ECLI:NL:RBOVE:2023:5194

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
303503 FT RK 23.561
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld – Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende inzicht in de levensvatbaarheid van de onderneming

Op 11 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerder verzoek tot faillietverklaring door [bedrijf 1] B.V. op 22 september 2023. Tijdens de zitting op 27 november 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij [verzoeker] en mr. [naam] van de gemeente Zwolle aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] een schuldenlast van € 115.822,86 heeft, met onder andere belastingaanslagen en andere schulden. Ondanks dat [verzoeker] en mr. [naam] stelden dat het bedrijf levensvatbaar is, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om deze claim te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] niet in staat was om aan te tonen dat zijn bedrijf een stijgende en bestendige winstmarge had behaald. Bovendien was er geen rekening gehouden met het reserveren van gelden voor schuldeisers. De rechtbank wees het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1 sub b en c van de Faillissementswet, omdat [verzoeker] niet aannemelijk had gemaakt dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zou kunnen nakomen. De rechtbank concludeerde dat [verzoeker] niet te goeder trouw was in het onbetaald laten van zijn schulden en dat hij niet bereid was om in loondienst te werken, ondanks zijn gezondheidsproblemen. De rechtbank heeft het verzoek tot schuldsanering afgewezen, waarmee [verzoeker] geen recht heeft op de 'schone lei' die de regeling biedt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Zwolle
rekestnummer: 303503 FT RK 23.561
uitspraakdatum: 11 december 2023
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op het verzoek van:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verder [verzoeker] te noemen.

Het procesverloop

[bedrijf 1] B.V. h.o.d.n. [bedrijf 2] heeft op 22 september 2023 een verzoekschrift tot faillietverklaring van [verzoeker] ingediend.
[verzoeker] heeft op 9 oktober 2023 een (defensief) verzoekschrift ingediend om – in plaats van een faillissement – de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Het verzoek is behandeld ter zitting van 27 november 2023, waarvan aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting zijn [verzoeker] en de heer mr. [naam] (gemeente Zwolle) verschenen.

De beoordeling

De feiten
Volgens het verzoekschrift heeft [verzoeker] een schuldenlast van € 115.822,86, bestaande onder andere uit:
- Belastingdienst ad € 59.450,00; bestaande uit aanslagen betreffende:
o Omzetbelasting 2018 – 2023 ad € 23.704,00;
o Inkomstenheffing 2017 – 2019 ad € 27.373‬;
o Huurtoeslag 2018 ad € 2.240,00;
o Zorgtoeslag 2018 ad € 391,00;
o Zorgverzekeringswet 2017 – 2019 ad € 5.742‬,00;
  • [bedrijf 1] B.V. ad € 32.832,86;
  • Gemeente Zwolle ad € 9.921,84; betreffende de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (hierna: TOZO) bedrijfskrediet.
[verzoeker] is een alleenstaande 61 jarige man. [verzoeker] is werkzaam als zelfstandig ondernemer in de ICT-branche met zijn eenmanszaak [bedrijf 3] (hierna: het bedrijf). Sinds de bedrijfsstart in juni 2006 is [verzoeker] de ‘reseller’ geweest voor softwareleverancier Mamut. Door deze vast klant heeft [verzoeker] jarenlang in zijn levensonderhoud kunnen voorzien. Nadat Mamut is overgenomen door een andere partij, is het verkoopmodel aangepast en de inzet van [verzoeker] sterk afgenomen. [verzoeker] verdient circa € 1.155,79 per maand. In het jaar 2020 heeft [verzoeker] daarnaast aanspraak gemaakt op een aanvullende Participatiewet (hierna: PW) uitkering.
[verzoeker] heeft een auto geleased via [bedrijf 1] B.V., maar deze heeft de leverancier pas na 1,5 jaar – vlak voor de uitbraak van de Coronapandemie – kunnen leveren aan [verzoeker]. [verzoeker] werd geconfronteerd met hoge autolasten en een lage omzet. Het leasecontract heeft [verzoeker] vrijwel direct ontbonden.
