ECLI:NL:RBOVE:2023:639

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
ak_23_309
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor tijdelijk woongebouw voor statushouders in Deventer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 21 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning die op 6 januari 2023 is verleend voor het tijdelijk plaatsen van een woongebouw en bijbehorende voorzieningen voor statushouders aan de Frieswijkerweg 2 in Schalkhaar. Verzoekers, waaronder Platform Schalkhaar en Vereniging 'Westenberg Buiten', hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 14 februari 2023 behandeld, waarbij zowel verzoekers als verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Deventer, aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente Deventer onvoldoende onderbouwd heeft waarom het tijdelijke woongebouw geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat met zich meebrengt. Ondanks de bezwaren van de verzoekers, die onder andere wijzen op de onduidelijke communicatie en de impact op de omgeving, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De bouwwerkzaamheden zijn bijna voltooid, en de voorzieningenrechter achtte het niet noodzakelijk om het besluit te schorsen, aangezien de gemeente in de bezwaarfase nog de kans heeft om de besluitvorming te onderbouwen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede ruimtelijke onderbouwing bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral in het licht van de huidige asielcrisis en de druk op de woningmarkt. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft de uitspraak openbaar gedaan, waarbij tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/309

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

1
. Platform Schalkhaar, verzoekster,
2.
Vereniging “Westenberg Buiten”, verzoekster,
3.
[verzoeker]verzoeker,
4
. Bewoners Baarlekamp,verzoekster,
gezamenlijk aangeduid als verzoekers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: gemeente Deventer (vergunninghouder)

