ECLI:NL:RBOVE:2023:5292

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
08.087329.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en opzettelijk onthouden van onderhoud van een baby door moeder

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 25-jarige vrouw veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf en een schadevergoeding van € 7.500 aan de benadeelde partij. De vrouw werd beschuldigd van meermalen zware mishandeling en mishandeling van haar baby, alsook van het opzettelijk onthouden van noodzakelijke zorg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met haar partner, haar 13 maanden oude dochter heeft mishandeld door aan haar armen en benen te trekken, wat resulteerde in meerdere botbreuken. De mishandeling vond plaats in de periode van 21 december 2022 tot 26 maart 2023, waarbij de verdachte en haar partner in een gewelddadige relatie betrokken waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de kans op zwaar lichamelijk letsel bij haar kind heeft aanvaard en dat zij haar kind in een hulpeloze toestand heeft gelaten door geen medische hulp in te schakelen. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar vanwege een verstandelijke beperking, maar legde desondanks een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, gezien de ernst van de feiten. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door een bijzonder curator, kreeg de schadevergoeding toegewezen, die verband hield met het toegebrachte letsel aan het kind.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.087329.23 (P)
Datum vonnis: 22 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1998 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres 1] ,
nu verblijvende in de P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis te Nieuwersluis.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.L Blonk - van Groningen en van wat door verdachte en haar raadsman mr. U. Yildirim, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door mr. C.E. Jeekel, advocaat te Zwolle, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na de aanpassing omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 12 december 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich alleen, dan wel samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:zware mishandeling dan wel poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling van haar dochter [slachtoffer] ;
feit 2: mishandeling van [slachtoffer] ;
feit 3: het in hulpeloze toestand brengen of laten van [slachtoffer] door haar verzorging en medische hulp te onthouden;
feit 4: psychische mishandeling van [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2022 tot 26 maart 2023 te Zwolle en/of te Dalfsen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren
[geboortedatum 2] -2022), over wie zij het gezag uitoefent en/of welke, verdachte, verzorgt en/of opvoedt als behorend tot haar gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer botbreuk(en) in de rechter en linker bovenarm(en) en/of de rechter en linker bovenbe(e)n(en) en/of de rechter en linker scheen- en kuitbe(e)n(en), althans het lichaam heeft toegebracht,
door één of meermalen (krachtig) aan de arm(en) en/of be(en)n(en), van die [slachtoffer] te rukken en/of te trekken, althans door ander hoogenergetisch en/of samendrukkend geweld uit te oefenen op voornoemde arm(en) en/of be(e)n(en) en/of het lichaam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2022 tot 26 maart 2023 te Zwolle en/of te Dalfsen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader voorgenomen misdrijf om aan haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] -2022), over wie zij het gezag uitoefent en/of welke, verdachte, verzorgt en/of opvoedt als behorend tot haar gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, één of meermalen (krachtig) aan de arm(en) en/of be(e)n(en), van die [slachtoffer] heeft gerukt en/of getrokken, althans door ander hoogenergetisch en/of samendrukkend geweld uit te oefenen op voornoemde arm(en) en/of be(e)n(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2022 tot 26 maart 2023 te Zwolle en/of te Dalfsen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, haar kind, [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] -2022), heeft mishandeld door (krachtig) aan de arm(en) en/of be(e)n(en), althans aan het lichaam van die [slachtoffer] te rukken en/of te trekken;
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2022 tot 26 maart 2023 te Zwolle en/of te Dalfsen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren
[geboortedatum 2] -2022), over wie zij het gezag uitoefent en/of welke, verdachte, verzorgt en/of opvoedt als behorend tot haar gezin, (telkens) heeft mishandeld, door één of meermalen die [slachtoffer]
(krachtig)
-op/tegen de rug en/of de billen te slaan en/of te stompen en/of
-(al dan niet) met een slagvoorwerp op/tegen de rechter arm te slaan
en/of
-(al dan niet) met een slagvoorwerp op/tegen de billen te slaan en/of
-in de arm(en) en/of de be(e)n(en) te knijpen en/of
-op/tegen één of meer voorwerp(en) te gooien en/of
-te bijten;
3.
dat zij in of omstreeks de periode 21 december 2022 tot 26 maart 2023 te Zwolle en/of te Dalfsen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
opzettelijk een kind, [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] -2022), zijnde haar baby van 13 maanden tot wiens/wier onderhoud, verpleging of verzorging zij, verdachte, als moeder krachtens wet en/of overeenkomst verplicht was in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten, door de vereiste/noodzakelijke/gebruikelijke (adequate) lichamelijke
verzorging en/of voeding en/of (inschakeling van) medische hulp en/of medische verzorging te onthouden en/of (aldus) in een situatie gebracht of gehouden die voor de gezondheid van
die [slachtoffer] schadelijk was of kon zijn;
4.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 maart 2023 tot en met 25 maart 2023 te Dalfsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] -2022), (psychisch) heeft mishandeld door die [slachtoffer] gedurende voornoemde periode in
een woning, gelegen op/aan de [adres 2] te laten verblijven terwijl deze woning (geheel) vervuild en/of ongeschikt was als (hoofd)verblijf voor een kind en/of geen, althans onvoldoende, voeding in voornoemde woning en/of in voorraad te hebben voor die [slachtoffer] en/of diverse scherpe voorwerpen en/of medicatie en/of (een) gevulde asbak(ken) en/of huisvuil en/of etensresten binnen handbereik in (diverse ruimtes van) de woning te laten liggen en/of staan en/of geen goede nacht- en/of slaapvoorziening voor die [slachtoffer] te bewerkstelligen, waardoor voornoemde [slachtoffer] psychisch letsel heeft bekomen en/of een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke gewaarwording bij haar is veroorzaakt en/of waardoor opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer] werd
benadeeld.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding [1]
Verdachte is in april 2022 vanuit Oekraïne naar Nederland gekomen. Zij verbleef aanvankelijk in de gemeentelijke opvanglocatie voor Oekraïense vluchtelingen ‘ [opvanglocatie 1] ’ aan de [adres 3] . In de loop van 2022 heeft verdachte medeverdachte [medeverdachte] leren kennen. Zij kregen een relatie. Vervolgens hebben zij de toen tien maanden oude dochter van verdachte, [slachtoffer] , die op dat moment in een pleeggezin in Oekraïne verbleef, opgehaald. Vanaf 22 december 2022 verbleven verdachte en [slachtoffer] in de opvanglocatie ‘ [opvanglocatie 2] ’ aan de [adres 4] . Omdat er grote zorgen waren over de verzorging van [slachtoffer] en de explosieve relatie tussen verdachte en [medeverdachte] , is er op 24 februari 2023 door de medewerkers van de opvanglocatie melding bij Veilig Thuis IJsselland (VTIJ) gedaan. Vervolgens is ook het sociaal wijkteam ingeschakeld. Omdat verdachte en [slachtoffer] sinds 12 maart 2023 niet meer in de opvang waren gezien, zijn zij op 23 maart 2023 als vermist opgegeven. Omdat er zorgen over hun veiligheid en gezondheid bestonden en het vermoeden bestond dat zij in de woning van [medeverdachte] aan de [adres 2] verbleven, is de politie op 25 maart 2023 naar die woning gegaan en zij troffen verdachte, [slachtoffer] en [medeverdachte] aan in een sterk vervuilde woning. Verdachte verklaarde dat zij vanaf 12 maart 2023 bij [medeverdachte] inwoonde. Zij is vervolgens vrijwillig met [slachtoffer] met de politie meegegaan en naar de opvang in Zwolle teruggegaan.