Op 15 juli 2022 heeft [bedrijf 4] een adviesrapport uitgebracht over het bedrijf van [verzoeker]. In het adviesrapport heeft [bedrijf 4] uiteen gezet dat er verkeerde ondernemerskeuzes zijn gemaakt door [verzoeker]. In 2022 heeft [verzoeker] het advies gekregen om zijn privé uitgaven te verminderen om zodoende meer geld te sparen voor de schuldeisers. [verzoeker] heeft hieraan gehoor gegeven. [bedrijf 4] heeft geconstateerd dat er een sterk schommelende winstmarge is. [bedrijf 4] stelt dat het bedrijf levensvatbaar is, mits alle schulden worden gesaneerd.
[verzoeker] heeft de jaarstukken van 2020 overgelegd. Hieruit volgt dat de winst uit de onderneming € 5.963,-- is. [verzoeker] heeft een eigengemaakt overzicht voor de jaren 2021 en 2022 overgelegd. Uit dit zelfgemaakte overzicht volgt dat het ‘resultaat’ in 2021 € 15.863,90 en in 2022 € 21.297,88 is.
[verzoeker] heeft diverse operaties gehad aan zijn knieën. [verzoeker] stelt hierdoor minder mobiel te zijn en minder in staat te zijn om zijn diensten/producten te verkopen. [verzoeker] stelt dat hij veel kleine schulden heeft afgelost en dat hij hulp heeft gezocht bij Over Rood te Zwolle.
Aan [verzoeker] dan wel mr. [naam] is een termijn gegund van één maand om de verklaring ex artikel 285 lid 1 sub f Faillissementswet te overleggen. Mr. [naam] heeft verklaard dat de ondertekening van deze verklaring moeizaam is gegaan. [verzoeker] is niet verschenen op de gemaakte afspraak om de verklaring te ondertekenen. De tweede afspraak heeft [verzoeker] op het laatste moment, vanwege gezondheidsredenen, afgezegd. De gemeente Zwolle heeft [verzoeker] nog één laatste kans gegeven en hem dringend verzocht de getekende verklaring vóór donderdag 9 november 2023 om 13.00 uur te mailen naar de gemeente Zwolle. [verzoeker] heeft de documenten op 9 november 2023 om 13.08 uur gemaild naar de gemeente Zwolle.
De behandeling ter zitting van 27 november 2023
[verzoeker] heeft verklaard dat hij op dit moment zijn oude klanten via Mamut overzet naar Exact. [verzoeker] heeft verklaard dat hij, gelet op zijn lichamelijke beperkingen, geen kansen ziet om in loondienst werkzaam te zijn. [verzoeker] zal de komende 2,5 jaar nog geopereerd worden aan beide enkels en aan zijn grote teen. Op dit moment heeft [verzoeker] veel klachten met lopen. [verzoeker] heeft de verwachting dat hij na de operatie en revalidatietraject van twee jaar weer volledig inzetbaar is.
Mr. [naam] heeft verklaard dat hij een gesprek heeft gehad met een contactpersoon uit de ICT-branche en stelt dat het complexer is om in de ICT in loondienst aan het werk te gaan, dan op het eerste oog lijkt.
[verzoeker] heeft toegelicht dat hij in een goede periode circa 40 – 50 uur per week werkzaam is. [verzoeker] heeft verklaard dat hij zoveel uren kan werken, omdat hij thuis werkzaam is. Op de vraag van de rechter hoe het kan dat [verzoeker] met zoveel werkzame uren op PW-niveau uitkomt, antwoordt [verzoeker] dat hij een flinke dip heeft gehad van de Coronapandemie. Het jaar 2023 is volgens [verzoeker] een beter jaar. [verzoeker] weet niet hoe hoog zijn inkomen is, maar aan de cijfers kan hij zien dat het aanzienlijk hoger ligt.