Inleiding

Bij besluit van 6 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevings-vergunning verleend voor het tijdelijk plaatsen van een woongebouw en bijhorende voorzieningen (twee jaar) aan de Frieswijkerweg 2 in Schalkhaar (kadastrale aanduiding Diepenveen, sectie D, nrs. 3847 en 4215) (toekomstig adres Spanjaardsdijk 43 in Schalkhaar).
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 14 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens verzoekers deelgenomen: [naam 1] en [naam 2]
(namens verzoekster 1) en [naam 3] (namens verzoekster 4). Namens verweerder zijn verschenen R. Mensink en M. Koops. Namens de derde-partij is E. Boere verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan
de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak,
op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Spoedeisend belang
3. Hoewel de bouwwerkzaamheden zich in het laatste stadium bevinden, zoals
de gemachtigde van de vergunninghouder ter zitting heeft toegelicht, ziet de voorzieningenrechter in alle omstandigheden van het geval voldoende aanleiding over
te gaan tot een inhoudelijke behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening.
Feiten en omstandigheden\
4. De gemeente Deventer heeft op 3 oktober 2022 bij verweerder een aanvraag ingediend voor de eerder genoemde omgevingsvergunning. Het woongebouw is een bestaand gebouw dat in onderdelen (units) wordt verplaatst naar de voorgestelde plek. Het woongebouw en
de andere onderdelen kunnen aan het einde van de instandhoudingstermijn eenvoudig gedemonteerd en verwijderd worden. Verweerder heeft de aanvraag getoetst aan het bestemmingsplan “Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel D”. Daarbij heeft verweerder geconstateerd dat het project niet voldoet aan de onderstaande artikelen:
-Artikel 13.1 onder a:
Ter plaatse van de functie “Asielzoekerscentrum” is een asielzoekerscentrum met de
daarbij behorende woonvoorzieningen toegelaten.
Een reguliere woonfunctie is niet toegestaan op het betreffende terrein (strijdig gebruik).
-Artikel 188.1.1 onder a:
Gebouwen mogen alleen ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” worden gebouwd.
De nieuwe gebouwen zijn buiten het bouwvlak gesitueerd.
-Artikel 188.1.2 onder d:
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak niet meer dan 1 meter mag bedragen.
Het hekwerk heeft een bouwhoogte van circa 1.80 meter.
Verweerder heeft besloten af te wijken van het bestemmingsplan met toepassing van Bijlage II, artikel 4, lid 11van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Verweerder is van mening dat het tijdelijke woongebouw voor statushouders geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving met zich meebrengt. Daarnaast vindt verweerder het maatschappelijke belang dat gediend is met deze tijdelijke voorziening zwaar wegen.
Er is sprake van een landelijke asielcrisis. Door het woningtekort stromen te weinig statushouders door naar reguliere woningen. Deze statushouders houden een plek bezet
in asielzoekerscentra. Deze woonvoorziening zorgt ervoor dat versneld 100 statushouders een (tijdelijke) woonplek krijgen, zodat er ruimte komt voor de opvang van asielzoekers. Verweerder is van mening dat de tijdelijke afwijking niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Standpunt verzoekers
5. Verzoekers voeren aan dat:
a. in strijd met de gemaakte afspraken verweerder eenzijdig heeft besloten tot huisvestging van de statushouders op het AZC-terrein puur en alleen op basis van het
feit dat een en ander het makkelijkst te regelen valt omdat er infrastructuur ligt;
b. verweerder jarenlang heeft nagelaten fatsoenlijke huisvesting te zoeken voor statushouders en geen enkele inspanning heeft gedaan om de 100 te plaatsen statushouders in reguliere huisvesting onder te brengen;
c. door onduidelijke en onzorgvuldige communicatie verweerder er fundamenteel aan heeft bijgedragen dat sprake is van een volstrekte onhelderheid en een verstoorde relatie met alle omwonenden zonder dat zij een inspanning hebben gedaan hieraan een verbetering aan te brengen;
d. de opvatting van verweerder dat er geen sprake is van onevenredige belasting op geen enkele wijze is onderbouwd en niet aansluit bij een breed gedragen maatschappelijk standpunt dat daarvan wel sprake is;
e. verweerder slechts verwijst naar een landelijke asielcrisis en geen enkele ruimtelijke onderbouwing heeft aangedragen voor de afwijking van het bestemmingsplan;
f. de garantie dat na maximaal twee jaar de situatie weer in de oorspronkelijke staat terug wordt gebracht niet of niet voldoende terug wordt gevonden in het besluit.
Standpunt verweerder
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag voorziet in het tijdelijk plaatsen van een woongebouw en bijbehorende voorzieningen voor een periode van twee jaar op
het terrein van het COA met 72 onzelfstandige woonunits voor 1 a 2 personen. Het woon-gebouw zal gedurende twee jaar gebruikt worden voor het huisvesten van maximaal 100 statushouders. Deze statushouders vallen niet onder de verantwoordelijkheid van het COA. Het woongebouw, inclusief bijbehorende parkeerplaatsen, wordt afgesplitst van de rest van het AZC-terrein en krijgt een eigen ontsluiting aan de Spanjaardsdijk. Er wordt gebruik gemaakt van twee bestaande uitritten. Het bestaande hekwerk wordt hierbij verplaatst.
Het gaat om een reguliere woonfunctie in een woongebouw met gedeelde voorzieningen. Dit gebruik past niet binnen de regels van het bestemmingsplan, aangezien het bestemmingsplan enkel de functie “Asielzoekerscentrum” mogelijk maakt. Voor deze periode van twee jaar is dus sprake van een afwijking van het bestemmingsplan, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Verweerder is van mening dat de voorgestelde activiteiten zonder onomkeerbare gevolgen kunnen worden beëindigd. Volgens het bestemmingsplan mogen er alleen gebouwen gebouwd worden binnen het bouwvlak.
Op de beoogde locatie is geen bouwvlak aanwezig. De plaatsing van het woongebouw is dus in strijd met de regels van het bestemmingsplan. De locatie bevindt zich achter op het AZC-terrein, naast het rijksmonumentale poortgebouw evenwijdig aan de Spanjaardsdijk. Het woongebouw is gesitueerd in een L-vorm, en bestaat uit twee bouwlagen met een plat dak. Bij de zoektocht naar een geschikte plek voor een tijdelijke woonvoorziening voor statushouders op het AZC-terrein, is deze plek als beste naar voren gekomen. Belangrijk daarbij is dat deze locatie zelfstandig te ontsluiten is, maar niet in de directe nabijheid van woningen van derden ligt. Gezien het maatschappelijk belang van deze voorziening en de tijdelijkheid vindt verweerder het in deze specifieke situatie acceptabel dat het woongebouw op de voorgestelde plek wordt geplaatst.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
Eenzijdige besluitvorming/locatie gekozen op grond van reeds aanwezige infrastructuur
7. In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat het COA en de gemeente Deventer een aantal bijeenkomsten hebben gehouden om omwonenden en andere geïnteresseerden te informeren over het besluit om statushouders op het azc-terrein te gaan huisvesten.
Daarbij zijn meerdere zorgen en bedenkingen naar voren gekomen en voor zover mogelijk heeft de aanvrager daar rekening mee gehouden bij de verdere uitwerking van het (bouwplan).Tegen de aanvraag om omgevingsvergunning zijn geen zienswijzen ingediend. Op grond van het voorgaande volgt de voorzieningenrechter verzoekster niet in hun stelling dat de besluitvorming eenzijdig heeft plaatsgevonden.
Ruimtelijke onderbouwing
8. Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, voor zover hier van belang, bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel
of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
9. Artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2°, van de Wabo bepaalt dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
10. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven van mening te zijn dat het tijdelijke woongebouw voor statushouders geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat in de omgeving met zich meebrengt. De tijdelijke omgevingsverordening is niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening, aldus verweerder. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder deze mening niet nader heeft onderbouwd. Gezien het feit dat zich op het terrein reeds een AZC bevindt en verzoekers terecht hebben gewezen op reeds de aanwezigheid van onder meer een groot psychiatrisch centrum binnen de gemeente (Brinkgreven) had verweerder nader moeten onderbouwen waarom de komst van 100 statushouders (meest alleenstaande mannen), geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat met
zich mee brengt. Daarbij dient verweerder te betrekken hoe de sociale veiligheid in de directe omgeving van het terrein van de locatie wordt gegarandeerd en wordt geborgd nu
dit evenmin uit de stukken blijkt. Dit geldt eveneens voor de stelling van verweerder dat de Spanjaardsdijk voldoende capaciteit heeft om de extra verkeersbewegingen van het aantal toegenomen bewoners te kunnen verwerken. Dat deze conclusie wordt onderschreven door de verkeersadviseur van de politie acht de voorzieningenrechter onvoldoende nu hiervoor ook de schriftelijke onderbouwing dus ontbreekt. Vanwege de hiervoor genoemde gebreken aan de ruimtelijke onderbouwing is ook de door verweerder gemaakte belangenafweging onvolledig en onvoldoende gemotiveerd. De voorzieningenrechter ziet hierin echter onvoldoende aanleiding het primaire besluit te schorsen nu de bouwwerkzaamheden reeds bijna voltooid zijn (op de schil na) en verweerder in de bezwaarfase nog de gelegenheid heeft zijn besluit alsnog van een goede ruimtelijke onderbouwing te voorzien. Daarbij zal het woongebouw niet eerder dan in mei 2023 in gebruik worden genomen en het besluit op bezwaar zal dan al zijn genomen, aldus verweerder. Er is geen reden daaraan te twijfelen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.