onderzoek- Hoofd-hals: diepe laceratie frontopariëtaal links tot op de scalp, ca. 10cm lengte.
Feit 3
1
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 17 mei 2023, met fotoblad, pagina’s 279 t/m 284, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
In de nacht van 8 op 9 mei 2023, was ik in Enschede. . Ik, voelde dat [verdachte] mij meerdere malen (4x) met zijn linker vuist sloeg, ter hoogte van mijn slaap.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , van 17 mei 2023, pagina’s 326 t/m 346, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Aanleiding onderzoek
Na aanhouding van verdachte [verdachte] is dit toestel onder de verdachte
inbeslaggenomen.
Bijbehorende account: [accountnaam] (owner)
Contacten chat gesprek
Op genoemde telefoon zag ik een chat gesprek tussen:
- [accountnaam] (owner) en;
- [alias]
Op 22 mei 2023 noemt verdachte [verdachte] de naam ' [alias] ' in zijn verklaring. Tevens
verklaart hij dat met ' [alias] ' [slachtoffer 2] wordt bedoelt. Vanuit de
chatgesprekken zag ik dat ' [accountnaam] ' de persoon met wie hij chat ' [alias] ' noemt.
Ik zag dat dit chatgesprek plaatsvond tussen 12 mei 2023 en 21 mei 2023.
12-5-2023 [accountnaam]
' [alias] ik kan maar niet uit mn hoofd krijgen dat die zij dat ik je ergens anders had
moeten slaan en dat ik je heb ges i agen [alias] je zag toch mn tranen [alias] ik huil
normaal nooit nergens om aleen mn boys'
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 13 juli 2023, pagina’s 86 t/m 89, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
OV: Het volgende bericht (onder B) zegt:
" [alias] ik kan het maar niet uit mn hoofd krijgen dat die zij dat ik je ergens anders
had moeten slaan en dat ik je heb geslagen [alias] je zag toch mn tranen [alias] ik huil
normaal nooit nergens om aleen mn boys."
V: Kun je iets meer vertellen over dit bericht?
A: Dat heb ik haar gestuurd.
08.050971.22
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , van 27 februari 2022, met fotoblad, pagina’s 31 t/m 36, voor zover inhoudende, de verklaring van aangeefster.
Op zaterdag 26 januari ben ik naar [verdachte] zijn woning gegaan. Rond 23:30 diezelfde dag, ben ik in de woning van [verdachte] gaan slapen. Op een gegeven moment werd ik wakker. Ik voelde en ik zag dat [verdachte] boven op mij zat. Ik voelde dat [verdachte] mijn keel dicht kneep. Vervolgens sloeg hij mij meerder malen. Ik voelde dat hij mij in mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat hij mij in mijn buik en tegen mijn benen sloeg en schopte. Ik zag dat hij mij met gebalde vuisten sloeg.
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , van 28 februari 2022, pagina 41 t/m 43, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik heb nu ongeveer drie maanden een relatie met [verdachte] .
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , van 27 februari 2022, pagina’s 28 t/m 346, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op zondag 27 februari 2022 omstreeks 07.30 uur bevonden wij ons, verbalisanten [verbalisant 8]
en [verbalisant 7] , in uniform gekleed en met noodhulpassistentie belast, op de
Broekheurnering te Enschede. Aldaar kregen wij van het operationele centrum de
melding te gaan naar de [adres 2] alwaar de ons ambtshalve bekende [verdachte]
woont. Ter plaatse belde ik, verbalisant [verbalisant 5] , met de meldster. Ik vroeg haar wat er was gebeurd en of ze voordeur kon openen. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] aan het huilen was. Ik hoorde de angst in haar stem. Ik hoorde haar namelijk heel zacht met een trillende
stem praten. Ik hoorde haar het volgende zeggen: Ik kan de deur niet open doen, want
ik heb mij opgesloten in de toilet. Ik heb mij opgesloten uit angst voor [verdachte] . [verdachte]
heeft mij net nog in elkaar geslagen. Wij zagen dat de deur werd geopend, waarop [verdachte] in ontbloot bovenlijf de gang op liep. Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 7] liepen hierop de woning van [verdachte] binnen en troffen in de badkamer van de woning [slachtoffer 3] aan. Wij zagen dat haar linkeroog helemaal blauw en opgezwollen was. Ook zagen wij diverse bloeduitstortingen in haar hals, gezicht en op haar hoofd. Wij zagen dat [slachtoffer 3] haar rechterhand met haar linkerhand ondersteunde en zichtbaar pijn had. Wij hoorden haar tegen ons, verbalisanten, zeggen dat ze door [verdachte] in elkaar geslagen was en had gewacht tot hij sliep zodat ze stiekem de politie kon bellen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , van 28 februari 2023, pagina’s 54 en 55, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ergens afgelopen week heb ik nog contact gehad met [slachtoffer 3] via videobellen van de
Whatsapp. Ik heb toen geen letsel bij haar gezien. Ik heb haar afgelopen zaterdag nog
gesproken. Ik zag dat zij bij [verdachte] in de woning was. Ik heb toen met [verdachte] gesproken. Daarna heb ik niks meer van ze gehoord. Ik hoorde pas weer wat toen [slachtoffer 3] mij huilend opbelde. Vervolgens stuurde [slachtoffer 3] mij een foto. Zij stuurde mij een foto van haar oog. Ik zag dat haar oog blauw was. Ik schrok daarvan, ik heb dat nog nooit gehad. Haar oog is nu ook bijna dicht. Toen [slachtoffer 3] mij belde was het al zondagochtend.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , van 1 maart 2023, pagina 57, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op zaterdagochtend, 26 februari 2022, zag ik mijn zus [slachtoffer 3] 's ochtends.
Ik zag bij haar op dat moment geen zichtbaar letsel. Ook zag ik dat zij normaal kon lopen.
Op zondag 27 februari 2022, hoe laat precies weet ik niet meer, werd ik door [slachtoffer 3]
overstuur gebeld of ik haar kon ophalen. Toen ik haar ophaalde zag ik dat [slachtoffer 3] een
blauw oog had en dat ze mank liep. Ze vertelde tegen mij dat ze ruzie had gehad met
haar vriend [verdachte] en dat ze weer door hem in elkaar was geslagen.
05.117667.23
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 december 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens Twente Milieu, van 3 maart 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van aangever.