ECLI:NL:RBOVE:2023:5278

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/08/287549 / HA ZA 22-375
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van een notariële boedelbeschrijving en opgave van de nalatenschap

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de nalatenschap van een erflaatster. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.M. de Vries, vorderde dat de gedaagde, bijgestaan door mr. E.J. Luursema, een notariële boedelbeschrijving zou verstrekken en de gelden van de nalatenschap op een aparte rekening zou overmaken. De erflaatster had in haar testament een tweetrapsmaking opgenomen, wat leidde tot geschillen over de omvang van de nalatenschap en de verplichtingen van de gedaagde tegenover de verwachters. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde verplicht was om een boedelbeschrijving op te maken en jaarlijks opgave te doen van de nalatenschap, conform artikel 3:205 lid 4 BW. Tevens werd de gedaagde veroordeeld om een bankafschrift van de overlijdensdatum te overleggen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser en partij C toegewezen, met inachtneming van dwangsommen voor niet-naleving van de veroordelingen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/287549 / HA ZA 22-375
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij in hoofdzaak en incident,
hierna te noemen [eiser],
advocaat: mr. P.M. de Vries te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde],wonende te [woonplaats 2],

gedaagde in hoofdzaak en incident,
hierna te noemen: [gedaagde]
advocaat mr. E.J. Luursema te Leek,
2.
[partij A],
wonende te [woonplaats 3],
opgeroepen als partij ex artikel 118 Rv
hierna te noemen: [partij A],
advocaat mr. E.J. Luursema te Leek,
3.
[partij B],
wonende te [woonplaats 4],
opgeroepen als partij ex artikel 118 Rv,
hierna te noemen: [partij B],
advocaat mr. E.J. Luursema te Leek,
4.
[partij C],
wonende te [woonplaats 5], Portugal,
domicilie kiezende te Amsterdam,
opgeroepen als partij ex artikel 118 Rv,
hierna te noemen: [partij C],
advocaat mr. P.M. de Vries te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van de rechtbank van 19 juli 2023
- de akte van 13 september 2023 van [gedaagde], [partij A] en [partij B]
- de akte van 11 oktober 2023 van [eiser] en [partij C]
- de antwoordakte van 8 november 2023 van [gedaagde], [partij A] en [partij B].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De samenvatting van dit vonnis

2.1.
Erflaatster heeft in haar testament een tweetrapsmaking opgenomen. Deze zaak gaat over de omvang van de nalatenschap en de verplichtingen van de bezwaarde tegenover de verwachters in verband met de tweetrapsmaking.
2.2.
In dit eindvonnis wordt de bezwaarde veroordeeld om een boedelbeschrijving van de nalatenschap te maken, overeenkomstig wat in dit vonnis is geoordeeld over de samenstelling en omvang van de nalatenschap. Verder wordt de bezwaarde veroordeeld om jaarlijks opgave van de nalatenschap te doen op de voet van artikel 3:205 lid 4 BW.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De rechtbank verwijst naar en handhaaft wat is overwogen bij het genoemde tussenvonnis (hierna: het tussenvonnis). Op grond van het tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich (nader) uit te laten over de woning in Italië en de (verkoop)kosten daarvan, alsmede over de hoogte van de banktegoeden op de overlijdensdatum van erflaatster bij de bank Moneyou.
De woning in Italië
Verkoopopbrengst woning Italië; kosten
3.2.
Niet in geschil is dat de woning in Italië in de boedelbeschrijving kan worden opgenomen voor een waarde die gelijk is aan de verkoopopbrengst van de woning, minus de verkoopkosten. Daarbij zijn partijen het erover eens dat de verkoopopbrengst van de woning € 275.000,00 bedraagt in plaats van het eerder genoemde bedrag van € 260.000.
3.3.
Waar partijen over van mening verschillen is de omvang van de (verkoop)kosten die in mindering komen op de verkoopopbrengst. De door [gedaagde], [partij A] en [partij B]
gestelde kosten zullen hierna afzonderlijk aan de orde komen. Dat gebeurt aan de hand van het kostenoverzicht dat zij als productie 6 hebben overgelegd bij de genoemde akte van 13 september 2023 (hierna: het kostenoverzicht).