Mr. [naam] vult aan dat er een levensvatbaarheidsonderzoek is geweest. Er moeten diverse aanpassingen komen, maar dan kan het bedrijf levensvatbaar zijn. Mr. [naam] heeft verklaard dat [verzoeker] een vaste fee van € 1.500,-- per maand ontvangt, maar door alle kosten die hier vanaf gaan daalt het inkomen naar PW-niveau.
De rechter heeft [verzoeker] voorgehouden dat de Belastingdienst een vordering op hem heeft van € 56.782,00. Onder andere de Omzetbelasting 2018 tot en met 2023 heeft [verzoeker] niet betaald. [verzoeker] heeft verklaard dat hij de achterstand probeert in te lopen met nieuwe opdrachten. [verzoeker] probeert de meest recente aanslag als eerste te voldoen. Tot en met september 2023 heeft [verzoeker] de Omzetbelasting niet betaald. [verzoeker] heeft verklaard geen gelden te hebben gereserveerd voor de belastingaanslagen. In 2019 heeft [verzoeker] een heel goed jaar gehad, maar daarna is alles ingestort.
[verzoeker] heeft verklaard dat hij geen boekhouder heeft. Na het verrichten van werkzaamheden, factureert [verzoeker] en hij doet zelf zijn administratie. Over Rood te Zwolle is inmiddels niet meer betrokken bij [verzoeker]. [verzoeker] meldt dat Over Rood voor hem een sparringpartner is geweest.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen.
[verzoeker] heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn bedrijf levensvatbaar is. Ook [bedrijf 4] en mr. [naam] hebben zich op het standpunt gesteld dat het bedrijf levensvatbaar is. Zij melden echter dat dit enkel is op de voorwaarde dat alle schulden gesaneerd worden. Het ligt op de weg van [verzoeker] om inzichtelijk en aannemelijk te maken dat hij met zijn bedrijf een stijgende en bestendige winstmarge (heeft) behaald om levensvatbaar te zijn. De onderbouwde jaarcijfers die deze stelling van [verzoeker] onderbouwen ontbreken. [verzoeker] heeft slechts een zelfgemaakt summier overzicht overgelegd waaruit de cijfers van het jaar 2021 en 2022 zouden moeten blijken. De rechtbank concludeert dat het jaar 2022 ten opzichte van het jaar 2021 een stijgende lijn bevat, echter grenst het inkomen van [verzoeker] aan PW-niveau. Daarnaast is er bij de vermelding van de resultaatcijfers geen rekening gehouden met het reserveren van gelden voor de schuldeisers. Het standpunt van [bedrijf 4] en mr. [naam] dat het bedrijf levensvatbaar is als alle schulden gesaneerd worden acht de rechtbank onvoldoende. Het doel van de wettelijke schuldsaneringsregeling en het vergeven van de ‘schone lei’ bij het goed en volledig doorlopen van het traject is niet om een ‘wankelend’ en niet-levensvatbaar bedrijf aan een nieuwe start te helpen.
De rechtbank concludeert dat de grootste schuldeiser de Belastingdienst is met diverse grote en ook recente zakelijke belastingaanslagen. Hoewel [verzoeker] stelt dat zijn bedrijf levensvatbaar is, heeft hij nagelaten om de afgelopen jaren gelden te reserveren voor de belastingaanslagen en deze te betalen. [verzoeker] heeft de gelden die bedoeld zijn om de belastingaanslagen te voldoen gebruikt om in zijn levensonderhoud te voorzien, welk levensonderhoud ‘slechts’ op PW-niveau is.