[slachtoffer] is op 27 maart 2023 in het Isala ziekenhuis te Zwolle onderzocht door forensisch arts in opleiding V. Latour, onder supervisie van forensisch arts prof. mr. dr. W.L.J.M. Duijst (hierna Duijst). Bij dit onderzoek werden uitwendig diverse bloeduitstortingen en schaaf- en krasletsels bij [slachtoffer] waargenomen die volgens de artsen verdacht zijn voor toegebracht letsel wanneer een medische aandoening is uitgesloten. [2] Verdachte is tijdens dit onderzoek van [slachtoffer] uit het ziekenhuis weggelopen. [slachtoffer] is toen bij medewerkers van VTIJ achtergebleven. [3] Op 27 maart 2023 heeft de kinderrechter [slachtoffer] voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Op 28 maart 2023 heeft de kinderrechter bepaald dat Jeugdbescherming Overijssel het gezag over [slachtoffer] gedeeltelijk uit kan oefenen ter zake van voor haar noodzakelijk medisch onderzoek en behandeling. [slachtoffer] is vervolgens bij een pleeggezin op een geheime locatie ondergebracht.
Nadere medische onderzoeken:
Op 28 maart 2023 is in het Isala ziekenhuis te Zwolle door radioloog L. de Jong een radiologisch onderzoek, een zogenaamde skeletstatus, verricht. Daarbij zijn meerdere botbreuken van wisselende leeftijd bij [slachtoffer] aangetroffen. [4] Hierop heeft VTIJ op 29 maart 2023 namens [slachtoffer] aangifte van kindermishandeling gedaan. [5]
Op 4 april 2023 heeft er een herbeoordeling van het eerdergenoemde radiologisch onderzoek van 28 maart 2023 door prof. dr. R.R. van Rijn plaatsgevonden. Ook Van Rijn concludeerde dat sprake was van meerdere botbreuken. Van Rijn concludeerde verder dat het radiologisch waarschijnlijker is dat de fracturen van de armen en van de benen gescheiden in tijd zijn opgetreden. [6]
In opdracht van de officier van justitie hebben forensisch artsen Duijst en H. Stigter op 9 juni 2023 als deskundigen een nader forensisch medisch onderzoek bij [slachtoffer] verricht. In de door hen opgemaakte letselrapportage [7] schrijven zij dat op de skeletstatus van 28 maart 2023 de volgende botbreuken zijn waargenomen:

1. Schuine breuk van de rechter bovenarm ter hoogte van de elleboog.
2. Niet gemakkelijk zichtbare doorgemaakte breuk van de rechter ellepijp ter hoogte van de
elleboog.
3. Breuk van de bovenarm links, aan het uiteinde van het bot ter hoogte van de elleboog.
4. Twijfelachtige breuklijn aan de bovenzijde van het bot van de linker bovenarm, waarbij ook gedacht kan worden aan een bloedvat.
5. Breuk aan het uiteinde van de binnenzijde van het bot van het rechter bovenbeen, ter hoogte van de knie.
6. Salter-Harris type 2 breuk (breuk van de groeischijf) van de buitenzijde van het uiteinde van het bot van het bovenbeen, ter hoogte van de knie (niet benoemd links of rechts).
7. Torusbreuk (breuk van het bot, waarbij het beenvlies dat om het bot heen ligt intact is
gebleven) van het uiteinde van het rechter scheen- en kuitbeen, ter hoogte van de enkel.
8. Breuken aan het uiteinde van het bot van het linker bovenbeen, ter hoogte van de knie. Vrij grote fragmenten, derhalve geduid als Salter-Harris type 2 breuken.
9. Schuine breuk van het uiteinde van het linker kuitbeen, ter hoogte van de knie.
10. Torusbreuk van het uiteinde van het linker scheenbeen, ter hoogte van de knie.”
Uit het deskundigenrapport blijkt dat de skeletstatus op 12 april 2023 is herhaald en dat er toen een aantal genezende breuken zijn waargenomen waarbij nieuw bot (callusvorming) is waargenomen. In het rapport wordt in dit verband geschreven:

Rechterarm:
Verdere remodellering (veranderend uiterlijk) van de schuine breuk van het uiteinde van de bovenarm, ter hoogte van de elleboog. Wederom irregulaire begrenzing van het uiteinde van de ellepijp, ter hoogte van de elleboog. Iets minder uitgesproken dan bij voorgaand onderzoek, derhalve bevestigt dit een doorgemaakte breuk. (…)
Linker bovenarm:
Bekende schuine breuk aan het uiteinde van de bovenarm, ter hoogte van de elleboog.
Vorderende consolidatie met enige remodellering (genezing met enige verandering van het
uiterlijk). (…)
Rechterbeen:
Genezende breuk van het uiteinde van het bovenbeen ter hoogte van de knie, met zeer veel
subperiostale (onder het beenvlies) nieuwe botformatie. Dit loopt door tot aan de bovenzijde van het uiteinde van het bovenbeen ter hoogte van de knie (metafyse). (…)
Bekende torusbreuk aan de achterzijde van het uiteinde van het scheen- en kuitbeen, ter hoogte van de enkel. Hierbij subperiostale nieuwe botformatie (vorming van nieuw bot onder het beenvlies). (…).