3.4.
[eiser] heeft een aantal posten op het overzicht betwist. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om die betwiste posten met een factuur te onderbouwen, zodat kon worden getoetst of die kosten betrekking hadden op de verkoop van de woning. Voor zover [gedaagde] geen facturen heeft overgelegd, zullen die posten hierna als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Mede omdat [gedaagde] ook niet heeft uitgelegd waarom een factuur ontbreekt of waarom ondanks het ontbreken van een factuur de kosten in mindering zouden moeten worden gebracht. De rechtbank zal dit per post toelichten.
Boekhouder
3.5.
Niet in geschil is dat de post ‘boekhouder’ ten bedrage van € 3.239,01 bestaat uit een bedrag van € 761,28 (kosten accountant) en een bedrag van € 2.477,73 (de erfbelasting in Italië).
3.6.
[eiser] en [partij C] hebben niet betwist dat deze kosten en deze belasting van in totaal € 3.239,01 in mindering strekken op de verkoopopbrengst van de woning. Dit bedrag wordt daarom afgetrokken van de verkoopopbrengst.
Aangetekende post
3.7.
[eiser] en [partij C] betwisten deze post ten bedrage van € 12,55. [gedaagde], [partij A] en [partij B] hebben deze post niet onderbouwd met een factuur. Het bedrag van € 12,55 zal daarom als onvoldoende onderbouwd gesteld, niet worden afgetrokken van de verkoopopbrengst.
Gas, water, elektra en verzekering
3.8.
In het kostenoverzicht zijn diverse bedragen opgenomen voor gas, water en elektra, alsmede een bedrag voor ‘Verzekering’. Deze kosten worden alle afgewezen. Het gaat om vaste lasten die in beginsel worden gedragen door de eigenaar van de woning. Blijkens het kostenoverzicht zien alle betalingen op de periode na het overlijden van erflaatster. [gedaagde] was in die periode de enige eigenaar van de woning. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt daarom niet in te zien waarom de verwachters moeten meebetalen aan deze lasten.
Vertaling v [naam 1]
3.9.
Deze kostenpost is door [eiser] en [partij C] niet betwist. Het bedrag van € 605 komt daarom in mindering op de verkoopopbrengst.
Boekhouder
3.10.
Op het kostenoverzicht staat een tweede post ‘Boekhouder’. Deze post bedraagt € 1.153. Volgens [gedaagde], [partij A] en [partij B] gaat het hier om de afsluitende factuur van de accountant die de erfbelasting in Italië heeft verzorgd. [eiser] en [partij C] betwisten deze kostenpost.
3.11.
[gedaagde], [partij A] en [partij B] hebben de gestelde afsluitende factuur niet overgelegd. Daarom zal deze kostenpost als onvoldoende onderbouwd gesteld worden afgewezen.
Onderhoud huis/tuin
3.12.
Op het kostenoverzicht komt deze kostenpost tweemaal voor. Volgens [gedaagde], [partij A] en [partij B] gaat het in beide gevallen om kosten die zijn gemaakt voor een nette en correcte oplevering van de woning. [eiser] en [partij C] betwisten deze kostenposten.
3.13.
[gedaagde], [partij A] en [partij B] hebben niet concreet inzichtelijk gemaakt dat het hier gaat om verplichte kosten die in het kader van de verkoop moesten worden gemaakt en bijvoorbeeld niet om gewone onderhoudskosten gedurende de periode van eigendom. Deze kosten zullen daarom worden afgewezen.
Notaris Zwolle legalisatie
3.14.
Deze kostenpost, die door [eiser] en [partij C] wordt betwist, zal ook als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Er is ten aanzien van deze kosten ook geen factuur overlegd, zodat de rechtbank niet kan beoordelen waar deze kosten betrekking op hebben.
Vertaling v [naam 1]
3.15.
Op het kostenoverzicht komt deze kostenpost nog een keer voor. De tweede keer voor een bedrag van € 1.210. Deze tweede kostenpost wordt betwist door [eiser] en [partij C].
3.16.
[gedaagde], [partij A] en [partij B] hebben geen factuur overgelegd. Ook deze kosten zullen daarom als onvoldoende onderbouwd gesteld, worden afgewezen.
