ECLI:NL:RBOVE:2023:5263

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
ak_23_1872
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Thurlings – Rassa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de intrekking van de Ziektewetuitkering en de gevolgen van revalidatiebehandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de intrekking van haar Ziektewetuitkering. Eiseres, die na een auto-ongeluk ziek was gemeld, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar uitkering per 6 oktober 2022. Het UWV had haar bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 23 november 2023 werd duidelijk dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met de klachten van eiseres aan haar rug en nek, en met de effecten van haar revalidatiebehandeling. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank vernietigde het besluit van het UWV en droeg hen op een nieuw besluit te nemen, waarbij ook rekening gehouden moet worden met de proceskosten van eiseres, die op € 1.674,- zijn vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts niet adequaat had gemotiveerd waarom de klachten van eiseres niet in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) waren opgenomen, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de recuperatienoodzaak na haar revalidatiebehandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/1872

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: K. Aslan,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder,
gemachtigde: L.A.P. ter Laak.

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) die eiseres ontving ingetrokken per 6 oktober 2022.
Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 7 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van 23 november 2023.
Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1.1
Eiseres (geboren op [geboortedatum]) heeft van 24 september 2020 tot 24 januari 2021 gewerkt voor Olympia Flex services B.V. en van 18 januari 2021 tot 22 augustus 2021 voor Olympia Services B.V.. Zij was gemiddeld 24 uur per week werkzaam als medewerkster klantenservice en maakte vanuit huis afspraken voor coronatesten en vaccinaties.
1.2.
Na het einde van haar dienstverband heeft eiseres met ingang van 16 augustus 2021 een uitkering op grond van de werkloosheidswet (WW) ontvangen. Nadat zij betrokken was bij een auto-ongeluk op 4 september 2021 heeft eiseres zich op 6 september 2021 ziek gemeld (met spierpijnklachten en hoofdpijn). Verweerder heeft eiseres met ingang van 6 december 2021 in aanmerking gebracht voor ziekengeld.
1.3.
In het kader van een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft verweerder medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Daarna zijn de besluiten genomen die staan vermeld in de inleiding van deze uitspraak.
De standpunten van partijen
2.1.
Volgens verweerder is eiseres per 6 oktober 2022 niet meer in staat haar eigen werk als medewerker klantenservice te verrichten, maar wel om andere werkzaamheden te doen. Van deze werkzaamheden heeft de arbeidsdeskundige voorbeelden genoemd. Uitgaande van de verdiensten in deze voorbeeldfuncties is er geen sprake van ongeschiktheid in de zin van artikel 19aa van de Ziektewet (ZW). Bij de berekening is de arbeidsdeskundige ervan uitgegaan dat eiseres vanaf 18 januari 2021 in haar laatste functie werkzaam was en dit leidt tot een maatmaninkomen van € 12,05 per uur en een maatmanomvang van 21,86 uur per week.
2.2.
Eiseres is van mening dat de beperkingen die in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 11 augustus 2022 zijn opgenomen niet tegemoetkomen aan haar fysieke klachten. Uit de stukken volgt volgens eiseres dat aan de rug en nek sprake is spondylose en van facetartrose. Met deze afwijkingen is onvoldoende rekening gehouden. Zij ervaart met name beperkingen bij staan, lopen, knielen en hurken en dit komt niet terug in de FML. Eiseres heeft erop gewezen dat kort voor de datum in geding nog een Ziektewetbeoordeling is verricht. Deze verzekeringsarts heeft meer beperkingen aangenomen (gebogen werken, langdurig staan en langdurig lopen)
.Zonder dat van verbetering in haar fysieke toestand sprake is, bevat de huidige FML deze beperkingen niet meer. Ook ontbreekt volgens eiseres in de FML een beperking voor bewegen met het hoofd vanwege haar nekklachten. Dat zij klachten ervaart blijkt duidelijk uit het rapport van de verzekeringsarts van 15 juni 2022 en ook uit de informatie van de revalidatiearts van 30 juni 2022.
Tot slot heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat een verdergaande urenbeperking geldt in verband met de intensieve behandeling die zij volgde op de datum in geding en de noodzaak om daarvan te recupereren. Eiseres volgde van 11 juli 2022 tot 1 november 2022 een revalidatiebehandeling op maandag en woensdag van 11.00 tot 14.15 uur.
2.3.
Eiseres heeft opgemerkt dat de arbeidsdeskundige er voor de berekening van haar maatmanloon en de omvang van de maatman er ten onrechte vanuit gaat dat zij op 18 januari 2021 bij haar laatste werkgever is gestart, dit is op 24 september 2020 geweest.
2.4.
Verweerder heeft in zijn reactie op het beroepschrift erkend dat de wijziging van Olympia Flex Services naar Olympia Services enkel een administratieve wijziging betrof en dat eiseres vanaf 24 september 2020 ongewijzigd voor dezelfde werkgever heeft gewerkt.
Het maatmaninkomen en de maatmanomvang zijn om die reden opnieuw berekend en vastgesteld op € 12,10 per uur en 22,41 uur per week. Op de zitting heeft eiseres gesteld dat dit geen punt van geschil meer is.