Linkerbeen:
Genezende breuk van het uiteinde van het bot van het linker bovenbeen, ter hoogte van de knie, met zeer veel vorming van nieuw bot onder het beenvlies. Dit loopt door tot aan de bovenzijde van het uiteinde van het bovenbeen ter hoogte van de knie (metafyse). (…)
Toegenomen vorming van nieuw bot onder het beenvlies rond de uiteinden van het scheen- en kuitbeen ter hoogte van de knie. Dit ten teken van vorderende genezing.(…)”
In hun bespiegeling op het letsel schrijven de deskundigen:

Bij betrokkene is sprake van bloeduitstortingen, schaaf- en krasletsel en botbreuken.
Bloeduitstortingen:
De bloeduitstortingen bevinden zich op locaties met een sterk verhoogde kans of een verhoogde kans op toegebrachte blauwe plekken. Daarnaast wordt een patroonletsel waargenomen op de rechter bovenarm. Bloeduitstortingen in de vorm van een herkenbaar patroonletsel zijn zeer verdacht voor toegebracht letsel. Derhalve zijn de waargenomen bloeduitstortingen waarschijnlijker onder de hypothese van toegebracht letsel dan onder de hypothese accidenteel letsel.
Botbreuken:
Er is bij betrokkene sprake van meervoudige botbreuken in alle ledematen van wisselende leeftijd (…), en er worden daarnaast breuktypen waargenomen die sterk verdacht zijn voor
toegebracht letsel. Derhalve zijn de waargenomen botbreuken waarschijnlijker onder de
hypothese van toegebracht letsel dan onder de hypothese accidenteel letsel.
Combinatie van letsel:
Alles overziend is het totale letselbeeld bij dit beginnend mobiel kind, dat wel kan staan maar nog niet zelfstandig loopt, veel waarschijnlijker onder de hypothese vantoegebracht letsel dan onder de hypothese van accidenteel letsel.”
Over de datering van de botbreuken hebben Duijst en Stigter in hun aanvullende rapportage van 8 december 2023 het volgende geschreven: “
Uit het rapport van prof. Van Rijn blijkt dat bij de eerste skeletstatus breuken zijn geconstateerd die ‘nog niet geconsolideerd’ (niet aan elkaar gegroeid) zijn. Bij de tweede skeletstatus blijkt sprake te zijn van genezende breuken. Genezende breuken zijn te herkennen aan callusvorming (nieuw bot dat te zien is op de röntgenfoto als een verdikking van het bot). Callus ontstaat ca. 2 weken na het breken van het bot. Wanneer op de eerste skeletstatus nog geen callus te zien is dan betekent dit dat de breuken ten tijde van de eerste skeletstatus nog geen twee weken oud waren.”
Op de vraag of de botbreuken kunnen zijn ontstaan door het trekken aan een kind hebben de deskundigen geantwoord: “
Bij de uitoefening van trekkracht op het kind kan gedacht worden aan trekkracht op de armen en op de benen. Bij de uitoefening van trekkracht op de armen of benen ontstaan geen bovenarms-, bovenbeens-, onderbeensbreuken.
Metafysaire hoekbreuken ontstaan door snelle repetitieve bewegingen van de armen en benen waardoor door de spierkracht de hoek van het bot wordt losgescheurd. Trekken aan armen of benen kan dus alleen een dergelijke breuk veroorzaken als de trekkracht zeer fors en plotseling is.” [8]
De verklaring van verdachte:
Verdachte is op 29 maart 2023 aangehouden en verhoord. Verdachte heeft toen verklaard dat zij een week geleden ruzie met haar vriend [medeverdachte] heeft gehad, dat zij toen met [slachtoffer] weg wilde gaan, maar dat [medeverdachte] dat niet wilde en dat zij toen tegelijkertijd aan [slachtoffer] begonnen te trekken. [9]
Verdachte heeft op 30 maart 2023 bij de politie verklaard dat het trekken vaker is gebeurd. Verdachte heeft verklaard dat het ongeveer vijf dagen voor de verjaardag van [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum 3] 1994) in de woning van [medeverdachte] is gebeurd. Verdachte had [slachtoffer] bij haar heupen vast en [medeverdachte] had [slachtoffer] onder haar oksels vast. Verdachte toonde hierbij heen en weer trek bewegingen. [10]
Op 31 maart 2023 heeft verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard:

Ik denk dat ik ook schuldig ben aan wat ik heb laten gebeuren en dat mijn kind is mishandeld. (…) Achteraf gezien vind ik het niet goed wat er is gebeurd. Je mag niet aan een kind trekken. Je mag een kind niet mishandelen en je mag het kind ook niet proberen te delen, maar ja het is nou eenmaal zo gelopen”. [11]
Verdachte heeft op 6 april 2023 bij de politie verklaard dat [medeverdachte] en zij beiden even schuldig aan de situatie zijn. Zij hebben beiden getrokken. Ze trokken [slachtoffer] ieder naar hun eigen kant. Het laatste conflict met [medeverdachte] , de keer dat er wat met [slachtoffer] is gebeurd, was echt heel groot. Verdachte heeft verklaard dat zij zelf schuldig is dat het grote conflict is ontstaan en dat er veel pijn aan [slachtoffer] is gedaan. [12]
Verdachte heeft op 8 mei 2023 bij de politie onder meer verklaard dat de breuken niet bij één incident, maar over een langere tijd zijn ontstaan. Het gebeurde tijdens meerdere conflicten tussen haar en [medeverdachte] , als verdachte weg wilde en [medeverdachte] dat niet toeliet. Elke keer werd er beetje bij beetje aan [slachtoffer] getrokken. Verdachte had [slachtoffer] dan vast en allebei hebben ze aan [slachtoffer] getrokken. Dat is vaker dan één keer gebeurd. Per maand gebeurde dat twee à drie keer. Ook gebeurde het dat [medeverdachte] duwde waardoor verdachte op [slachtoffer] viel, en dat [medeverdachte] aan verdachte trok waardoor [slachtoffer] een klapje op haar hoofd kreeg, tegen de stoelleuning. Het eindigde altijd hetzelfde. [medeverdachte] ging huilend op de bank zitten, omdat hij wist dat hij verdachte en [slachtoffer] pijn had gedaan. [13]
Ter terechtzitting van 12 december 2023 heeft verdachte voormelde verklaringen in de kern bevestigd. Verdachte heeft verklaard dat zij en [medeverdachte] gedurende meerdere ruzies aan [slachtoffer] hebben getrokken en dat hierdoor het letsel bij [slachtoffer] is ontstaan. Verdachte hield [slachtoffer] dan vast en [medeverdachte] trok aan het kind. Het gebeurde ook andersom. [medeverdachte] hield [slachtoffer] dan bij de benen en verdachte hield [slachtoffer] bij de armen vast. [medeverdachte] heeft verdachte ook geduwd waardoor zij met [slachtoffer] op de grond viel. Verdachte denkt dat het trekken vier à vijf keer is gebeurd. Ze trok dan aan [slachtoffer] omdat verdachte samen met [slachtoffer] weg wilde gaan. Ze heeft niet met volle kracht getrokken. [14]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