Notaris Zwolle volmacht
3.17.
Deze door [eiser] en [partij C] betwiste kostenpost, wordt eveneens als onvoldoende onderbouwd gesteld afgewezen zoals toegelicht in r.o. 3.4. Ook hier ontbreekt de factuur.
Ingenieur i.v.m. kadaster
3.18.
Deze kostenpost komt tweemaal voor op het kostenoverzicht. [eiser] en [partij C] betwisten de beide posten.
3.19.
Ook van deze posten ontbreken facturen. De kosten worden afgewezen als onvoldoende onderbouwd gesteld.
Bijstand mevr. [naam 2] diverse data
3.20.
Volgens [gedaagde], [partij A] en [partij B] gaat het om vergoedingen ten bedrage van in totaal € 2.078 aan mevrouw [naam 2] – zij was een goede vriendin van erflaatster en woont in Italië – voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van de verkoop van de woning. Van deze kosten erkennen [eiser] en [partij C] alleen een bedrag van € 478 voor het vertegenwoordigen van [gedaagde] bij de Italiaanse notaris.
3.21.
[gedaagde], [partij A] en [partij B] hebben van de overige kosten, waarvan niet in geschil is dat die alle betrekking hebben op de periode tussen het overlijden van erflaatster en de levering van de woning, onvoldoende onderbouwd gesteld waarom die kosten mede voor rekening komen van de verwachters, hoewel [gedaagde] in die periode de enige eigenaar was van de woning. Alleen het bedrag van € 478 dat niet is betwist, zal daarom worden afgetrokken van de verkoopopbrengst van de woning.
Behandeling boktor in hout
3.22.
Volgens [gedaagde], [partij A] en [partij B] was onderdeel van de afspraken met de koper van de woning, dat [gedaagde] zou zorgen voor verwijdering van de in de kelder van de woning geconstateerde aanwezigheid van boktor. [eiser] en [partij C] betwisten deze kostenpost.
3.23.
[gedaagde], [partij A] en [partij B] hebben de gestelde afspraak met de koper van de woning niet onderbouwd, zodat niet is komen vast te staan dat deze kosten betrekking hebben op de verkoop van de woning. De kosten ten bedrage van € 7.942,20 komen daarom als onvoldoende onderbouwd gesteld niet in mindering op de verkoopopbrengst.
Makelaar
3.24.
Het bedrag van € 8.249,99 als makelaarskosten in verband met de verkoop van de woning, wordt door [eiser] en [partij C] niet betwist. Daarom zal dit bedrag van de verkoop-opbrengst worden afgetrokken.
Slotsom
3.25.
Al het bovenstaande leidt ertoe dat de woning in de boedelbeschrijving wordt opgenomen voor een waarde van € 262.428,00. Die waarde is als volgt berekend:
verkoopopbrengst € 275.000,00
boekhouder (accountant en erfbelasting in Italië) - 3.239,01 -/-
vertaling - 605,00 -/-
[naam 2] als gemachtigde van [gedaagde] bij de notaris - 478,00 -/-
Makelaar
- 8.249,99-/-
€ 262.428,00
Moneyou
3.26.
[gedaagde], [partij A] en [partij B] zijn bij het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om nadere stukken in het geding te brengen waaruit de hoogte blijkt van het saldo op de bankrekening op de overlijdensdatum van erflaatster. [gedaagde], [partij A] en [partij B] hebben vervolgens geen stukken overgelegd waaruit het saldo blijkt op 2 juli 2020.
3.27.
Zij verwijzen alleen naar een bankafschrift van 8 juli 2020, maar hebben niet onderbouwd gesteld waarom het banksaldo op 8 juli 2020 gelijk is aan het banksaldo op 2 juli 2020, en ook anderszins geen stukken kunnen overleggen, waaruit het saldo op 2 juli 2020 kan volgen. Ook hebben zij niet uitgelegd of en zo ja, op welke manier zij een bankafschrift met het saldo op 2 juli 2020 hebben opgevraagd bij Moneyou, of waarom het niet mogelijk is om dat bankafschrift op te vragen bij Moneyou.
3.28.
[eiser] en [partij C] hebben bij akte van 11 oktober 2023 hun eis gewijzigd, in die zin dat zij ook vorderen dat [gedaagde] bij eindvonnis wordt veroordeeld om – samengevat – op straffe van een dwangsom, alsnog het bankafschrift van 2 juli 2020 van Moneyou af te geven, waaruit het saldo op die bankrekening blijkt op de overlijdensdatum van erflaatster.
3.29.
[gedaagde], [partij A] en [partij B] zijn in de gelegenheid gesteld om op de eis-wijziging te reageren. Zij hebben bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. In de akte hebben zij niet alsnog het gevorderde bankafschrift overgelegd, of anderszins stukken waaruit het saldo op 2 juli 2020 blijkt op de bankrekening bij Moneyou. Zij hebben toegelicht dat het bankafschrift niet beschikbaar is, omdat het ‘anders wel was overgelegd’.
3.30.
Allereerst overweegt de rechtbank dat de eiswijziging ten aanzien van het bankafschrift van Moneyou is toegestaan. [eiser] heeft belang bij de eiswijziging en de eiswijziging vloeit voort uit het partijdebat.
3.31.
Inhoudelijk zal de vordering tot het overleggen van het bankafschrift van Moneyou ook worden toegewezen. [gedaagde] heeft weliswaar gezegd dat zij het bankafschrift van Moneyou van 2 juli 2020 niet kan overleggen, maar zij heeft niet uitgelegd waarom dat niet kan. Dat had wel op haar weg gelegen, omdat het saldo per datum overlijden moet worden vastgesteld en de rechtbank [gedaagde] bovendien expliciet in de gelegenheid heeft gesteld alsnog een bankafschrift van de datum van overlijden over te leggen. [gedaagde] had dat bankafschrift van die datum moeten overleggen, of aan de hand van bankafschriften uit die periode het saldo op de datum overlijden gemotiveerd moeten toelichten. Als dit feitelijk niet mogelijk was, dan had [gedaagde] in ieder geval moeten uitleggen waarom het niet mogelijk was het saldo op de datum van overlijden inzichtelijk te maken. Zij had bijvoorbeeld een bericht van Moneyou kunnen overleggen waaruit blijkt dat die informatie niet beschikbaar is en kunnen toelichten welke pogingen zij heeft ondernomen om die informatie op te vragen. Omdat zij dit niet heeft toegelicht, is niet komen vast te staan dat het niet mogelijk is deze informatie te verstrekken. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
3.32.
Het voorgaande leidt er ook toe dat in deze procedure het saldo van de banktegoeden bij Moneyou op de overlijdensdatum, onbekend zal blijven. De gevolgen hiervan komen hierna verder aan de orde onder het kopje ‘De vorderingen en eiswijziging(en)’.
De boedelbeschrijving
3.33.
In samenhang met het tussenvonnis leidt het bovenstaande tot het navolgende overzicht van de nalatenschap, met daarop de posten en de waarden. Achter de post ‘Moneyou’ zal ‘P.M.’ blijven staan, omdat het saldo daarvan (nog) onbekend is.
ACTIVA
PASSIVA
ABN Amro
€ 5.598,74
Kosten notaris
€ 1.400,24
NIBC
€ 70.213,68
Moneyou
P.M.
vordering op [gedaagde] vanwege lening
€ 106.139,03
Mercedes kenteken [kenteken]
€ 23.950,00
verkoopopbrengst huis Italië
€ 262.428,00
3.34.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen, zal het hierboven weergegeven overzicht de
boedelbeschrijving moeten worden, op te maken bij notariële akte.
De vorderingen en eiswijzing(en)
3.35.
De vordering onder I zal worden afgewezen. Gelet op het bovenstaande komt de samenstelling en de omvang van de nalatenschap niet overeen met het overzicht in punt 20 van de dagvaarding.
3.36.
Gelet op wat is bepaald in het tussenvonnis, volgt uit het bovenstaande dat de vordering onder II zal worden toegewezen. Daarbij zal de dwangsom ambtshalve worden beperkt, een en ander zoals hierna is vermeld. Verder heeft de rechtbank al overwogen dat zij geen aanleiding ziet om [gedaagde] te veroordelen de boedelbeschrijving aan te bieden aan het Centraal testamentenregister. Dat gedeelte van de vordering onder II zal daarom worden afgewezen.
3.37.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen, zal de vordering onder III worden toegewezen. Daarbij zal de dwangsom ambtshalve worden beperkt, een en ander zoals hierna is vermeld.
3.38.
In het tussenvonnis is overwogen dat [gedaagde] als bezwaarde jaarlijks opgave moet doen van de nalatenschap op de voet van het bepaalde in artikel 3:205 lid 4 BW. Dat is een bindende eindbeslissing. De rechtbank ziet geen aanleiding om terug te komen op die beslissing.
3.39.
Voor zover [eiser] en [partij C] met betrekking tot (de invulling van) de jaarlijkse opgave, hun eis hebben gewijzigd bij akte van 11 oktober 2023, oordeelt de rechtbank dat tegen de achtergrond van het bovenstaande die wijziging in verband met een goede procesorde te laat is ingediend en daarom niet zal worden toegelaten.
3.40.
De vorderingen onder IV en V zullen met inachtneming van het bovenstaande worden toegewezen. Daarbij zal de datum waarop de opgave moet worden gedaan over de periode van 2 juli 2020 tot 2 juli 2021 en de periode van 2 juli 2021 tot 2 juli 2022 worden bepaald zoals hierna is vermeld. Verder zal ambtshalve de dwangsom worden beperkt, zoals hierna volgt.
3.41.
Verder volgt uit al het bovenstaande dat de bij akte van 11 oktober 2023 ingestelde vordering met betrekking tot de post Moneyou niet te laat is ingesteld en niet in strijd is met een goede procesorde. De rechtbank had ook nog geen bindende eindbeslissing genomen met betrekking tot de post Moneyou. Deze vordering zal op grond van dit alles worden toegewezen. Daarbij zal ambtshalve de termijn worden verlengd waarbinnen het bankafschrift of andere stukken moeten worden afgegeven waaruit het saldo op 2 juli 2020 blijken, en de dwangsom worden beperkt, een en ander zoals hierna is vermeld.
3.42.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
De proceskosten
3.43.
De rechtbank ziet in de aard van de zaak aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagde] binnen acht weken na betekening van dit vonnis aan [eiser] en [partij C] een notariële boedelbeschrijving te verstrekken, die gelijk is aan het overzicht dat is opgenomen in 3.33 in dit vonnis;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] en [partij C] te betalen een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling in 4.1 voldoet, met een maximum van in totaal € 10.000,00;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen acht weken na betekening van dit vonnis alle gelden van de nalatenschap naar een aparte bank- of spaarrekening over te maken en vervolgens de gelden op die rekening te laten staan voor zover zij daarover niet rechtmatig mag beschikken;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] en [partij C] te betalen een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling in 4.3 voldoet, met een maximum van in totaal € 10.000,00;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk op 1 februari 2024 opgave te doen van de nalatenschap aan [eiser] en [partij C] overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:205 lid 4 BW, over de periode van 2 juli 2020 tot 2 juli 2021, alsmede over de periode van 2 juli 2021 tot 2 juli 2022 en over de periode van 2 juli 2022 tot 2 juli 2023;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] en [partij C] te betalen een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling in 4.5 voldoet, met een maximum van in totaal € 10.000,00;
4.7.
veroordeelt [gedaagde] om jaarlijks uiterlijk op 1 augustus opgave te doen van de nalatenschap aan [eiser] en [partij C] over het afgelopen jaar, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:205 lid 4 BW, voor het eerst op 1 augustus 2024 over de periode van 2 juli 2023 tot 2 juli 2024, en zo verder;
4.8.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] en [partij C] te betalen een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling in 4.7 voldoet, met een maximum van in totaal € 50.000,00;
4.9.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk op 31 januari 2024 aan [eiser] en [partij C] een kopie van het bankafschrift van 2 juli 2020 van Moneyou af te geven, of andere stukken waaruit het saldo op 2 juli 2020 op de bankrekening van Moneyou blijkt;
4.10.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] en [partij C] te betalen een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling in 4.9 voldoet, met een maximum van in totaal € 50.000,00;
4.11.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.12.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
4.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023 door mr. R.F. van Aalst. (mjd)