Overwegingen

3.1.
Op grond van artikel 19aa van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte recht heeft op loon, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
3.2.
Eiseres is op 3 augustus 2022 op het spreekuur van een arts geweest, die ook het dossier en de daarin aanwezige informatie over eiseres heeft bestudeerd. Op 10 augustus 2022 heeft hij een rapport opgemaakt en een FML. De arts heeft aangenomen dat eiseres beperkingen heeft als gevolg van epicondylitis rechts. Omdat eiseres een revalidatietraject volgt en meerdere contactmomenten per week heeft is een urenbeperking aangenomen voor 30 uur per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een dossieronderzoek verricht en eiseres gesproken bij de hoorzitting. De informatie van revalidatiearts J.M. Vastenholt van
4 juli 2022 heeft hij bij zijn beoordeling betrokken. De bevindingen zijn neergelegd in het rapport van 1 augustus 2023, in beroep aangevuld met een rapport van 30 oktober 2023. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de afwijkingen die bleken uit beeldvormend onderzoek van de CWK (nek), thoracale en lumbale wervelkolom bekend waren, gering van aard zijn en passend bij de leeftijd van eiseres.
3.3.
Voor de rechtbank is niet inzichtelijk gemotiveerd dat met de klachten die eiseres ervaart aan de rug en de nek voldoende rekening is gehouden. In de radiologieberichten van 7 oktober 2021 en 13 december 2021 (bijgevoegd bij het bezwaarschrift) wordt melding gemaakt van enige facetartrose zowel hoogthoracaal als laaglumbaal. Dit lijkt een objectivering te bieden voor de door eiseres ervaren klachten. Eiseres heeft er verder terecht op gewezen dat in het medisch onderzoeksverslag van de verzekeringsarts van 15 juni 2022 nog werd aangenomen dat eiseres beperkt is voor gebogen actief werken, langdurig staan en langdurig lopen. Tegen de achtergrond van deze beoordeling van 15 juni 2022, en de hiervoor genoemde radiologieberichten, is naar het oordeel van de rechtbank niet navolgbaar waarom er geen (verdergaande) beperkingen voor de rug en nek in de FML van 11 augustus 2022 zijn opgenomen. Het standpunt van verweerder dat de afwijkingen passen bij de leeftijd van eiseres heeft de rechtbank niet overtuigd, nu uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet blijkt dat daarbij rekening is gehouden met de aanwezige facetartose.
3.4.
Op het punt van de aangenomen urenbeperking van 30 uur per week overweegt de rechtbank als volgt. Niet ter discussie staat dat eiseres op de datum in geding nog een revalidatietraject volgde. Gelet op de tekst van de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid (hierna: de standaard) is in een dergelijke situatie een urenbeperking geïndiceerd.
3.5.
Op bladzijde 24 van de standaard staat het volgende:

Het aantal uren dat cliënt niet kan werken kan op twee gronden worden beperkt:
• het feitelijk niet aanwezig kunnen zijn van cliënt
• het niet beschikbaar zijn van cliënt in verband met voorbereiding op een
behandeling, herstel van een behandeling en/of effect van een behandeling op het
totale functioneren van cliënt
Voorbeeld: een psychotherapeutische behandeling kan één tot twee keer per week
een uur in beslag nemen. Dit betreft het feitelijke cliëntcontact. Het effect van de
therapie kan echter zo groot zijn dat cliënt de rest van de dag niet meer in staat is
(goed) te functioneren. Ook op dagen waarop geen therapie plaatsvindt kan de
invloed ervan merkbaar zijn, zodanig dat hij niet tot voltijds werken in staat is. In
feite is hier sprake van overlap met het indicatiegebied stoornis in de
energiehuishouding, omdat zich hier een toename van de recuperatienoodzaak
manifesteert”.
Dit betekent dat voor de bepaling van de duurbelastbaarheid niet alleen onderzocht moet worden in hoeverre de betrokkene feitelijk niet beschikbaar is in verband met de revalidatiebehandelingen, maar ook wat het effect is van de voorbereiding op een behandeling, van de behandeling zelf en/of van het herstel van een behandeling op het totale functioneren.
3.6.
Met de tijd die de revalidatiebehandelingen in beslag nemen, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden. Duidelijk is dat eiseres met een urenbeperking van 30 uur per week feitelijk op twee dagen per week van 11.00 tot 14.15 haar revalidatietraject kan volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter onvoldoende gemotiveerd dat rekening is gehouden met de effecten van de voorbereiding op de behandeling, de behandeling zelf en het herstel van de behandelingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 oktober 2023 beschreven dat in de behandeltijd van 11.00 tot 14.15 ongetwijfeld voorzien zal zijn in pauzes, zodat met de huidige urenbeperking van 30 uur per week, voldoende tijd en ruimte beschikbaar is voor recuperatie. Deze toelichting is naar het oordeel van de rechtbank van algemene aard en niet het resultaat van onderzoek naar de specifieke behandeling die eiseres heeft ondergaan. Concreet onderzoek naar de vraag hoe de behandeling er in de praktijk uitzag en of het voor het herstel van eiseres al dan niet noodzakelijk was te rusten na afloop van de door haar geleverde inspanning tijdens het revalidatietraject is niet (kenbaar) verricht. Dat eiseres tijdens haar revalidatietraject pauzemomenten zal hebben is daarom, zonder nadere motivering, onvoldoende voor het standpunt van verweerder dat voldoende rekening is gehouden met de voor eiseres benodigde recuperatie. Dit is in het bijzonder bezwaarlijk omdat uit het rapport van de arbeidsdeskundige van 15 november 2023 blijkt dat diverse geselecteerde functies alleen aan eiseres te duiden zijn als zij daadwerkelijk in staat is op de dag van de behandeling ook nog te werken. Om die reden is de rechtbank er evenmin van overtuigd dat eiseres op de datum in geding geschikt was voor de geduide functies.

Conclusie en gevolgen

4. In het licht van het voorgaande concludeert de rechtbank dat het bestreden besluit berust op een onzorgvuldige voorbereiding en een ondeugdelijke motivering. Het besluit kan op grond van artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in stand blijven. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
De rechtbank ziet geen mogelijkheden tot definitieve geschilbeslechting. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. In het nieuwe besluit moet verweerder ook een beslissing nemen over een eventuele proceskostenvergoeding voor de bezwaarprocedure.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- voor verleende rechtsbijstand in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde van € 837,- per punt, met wegingsfactor 1). Ook moet verweerder het betaalde het griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,--
  • bepaalt dat verweerder eiseres het griffierecht van € 50,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings – Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Ernens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.