[medeverdachte] heeft stellig ontkend dat hij aan [slachtoffer] heeft getrokken. [medeverdachte] heeft op 30 maart 2023 bij de politie verklaard dat het enige wat hij zich kan herinneren is dat [slachtoffer] in januari 2023 in het Weezenlandenpark met de kinderwagen van de bolderkar is afgevallen en dat [slachtoffer] de volgende dag last had van haar rechterarm. [15]
[medeverdachte] heeft op 6 april 2023 bij de politie verklaard dat het enige dat hij kan bedenken is dat [slachtoffer] iets heeft gebroken bij de val met de kinderwagen van de bolderkar. Hij is er verder vrij zeker van dat het toen een kneuzing is geweest. [16]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde integraal moet worden vrijgesproken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en [medeverdachte] de bij [slachtoffer] geconstateerde botbreuken aan de armen en benen gezamenlijk aan haar toegebracht.
De rechtbank gaat daarbij uit van de inhoud van de hiervoor weergegeven door de forensisch artsen Duijst enStigter op 6 juli 2023 opgemaakte letselrapportage en hun aanvullende rapportage van 8 december 2023. Op grond van de bevindingen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat sprake is van toegebracht letsel. De rechtbank stelt op grond van hun bevindingen verder vast dat een deel van het bij [slachtoffer] toegebrachte letsel ten tijde van de eerste skeletstatus op 28 maart 2023 nog geen twee weken oud was. De rechtbank is daarom van oordeel dat een deel van het letsel na 14 maart 2023 bij [slachtoffer] is toegebracht. Dit past ook exact in de verklaring van verdachte dat het laatste voorval waarbij zij en [medeverdachte] tegelijkertijd aan [slachtoffer] hebben getrokken vijf dagen voor de verjaardag van [medeverdachte] heeft plaatsgevonden (op [datum] 2023, aangezien [medeverdachte] op [geboortedatum 3] is geboren).
Uit de verklaring van verdachte blijkt verder dat zij en [medeverdachte] niet alleen op [datum] 2023, maar ook tijdens eerdere ruzies, aan de armen en benen van [slachtoffer] hebben getrokken. Op 8 mei 2023 heeft verdachte hierover verklaard dat het wel twee à drie keer per maand is gebeurd. Ter terechtzitting heeft verdachte hierover verklaard dat zij denkt dat het vier à vijf keer is gebeurd. Dit verklaart naar het oordeel van de rechtbank de overige botbreuken die bij [slachtoffer] zijn aangetroffen en die niet kunnen worden gedateerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door verdachte afgelegde verklaring te twijfelen. Haar verklaring is op het essentiële punt, te weten dat verdachte en [medeverdachte] tijdens ruzies aan de armen en benen van [slachtoffer] hebben getrokken, consistent gebleken en haar verklaring komt ook authentiek over. Het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel past bij de door verdachte gegeven toedracht. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat zij niet met volle kracht aan [slachtoffer] heeft getrokken, maar gelet op het geconstateerde letsel kan het niet anders dan dat verdachte en [medeverdachte] op momenten ook fors en plotseling aan [slachtoffer] hebben getrokken, onder welke omstandigheden het trekken aan armen en benen volgens de deskundigen de geconstateerde botbreuken kan veroorzaken.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de feitelijkheden zoals opgenomen in de tenlastelegging onder feit 1 primair hebben plaatsgevonden. De verweren van de raadsman, dat niet uitgesloten is dat het deel van het letsel dat niet kan worden gedateerd al in Oekraïne kan zijn ontstaan, en dat voor het recente letsel niet opzettelijke oorzaken mogelijk zijn, en dat daarnaast ook anderen die op [slachtoffer] hebben gepast het letsel bij [slachtoffer] kunnen hebben veroorzaakt, worden gelet op het voorgaande verworpen. Deze omstandigheden acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
De volgende vraag is hoe het handelen van verdachte en [medeverdachte] juridisch moet worden gekwalificeerd.
Voorwaardelijk opzet:
Om tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde medeplegen van zware mishandeling te komen, moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan die kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat zij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat de kans dat het krachtig aan de armen en benen van een dertien maanden oud kind trekken zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans ook aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank is het op deze wijze, dus door twee personen gelijktijdig in verschillende richtingen, krachtig trekken aan de armen en benen van een kind van dertien maanden tijdens huiselijk geweldsituaties een gedraging die naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht is op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank ziet geen grond aan te nemen dat verdachte zich van die kans niet bewust is geweest.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans dat zij door haar gedrag zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] zou kunnen veroorzaken op de koop heeft toegenomen, oftewel aanvaard. De rechtbank acht het opzet (in voorwaardelijke zin) bewezen.
Zwaar lichamelijk letsel:
Naar het oordeel van de rechtbank kan het letsel dat verdachte en [medeverdachte] bij [slachtoffer] hebben toegebracht worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit. [17]
De rechtbank stelt aan de hand van eerder genoemde letselrapportage van 6 juli 2023 vast dat door verdachte en [medeverdachte] aan [slachtoffer] letsel is toegebracht, te weten meerdere bloeduitstortingen, schaaf- en krasletsel en botbreuken van wisselende leeftijden en dat de genezing meerdere weken in beslag zal nemen en dat de precieze tijdspanne niet is in te schatten. [18]
Hoewel uit de letselrapportage blijkt dat normaliter restloos herstel is te verwachten, is de rechtbank desondanks van oordeel dat het letsel als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken.
Gelet op het gegeven dat er tien botbreuken in de armen en benen, en vele bloeduitstortingen verspreid over het hele lichaam zijn aangetroffen, leveren deze letsels in hun totaliteit bezien zwaar lichamelijk letsel op.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit, medeplegen van zware mishandeling, heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer] bij andere incidenten heeft mishandeld. Zo heeft getuige [getuige] over een geweldsincident dat op Nieuwjaarsnacht in de woning van [getuige 2] heeft plaatsgevonden op 30 mei 2023 tegenover de politie verklaard: “
[verdachte] gooide een telefoon richting [medeverdachte] . De telefoon stuiterde op de grond en kwam uiteindelijk in het gezicht van dat kindje terecht. (…) Het kindje had een blauwe plek aan de linkerkant van haar gezicht op de kin door die telefoon. Het moest huilen.“ (…) [19]
De verklaring van [getuige] over het gooien van de telefoon wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] die heeft verklaard: “
Toen gooide [verdachte] een telefoon van haar naar de grond richting [medeverdachte] . De telefoon stuiterde op de grond en kwam tegen [slachtoffer] ’s hoofd aan. (…) Ergens voor tegen haar gezicht raakte de telefoon haar gezicht. Ze moest meteen huilen”. [20]
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat zij een telefoon heeft gegooid, maar heeft stellig ontkend dat deze telefoon in het gezicht van [slachtoffer] terecht is gekomen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door [getuige] en [getuige 2] afgelegde verklaringen, dat de telefoon in het gezicht van [slachtoffer] terecht is gekomen, te twijfelen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte in het licht van de verklaringen van [getuige] en [getuige 2] niet aannemelijk.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] in de armen of benen heeft geknepen. De rechtbank gaat hierbij uit van de door getuige [getuige 2] op 31 mei 2023 tegenover de politie afgelegde verklaring, waarin hij heeft verklaard: “
Ik heb [verdachte] wel eens zien knijpen in [slachtoffer] . (…) Dat is uit frustratie/boosheid. (…) Ik heb gezien dat [slachtoffer] werd geknepen (…) bij ons thuis. (…) [slachtoffer] zit naast [verdachte] op de bank. Als [slachtoffer] dan stil moet zijn knijpt ze haar (…)”. [21] De verklaring van [getuige 2] wordt ondersteund door de op 29 maart 2023 door forensisch arts in opleiding V. Latour, onder supervisie van forensisch arts W. Duijst, opgemaakte letselrapportage. Hieruit blijkt onder meer dat er veel onderhuidse bloeduitstortingen bij [slachtoffer] zijn geconstateerd die een uiting zijn van een kneuzing en dat knijpen hierbij een mechanisme kan zijn. Verder blijkt uit deze rapportage dat op de strekzijde van de rechter bovenarm van [slachtoffer] , circa zes centimeter onder de punt van de schouder, meerdere onscherp begrensde ronde blauwe huidverkleuringen zijn aangetroffen die in een ovaal van circa vier centimeter bij vijf centimeter zijn gerangschikt. Dit letsel betreft volgens de deskundigen een bloeduitstorting met patroon en het kan volgens hen om min of meer circulair gerangschikte bloeduitstortingen gaan waarbij knijpen in de bovenarm een mogelijke oorzaak is. [22]
Gelet op bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte haar kind [slachtoffer] heeft mishandeld door een telefoon naar haar te gooien en door haar in haar armen of benen te knijpen.
Niet is gebleken dat bij deze incidenten sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met [medeverdachte] , zodat verdachte ten aanzien van dit feit wordt vrijgesproken van het medeplegen.
De overige tenlastegelegde gewelddadige gedragingen acht de rechtbank niet bewezen. De verklaring van [medeverdachte] , dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat zij [slachtoffer] twee keer in de arm heeft gebeten, is voor een bewezenverklaring onvoldoende, nu zijn verklaring niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Ook voor de overige tenlastegelegde gedragingen is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. De rechtbank zal verdachte daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3.
De rechtbank ziet zich in het kader van dit feit voor de vraag gesteld of verdachte in strafrechtelijke zin kan worden verweten dat zij [slachtoffer] in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten.
Van een hulpeloze toestand in de zin van artikel 255 Sr kan worden gesproken als sprake is van een concreet gevaar voor de gezondheid of het leven van degene tot wiens verzorging de verdachte krachtens wet of overeenkomst verplicht is. Daarvan kan sprake zijn als medische hulp wordt onthouden wanneer die hulp wel noodzakelijk is.
De rechtbank stelt voorop dat op verdachte als moeder van [slachtoffer] op grond van artikel 1:247 van het Burgerlijk Wetboek de wettelijke verplichting rustte om haar minderjarige dochter te verzorgen. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en [slachtoffer] sinds 12 maart 2023 bij [medeverdachte] inwoonden, dat [medeverdachte] ook voor haar zorgde en dat hij zich naar buiten toe als (stief)vader presenteerde. Tijdens zijn verhoor op 29 maart 2023 heeft [medeverdachte] , op de vraag van de verbalisant of hij kinderen heeft, bijvoorbeeld geantwoord: “
Ik heb [slachtoffer] . Ik beschouw mijzelf als haar vader (…) U mag mij stiefvader noemen. (…)”. [23] Gelet hierop rustte op hem op grond van artikel 1:248 BW de verplichting tot verzorging van [slachtoffer] .
Naar het oordeel van de rechtbank waren verdachte en [medeverdachte] verplicht tot verzorging van [slachtoffer] . Verdachte en [medeverdachte] zijn niet naar een arts gegaan terwijl zij wisten of in elk geval vermoedden dat [slachtoffer] botbreuken had.
Het bolderkar incident:
Uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] blijkt dat zij na het incident met de bolderkar, dat in januari 2023 [24] heeft plaatsgevonden, wisten dat [slachtoffer] letsel had opgelopen. Desondanks zijn zij toen niet naar een arts gegaan terwijl medische hulp wel noodzakelijk was.
De verklaring van verdachte:
Verdachte heeft op 6 april 2023 tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer] in de kinderwagen zat, dat de kinderwagen op de bolderkar stond, dat de kinderwagen is omgeslagen en dat [slachtoffer] hierdoor pijn in haar arm kreeg. Zij kreeg blauwe plekken op haar rechterarm en die arm was een beetje dik geworden. Ze zijn toen niet naar de dokter gegaan om naar de arm te laten kijken, omdat verdachte bang was dat men commentaar zou geven. Ook had [medeverdachte] tegen verdachte gezegd dat als er wondjes of breuken bij het kind worden gevonden, het kind dan van de ouder wordt afgenomen.
Verdachte heeft verder verklaard dat [medeverdachte] toen pillen heeft gehaald en een mitella heeft gemaakt. Voordat [slachtoffer] naar bed ging maakte verdachte de mitella los, omdat het anders bij haar arm knelde. Verdachte dacht wel dat de arm van [slachtoffer] gebroken was en dat [slachtoffer] hulp nodig had. De arm van [slachtoffer] deed namelijk pijn en ze kon de arm niet bewegen. [slachtoffer] wilde die arm niet gebruiken en als verdachte haar vast wilde pakken dan wilde ze dat niet, omdat dit haar pijn deed aan de arm. [25]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
[medeverdachte] heeft op 6 april 2023 bij de politie verklaard dat hij na de val van [slachtoffer] van de bolderwagen op internet heeft gekeken wat hij moest doen. Hij las dat rust en pijnstillers voor baby’s goed zijn en dat het dan over zou gaan. [medeverdachte] heeft een mitella gemaakt en die hield de arm stil. [26]
[medeverdachte] heeft op 8 mei 2023 over het voorval met de bolderkar tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer] later last had van haar armpje, dat verdachte niet naar de dokter wilde, dat [medeverdachte] heeft opgezocht wat het kon zijn, dat hij dacht dat het een kneuzing was en dat het geven van rust het beste was of op zijn minst een mitella, en dat hij tegen verdachte heeft gezegd dat hij geen dokter is. [27]
Verder blijkt dat met de telefoon van [medeverdachte] de volgende zoekopdrachten via Google Chrome zijn gegeven:
Op 19 januari 2023 om 16:43:18 is gezocht naar 'Hoe weet je of je arm gebroken is baby'.
Op 19 januari 2023 om 16:44:45 is gezocht naar 'botbreuk arm baby'.
Op 19 januari 2023 om 17:06:04 is gezocht naar 'Hoe maak je een mitella'.
Op 22 januari 2023 om 09:19:40 is gezocht naar 'Hoe maak je een mitella'. [28]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] sinds de situatie met de bolderkar in januari 2023 vermoedden dat de arm van [slachtoffer] gebroken was, en dat haar situatie toen in ieder geval al zodanig zorgelijk was dat zij ervoor hadden moeten zorgen dat [slachtoffer] door een arts zou worden gezien. Door dat niet te doen hebben zij [slachtoffer] toen in een hulpeloze toestand gelaten.
De trek incidenten:
Bovendien hebben verdachte en [medeverdachte] ook tijdens hun ruzies, waarbij zij aan de armen en benen van [slachtoffer] hebben getrokken, haar in een hulpeloze toestand gebracht en gelaten. Door hun handelwijze hebben zij botbreuken bij [slachtoffer] toegebracht en zijn toen niet naar een arts gegaan, terwijl het voor hen wel kenbaar is geweest dat de situatie van [slachtoffer] zorgelijk was en dat er medische hulp noodzakelijk was. Dit volgt uit de volgende verklaringen van verdachte en [medeverdachte] .
De verklaring van verdachte:
Verdachte heeft op 29 maart 2023 tegenover de politie verklaard dat zij en [medeverdachte] , na de ruzie waarbij zij tegelijkertijd aan [slachtoffer] hebben getrokken, hebben gezien dat de ledematen van [slachtoffer] gingen opzwellen. Toen verdachte zag dat de bovenbenen van [slachtoffer] opgezwollen waren, heeft zij de benen van [slachtoffer] gemasseerd, maar toen er vervolgens blauwe plekken kwamen werd zij bang. Ze heeft toen op internet gezocht wat zij moest doen, heeft [medeverdachte] gesproken en wilde geen problemen veroorzaken. [29]
Verdachte heeft op 30 maart 2023 bij de politie verklaard dat zij wist dat de armen en benen van [slachtoffer] waren gebroken toen de benen, en de armen een beetje, waren opgezwollen. Verdachte heeft verder verklaard dat de armen en benen van [slachtoffer] één week geleden zijn opgezwollen. Zij schrok toen zij hoorde dat de benen van [slachtoffer] een beetje aan het kraken waren. Zij liet het toen aan [medeverdachte] zien en [medeverdachte] heeft toen naar de benen van [slachtoffer] gekeken en zei dat er vocht in zat. Verdachte heeft vervolgens op internet gekeken en begon de beentjes van [slachtoffer] te masseren. Verdachte heeft geen dokter gebeld. [30]
Verdachte heeft op 6 april 2023 bij de politie verklaard dat [medeverdachte] water in de knieën van [slachtoffer] voelde. Verdachte zei tegen hem: kijk de benen van [slachtoffer] zijn opgezet. [medeverdachte] raakte de knieën toen aan en zei: inderdaad. Verdachte had ontdekt dat de beentjes dikker waren geworden. [31]
Verdachte heeft op 8 mei 2023 bij de politie verklaard dat [slachtoffer] niet goed op haar voeten kon staan omdat dit haar pijn deed. [medeverdachte] heeft haar verboden om met de sociale zorg te praten. Er waren redenen tot zorg, namelijk de gebroken armen en benen. Zij is uit het ziekenhuis weggelopen omdat ze bang werd aangezien men daar van alles had geconstateerd.
Verdachte zag dat [slachtoffer] blauwe plekken en pijn had. In haar knieën was vocht ontstaan. Dat heeft zij [medeverdachte] verteld. [32]
Ter terechtzitting van 12 december 2023 heeft verdachte verklaard dat ze een week voordat zij met [slachtoffer] in het ziekenhuis was, het was in ieder geval niet direct na de (laatste) ruzie, heeft gezien dat de benen van [slachtoffer] opgezwollen waren. Zij voelde dat er vocht in de knieën van [slachtoffer] zat. Ook voelde ze dat het kniegewricht van [slachtoffer] bewoog. Verdachte heeft de hand van [medeverdachte] gepakt om hem te laten voelen dat er vocht in de knieën van [slachtoffer] zat. [33]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
[medeverdachte] heeft op 6 april 2023 bij de politie verklaard dat verdachte op enig moment heeft verteld dat de benen van [slachtoffer] waren opgezwollen. [slachtoffer] wilde toen niet meer zelfstandig staan. [34] Hij dacht dat de benen waren opgezwollen door overbelasting. Verdachte heeft de benen toen gezien en heeft er niet aan gezeten. Verdachte zag het verschil niet en zei toen: “Okay als jij dat zegt dat de benen gezwollen zijn dan zal het zo zijn”. [medeverdachte] heeft verder verklaard dat hij nooit blauwe plekken bij [slachtoffer] heeft gezien. [35]
[medeverdachte] heeft op 8 mei 2023 bij de politie verklaard dat verdachte een keer zei dat de benen van [slachtoffer] waren opgezwollen, dat hij toen heel snel keek en niets zag. [medeverdachte] heeft toen tegen verdachte gezegd dat als zij dit zegt, het wel zo zal zijn en dat ze dan naar de dokter moest. [36]
[medeverdachte] heeft op 16 mei 2023 bij de politie nogmaals verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat de benen van [slachtoffer] opgezwollen waren en dat hij dat niet heeft gezien of gevoeld. [37]
De rechtbank acht niet geloofwaardig dat [medeverdachte] niet heeft gezien dat de benen van [slachtoffer] opgezwollen waren. De rechtbank volgt de verklaring van verdachte dat [medeverdachte] dit wel heeft gezien. Ook de verklaring van [medeverdachte] dat hij geen blauwe plekken bij [slachtoffer] heeft gezien acht de rechtbank in het licht van de overige bewijsmiddelen ongeloofwaardig.
Door niet tijdig en adequaat medische hulp in te schakelen en medische verzorging te onthouden terwijl dat noodzakelijk was, hebben verdachte een [medeverdachte] minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat door hun handelen en nalaten een concreet gevaar voor de gezondheid van [slachtoffer] zou ontstaan.
Dit alles maakt dat zij [slachtoffer] opzettelijk in een hulpeloze toestand hebben gebracht en gelaten en dat zij zich daardoor schuldig hebben gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde feit. Op basis van hun verklaringen komt de rechtbank verder tot het oordeel dat sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachten ook de vereiste lichamelijke verzorging of voeding aan [slachtoffer] hebben onthouden. De rechtbank zal verdachte daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4:
Op woensdag 29 maart 2023 is de woning van [medeverdachte] aan de [adres 2] binnengetreden en doorzocht. Uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingen valt af te leiden dat de woning op dat moment vervuild was en dat de omstandigheden zeer slecht waren om [slachtoffer] daar te laten verblijven.
De situatie op 29 maart 2023 is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende bepalend om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen. Aan de bespreking van de vraag of deze situatie een psychische mishandeling oplevert komt de rechtbank daarom niet toe.
Gelet hierop acht de rechtbank niet bewezen wat aan verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in de periode van 21 december 2022 tot 26 maart 2023 te Zwolle en/of te Dalfsen, tezamen en in vereniging met een ander, aan haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] -2022), over wie zij het gezag uitoefent en welke verdachte verzorgt en opvoedt als behorend tot haar gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten botbreuken in de rechter en linker bovenarm(en) en de rechter en linker bovenbe(e)n(en) en de rechter en linker scheen- en kuitbe(e)n(en), heeft toegebracht,
door meermalen (krachtig) aan de arm(en) en be(en)n(en), van die [slachtoffer] te rukken en/of te trekken;
2.
zij op één of meer tijdstippen in de periode van 21 december 2022 tot 26 maart 2023 te Zwolle haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] -2022), over wie zij het gezag uitoefent en welke verdachte verzorgt en opvoedt als behorend tot haar gezin, heeft mishandeld, door één of meermalen die [slachtoffer]
- in de arm(en) of de be(e)n(en) te knijpen en
- één voorwerp te gooien;
3.
dat zij in de periode 21 december 2022 tot 26 maart 2023 te Zwolle en/of te Dalfsen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een kind, [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] -2022), zijnde haar baby van 13 maanden tot wier onderhoud, verpleging of verzorging zij, verdachte, als moeder krachtens wet verplicht was in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten, door de vereiste/noodzakelijke/gebruikelijke (adequate)
(inschakeling van) medische hulp en medische verzorging te onthouden en (aldus) in een situatie gebracht of gehouden die voor de gezondheid van die [slachtoffer] schadelijk was of kon zijn.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 255, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
medeplegen van zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen en laten.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, te weten een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling en een ambulante behandeling. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een bewezenverklaring te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis zodat verdachte zo snel mogelijk in een zorginstelling kan worden opgenomen. Verdachte is bereid zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De raadsman heeft daarbij gewezen op de omstandigheden dat verdachte een verstandelijke beperking heeft, dat zij kwetsbaar is en dat zij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Verder heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat het maar de vraag is of verdachte bij een veroordeling in Nederland mag blijven.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich met haar toenmalige partner schuldig gemaakt aan de zware mishandeling van haar 13 maanden oude dochtertje. Tijdens ruzies hebben zij meermalen aan de armen en benen van het meisje getrokken waardoor zij tien botbreuken heeft opgelopen. Hierdoor hebben zij het meisje in een hulpeloze toestand gebracht en vervolgens gelaten door niet met haar naar een arts te gaan. Verder heeft verdachte haar dochter ook mishandeld door haar te knijpen en een telefoon in haar gezicht te gooien.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat zij dergelijk heftig geweld heeft uitgeoefend tegen een nog zeer klein, weerloos en kwetsbaar kind dat volledig van haar zorg afhankelijk was en juist door haar beschermd had moeten worden. Een dergelijke ervaring is voor slachtoffers van die leeftijd zeer indringend en brengt in het algemeen nadelige psychische gevolgen met zich mee, ook op langere termijn. Dergelijke feiten brengen in de maatschappij gevoelens van verontwaardiging en onrust teweeg.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 13 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van de Pro Justitia rapportage van 1 oktober 2023. In deze rapportage heeft de deskundige drs. M.C. Overduin, klinisch psycholoog, geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis (verstandelijk beperking), matig, met ernstige tekorten in de adaptieve vaardigheden, en dat haar intelligentie op het niveau van een 6- tot 10-jarige ligt.
Voorgaande beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Overduin adviseert verdachte de tenlastegelegde feiten daarom in verminderde mate toe te rekenen.
Overduin schat het recidiverisico hoog in als verdachte de zorg voor een minderjarig kind heeft. Verdachte is niet in staat zichzelf en haar kind voldoende veiligheid te bieden binnen een hectische relatie. Mocht verdachte geen directe zorg voor een minderjarig kind hebben, dan zal het recidiverisico aanzienlijk verlaagd worden.
Volgens Overduin is een op recidivepreventie gericht behandel- en begeleidingstraject binnen een in LVB problematiek gespecialiseerde setting met transculturele psychiatrische expertise aangewezen. Hierbij kan volgens Overduin gedacht worden aan een eerste aanzet binnen het Centrum voor Transculturele Psychiatrie van waaruit vanuit het forensische kader toegewerkt kan worden naar een reguliere instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Overduin adviseert om dit vorm te laten geven binnen de kaders van een reclasseringstoezicht met een (deels) voorwaardelijk strafdeel en een maximale proeftijd. Daarnaast adviseert zij een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 12 oktober 2023. De reclassering schat het recidiverisico voor de korte termijn laag in, omdat het slachtoffer op een geheim adres woont. De reclassering schat het recidiverisico voor de langere termijn als hoog in als verdachte weer de zorg voor een kind krijgt. De reclassering adviseert om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling en het meewerken aan ambulante begeleiding. Verder adviseert de reclassering een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Voor wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte neemt de rechtbank voormelde conclusie op de in de pro Justitia rapportage daarvoor uiteengezette gronden over en maakt zij de conclusies van de gedragsdeskundige tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar en houdt hier rekening mee in de strafoplegging.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijk strafdeel noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
Anders dan door de officier van justitie geëist en door de raadsman is bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank acht de geadviseerde bijzondere voorwaarden in praktische zin niet goed uitvoerbaar. Uit het rapport van de reclassering blijkt niet op welke termijn en in welke zorginstelling verdachte kan worden geplaatst. Hierdoor is onduidelijk hoe het eventuele behandel- en begeleidingstraject er precies uitziet. Bovendien is er een taalbarrière die het slagen van deze voorwaarden in de weg kan staan, en kan de verblijfsrechtelijke status van verdachte mogelijk ook een belemmering zijn voor het traject, aangezien dit traject zich over een ruime periode zal moeten uitstrekken. Hierbij neemt de rechtbank verder in aanmerking dat verdachte op dit moment al veel hulpverlening om zich heen heeft.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen, aangezien het maar de vraag is of het in de macht van verdachte ligt of zij de in dit kader op te leggen voorwaarden kan nakomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering. Op het moment dat verdachte voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld kunnen er eventueel voorwaarden worden geformuleerd om de in de rapporten geschetste problematiek aandacht te geven in de vorm van behandeling of anderszins.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam] heeft zich als bijzonder curator van [slachtoffer] gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen om immateriële schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De raadsvrouw van benadeelde, mr. C.E. Jeekel, heeft ter terechtzitting toegelicht dat het gevorderde bedrag met name ziet op het toegebrachte fysieke letsel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag van de benadeelde partij hoofdelijk dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat niet betwist is dat [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op het gevorderde bedrag van € 7.500,-.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 7.500,-.,
te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank stelt de ingangsdatum van de wettelijke rente vast op 25 maart 2023, Dit is de einddatum van de bewezenverklaarde periode.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 72 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 56 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair,het misdrijf:
medeplegen van zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 2,het misdrijf:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen en laten.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feiten 1 primair, 2 en 3): van een bedrag van € 7.500,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2023), met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 7.500,- (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 72 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.J. Sangers – de Jong en mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.
Buiten staat
Mr. C.J. Sangers – de Jong is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, onderzoek Fennek, met nummer ON1R023021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina’s 25 tot en met 42
3.Pagina’s 22 tot en met 24
4.Pagina’s 43 en 44
5.Pagina’s 22 tot en met 24
6.Pagina’s 45 tot en met 48
7.een schriftelijk stuk, te weten een forensisch medische letselrapportage met benoeming als gerechtelijk deskundige, opgemaakt door W. Duijst en H. Stigter, forensisch artsen op 6 juli 2023 (pagina's 6 tot en met 36 van het proces-verbaal relaas pro forma zitting van 2 oktober 2023).
8.een schriftelijk stuk, te weten een forensisch medische letselrapportage met benoeming als gerechtelijk deskundige, aanvullende vragen, opgemaakt door W. Duijst en H. Stigter, forensisch artsen op 8 december 2023 (aanvullend stuk).
9.Pagina’s 379 tot en met en 386
10.Pagina’s 387 tot en met 395
11.Het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling van 31 maart 2023, RC-nr 23-004423
12.Pagina’s 396 tot en met 411
13.Pagina’s 414 tot en met 430
14.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 12 december 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring
15.Pagina’s 297 tot en met 302
16.Pagina’s 304 tot en met 322
17.Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051, r.o. 2.4.
18.Pagina 12 en 13
19.Pagina’s 257 en 258
20.Pagina 261
21.Pagina 262
22.een schriftelijk stuk, te weten een rapport ‘forensisch medische expertise kindermishandeling’, opgemaakt door forensisch arts in opleiding V. Latour, onder supervisie van forensisch arts W. Duijst op 29 maart 2023, pagina’s 25 tot en 42
23.Pagina 292
24.Pagina 133, uit het verslag van opvanglocatie ‘ [opvanglocatie 2] ’ blijkt dat de bolderkar op 17 januari 2023 is geleend.
25.Pagina 401 tot en met 404
26.Pagina’s 318, 322
27.Pagina 329
28.Pagina 168
29.Pagina’s 381 en 382
30.Pagina’s 390, 391
31.Pagina 404
32.Pagina’s 419, 420, 424, 427
33.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 12 december 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring
34.Pagina 322
35.Pagina’s 318, 322
36.Pagina’s 329
37.Pagina’s 340