Daarnaast heeft [verzoeker] verklaard dat hij gemiddeld 40 – 50 uur per week werkzaam is in zijn bedrijf. Het komt de rechtbank onaannemelijk voor dat iemand die zoveel uren per week werkzaam is slechts een inkomen heeft op PW-niveau. De verklaring van [verzoeker], dat hij een flinke dip heeft gehad van de coronapandemie en dat zijn inkomen daardoor blijft hangen op PW-niveau, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Hoewel de sporen van de coronapandemie nog niet compleet uitgewist zijn, heeft een ondernemer niet meer te maken met een lockdown waardoor hij inkomsten misloopt. Een ondernemer – vooral in de ICT-branche – zou inmiddels weer volledig operationeel moeten kunnen werken.
Daarnaast heeft [verzoeker] in het verleden een beroep moeten doen op de aanvullende PW-uitkering en heeft [verzoeker] gebruik gemaakt van het TOZO-krediet om in zijn levensonderhoud te voorzien. De rechtbank concludeert dat het bedrijf structureel te weinig inkomsten genereert om zonder aanvullende uitkeringen in de levensbehoeften van [verzoeker] te voorzien. De rechtbank concludeert dat [verzoeker] onaannemelijk heeft gemaakt dat zijn bedrijf levensvatbaar is.
[verzoeker] heeft verklaard dat hij geen kansen ziet om in loondienst te gaan gelet op zijn gezondheid. De rechtbank is van oordeel dat een baan in de ICT-branche vanuit huis mogelijk zou moeten zijn. [verzoeker] werkt op dit moment ook vanuit huis. [verzoeker] zal in loondienst hoofdzakelijk dezelfde werkzaamheden blijven uitvoeren, maar dan onder de bescherming van een leidinggevende. De rechtbank constateert dat [verzoeker] – gelet op zijn uitlatingen – niet bereid is om in loondienst werkzaamheden te verrichten.
De rechtbank stelt vast dat het overgrote deel van de schuldenlast (net) buiten de driejaarstermijn is ontstaan, maar is van oordeel dat [verzoeker] niet te goeder trouw is ten aanzien van het onbetaald laten van de schuldenlast, welk onbetaald laten wel in de afgelopen drie jaar heeft plaatsgevonden. [verzoeker] is – gelet op het feit dat het bedrijf onvoldoende levensvatbaar is – veel te lang doorgegaan met ondernemingsactiviteiten zonder gelden te reserveren voor zijn schuldeisers. [bedrijf 4] heeft in juli 2022 al aan [verzoeker] het advies gegeven om zijn privé uitgaven te verminderen om zodoende meer geld te sparen voor de schuldeisers. Hetgeen [verzoeker] slechts gedeeltelijk heeft gedaan door zijn privé uitgaven te verminderen. Door de ondernemingsactiviteiten voort te zetten tot op heden zijn de schulden verder opgelopen, zoals de Belastingschulden, hetgeen [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank in ernstige mate moet worden verweten.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen. Op basis van het dossier en de verklaringen ter zitting concludeert de rechtbank dat [verzoeker] gemaakte afspraken met de gemeente Zwolle om de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet te ondertekenen niet is nagekomen en deze verklaring uiteindelijk pas na de gestelde deadline aan de gemeente Zwolle heeft overgelegd. De situatie dat [verzoeker] niet verschijnt op de gemaakte afspraak en zich op het allerlaatste moment afmeldt wekt daardoor de indruk dat [verzoeker] lichtzitting omgaat met de tijd en agenda van anderen. Dit geeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat [verzoeker] de zware verplichtingen in de schuldsaneringsregeling aan zou kunnen.
De rechtbank constateert dat [verzoeker] geen beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 Faillissementswet en ziet ook ambtshalve geen aanleiding de hardheidsclausule toe te passen. Er is immers geen sprake van omstandigheden, zoals verslaving of andersoortige psychische problematiek, die hebben geleid tot het ontstaan en onbetaald laten van de schulden en die nu onder controle zijn gekregen.
Op grond van vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek van [verzoeker] af op grond van artikel 288 lid 1 sub b en c Faillissementswet.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
Gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld – Koekkoek, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .